DtindaSatodijó VRIJDAG Edgar Magnussen slenterde langs den Kaiser- dam. Nu en dan bleef hij staan voor een etalage, en het leek, alsof hij die be keek. Maar zijn oogen zagen niets. Zijn bewegingen waren machinaal, zuiver werktuiglijk. Een vol uur liep hij de eindelooze straten door, en in plaats van gedach ten was er in zijn hersens een drukking, een doffe, pijnlijke drukking. Hij kon zich later alleen nog maar herinneren, dat hij op een bank in den Dierentuin had gezeten, maar hij had er geen flauw besef van, hoe lang dat geweest was. Eindelijk stond hij op, en reed naar hotel Adlon, naar Renée. Hij liet naar haar kamer bellen, of hij mevrouw kon spreken, maar het antwoord was of meneer even wou wachten, mevrouw was in conferentie met twee heeren. Die kwamen een halve minuut later de trap afeen magere, met mu- zikantenlokken, en een groote dikke, in overdreven verzorgde kleedingdien laatsten meende Magnussen al eens eer gezien te hebben. „Zoo, Magnussen," zei de dikke joviaal, terwijl hij op den jongen man toetrad. Hij scheen buitengewoon in zijn humeur te zijn, hij straalde. „U zult me misschien niet meer kennen Tieffenbach is mijn naam, Tieffenbach. Mag ik u even voorstellen? Meneer Porlitz, pianist." Magnussen boog even 't hoofd, en wou naar de lift gaan. „Waar wou u heen vroeg de impressario. „Naar mevrouw Malvy," zei Magnussen ongeduldig. Waar bemoeide die kerel zich mee De impressario fronste het hoofd. „Als ik u raden maggaat u liever niet," zei hij. „Mevrouw Malvy eh.... ik heb niet graag, dat mevrouw Malvy zich zenuwachtig maakt. Dat is niet goed voor haar kunst." Edgar Magnussen staarde hem aan. „Ik begrijp niet, waar u u mee bemoeit," zei hij. „U lijkt wel gek De heer Tieffenbach trachtte zich wat langer te maken. „