Ll/pWl voriWÓU L=> Wat blieft?" riep Tommy. Op 't hooren van de taal, die hij in een vroeger tijdperk had moeten spreken, ging de man in 't Duitsch voort „Ze zitten allemaal op jullie te wachten, ze hebben toch zeker betaald Maak maar een beetje voortWaar wachten jullie op Maar terwijl hij hen aankeek, begon er plotseling ambtelijke twijfel in hem op te duiken. Het ongeduld van de dertig of veertig boeren, die op hun voorstelling wachtten, had zich op hem overgeplanthij was het moe, de menschen tot kalmte aan te manen, en was naar den wagen gekomen, om de luie acteurs naar buiten te halen. De figuren echter, die hij nu in het halfduister van den woonwagen zag, maakten geen erg Zigeunerachtigen indruk. Bovendien schenen de twee zich niet heel zeker van hun zaak te voelen. „Kom er eens uit," beval hij wantrouwig. „O joei," zei Flox, zooals de heer Spitz altijd deed, wanneer hij een brief over belastingzaken ontvangen had. Zij aarzelde. Ook Tommy aarzelde. „Kom er uit," zei de veldwachter nog eens. „En 'n beetje gauwan ders kom ik er in." Flox en Tommy gaven er de voorkeur aan, hem buiten den wagen te woord te staan. Zij waren niet gesteld op verdere ontdekkingen. Er zat niets anders op. De dikke trok een geweldig dienstboek uit zijn zak en ging ijverig aan een potlood staan likken. „Wie bent u Tommy zuchtte. „Thomas Quint, Amerikaansch staatsburger." De veldwachter kneep het eene oog toe. Een Amerikaan Dót Zoo onnoozel waren ze in Tsjecho-Slowakije niet. Amerikanen hadden een auto, en in ieder geval een schoonen boord en een zindelijk pak kleeren aan Zoo heelemaal ongelijk had hij niet. Maar Tommy had zich in geen drie dagen kunnen verkleeden en wat de zaak nog bespottelijker maakte onder zijn overjas droeg hij nog zijn smoking, vanwege het theaterbezoek. In de dorpen, die hij tot nu toe was doorgekomen, had hij zich natuurlijk niet lang kunnen ophouden, maar bovendien was er daar ook geen fatsoen lijk costuum te krijgen geweest. Hij had zich moeten bepalen tot het aan schaffen van een breede grijze das, die de winkelier in Tschuschkowitz hem met een minachtend lachje voor vier kronen gelaten had. Grijs Wie droeg er nu een grijze das Maar het ding was zoo breed, dat het 'n groot stuk ver borg van het ontzettend verkreukelde overhemd. De veldwachter schreef naam en geboortedatum en geboorteplaats met een zeer wantrouwig gezicht in zijn boek toen hief hij den hoekigen schedel weer op, waaruit boven den baard een vleezige neus ver naar voren stak, en vroeg „En wie is die persoon „Deze dame, meneer de wachtmeester, is mejuffrouw Georgina Winter, uit Berlijn." Dame Dame uit Berlijn De gewapende macht bekeek eens kalm het meisje, dat voor hem stond in een costuum van vuile grijze vodden. Ze kregen hier in Wochowitz niet alle politieberichten uit Praag, maar het leek hem tamelijk zeker, dat er een verzoek tot aanhouding van dit jonge paar moest zijn uitgevaardigd. „Hebben jullie papieren?" vroeg hij, en het verwonderde hem met in het minst, dat zij als uit één mond met „neen" antwoordden. Tommy zuchtte nog eens. In gedachten maakte hij eenige keeren aan stalten, om den beambte omtrent den waren toestand in te lichten. Maar ten slotte zweeg hij toch maar. Hij begreep, dat de dappere nooit van zijn leven ook maar de helft zou kunnen gelooven, van wat hij hem zou moeten vertellen. Het was nog een geluk, dat het edele klaverblad achter in den wagen het niet in zijn hoofd kreeg, spektakel te maken. Als de veldwachter daar die drie vond, geboeid, waren zij niet alleen landloopers, maar ook straatroovers, en vóór dan alles opgehelderd was, prijkte hij met een grijzen baard. Flox echter had een idee. ,Weet u wat u doet, wachtmeester? Laat ons doodgewoon over de grens'zetten naar Duitschland, waar we thuishooren. Dan hebt u geen last van ons u bent van de verantwoordelijkheid af, en alles is in orde." De veldwachter klapte zijn boek dicht, stak het weg, haalde een rood- blauwgeruiten zakdoek te voorschijn, gebruikte dien luidruchtig en sprak Dat zou je zeker wel willenWie weet, wat jullie uitgehaald hebben. Voorïoopig neem ik jullie in hechtenis onder verdenking van landlooperij. Ik zou maar kalm meegaan." Veelbeteekenend greep hij naar het gevest van zijn sabel. Mq 12 Tommy keek Flox aan, Flox keek Tommy aan. En toen zuchtten zij beiden. Uit de schouwburgtent der Zigeuners waren boeren te voorschijn getre den die keken toe bij de arrestatie, en liepen een eindje mee. Dat was een grootere sensatie dan het heele circus, daar begonnen ze tóch niet te spelen. „Kunnen we van 't politie-bureau naar Berlijn laten telegrafeeren, wacht meester?" „Loop nou maar kalm door. De rest komt allemaal vanzelf." Zij hadden het dorp al spoedig bereikt. Uit alle huizen staken hoofden naar buiten. Het gerucht was den misdadigers verre voorafgegaanuit een der hui zen trad een dikke heer, die den veldwachter een zwaarwichtigen sleutel overreikte. Zij gingen verder. Tot zij voor een eigenaardig hoog en smal houten ge bouwtje stonden. Onderaan was er een buitengewoon groote deur, die door den veldwach ter met den sleutel geopend werd. „Ga maar binnen 1" „Watwat is dat hier?" vroeg Tommy ontzet. „Da's nogal duidelijk het brandspuithuisje. Wat anders "jawel, maaru zou ons toch naar 't politie-bureau brengen ,^Dat hebben we niet in Wochowitz, daar moeten we voor naar Tschuschkowitz." „Dan verlang ik, dat we daar heengebracht worden riep Tommy. „We zijn geen misdadigers, meneer, al hebben we toevallig onze papieren niet bij ons. Ik eisch, dat we aanstonds voor den politie-rechter worden gebracht. We hebben haast. Er moet vandaag nog naar Berlijn getelegrafeerd worden! Er moet. „Houd je bedaard 1 Over vandaag hoef je niet eens te denken. Ik heb nog meer"te doen. Morgenochtend worden jullie verder getransporteerd, en dan kun je den politierechter in Tschuschkowitz zooveel vertellen, als je maar wilt. En maak nou maar gauw, dat je d'r in komt, verdikkeme." Achter den veldwachter stonden er een stuk of twaalf boeren. Er was niets te beginnen. Tandenknarsend volgde Tommy Flox in het spuitenhuisje. „Ik zal jullie op moeten sluiten," zei de veldwachter, „de eene vóór, de andere achter. Anders vernielen jullie me den boel maar. Er zijn er wel eens meer op mekaars schouders door 't raampje geklommen, als we er twee tege lijk hadden." Tommy begreep niet, hoe zoo'n ontsnapping mogelijk was. Hij zou in ieder geval tijd genoeg hebben, om te zien, of ze met list en geweld aan de macht der wet zouden kunnen ontsnappen. Hij liet zich dus maar kalm naar het achtervertrek brengen, waar emmers stonden en een paar slangen lagen, hoorde de tusschendeur sluiten en een minuut later de groote buitendeur. „Ben je daar, Flox?" riep Tommy door de deur heen naar de ruimte, waar de „groote" brandspuit stond. „Ja," riep het meisje met een benepen stemmetje. „Heb je iets om op te zitten „Ja," antwoordde Flox, „een stapel hout." „Proost," zei Tommy. Hij zweeg en keek rond, maar hij zag niets nieuws dan twee brandweer helmen. „Zouden we hier den heelen nacht moeten blijven riep Flox. Haar stem klonk minder beverig dan even tevoren. „Absoluutarme schat," beklaagde Tommy haar. ,,'t Is hier niet zoo prettig als thuis," zei Flox, „maar. „Maar ,,'t Is altijd nog beter, dan in dien wagen van meneer Filipescu." „Gelukkig," trachtte Tommy zich goed te houden. „Wat ik zeggen wou," begon Flox weer. Haar geluid klonk veel dichter bij klaarblijkelijk was ze vlak bij de dikke eiken deur gekomen. „Zou Fi lipescu „Maak je daar maar geen zorg over. Die geeft op 't oogenblik een voor stelling, net of er niets gebeurd is. Ik heb me eerst al verwonderd, dat hij zich heelemaal niet liet hooren, toen wij met den Sherlock Holmes van Wocho witz praatten hij had op allerlei manieren kunnen laten merken, dat hij er was maar nu begrijp ik 't. Hij was natuurlijk nog veel banger voor de politie dan wij. Reken er maar gerust op, dat hij morgenochtend een heel eind uit de buurt is." „Gelukkig." „Maar als we in Berlijn zijnKonden we tenminste maar telegrafee ren Wie weet, wat daar onderwijl gebeurt." Flox zuchtte. Tommy zuchtte. Toen gingen zij ieder op een stapel hout zitten, aan weerszijden van de deur. Dit gebeurde meer dan vierentwintig uren na het bezoek van Renée Malvy aan den heer Pietsch. Het was al twee dagen geledén, dat de oude heer Gulden te Davos over leden was. De opening van het testament was dicht op handen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 28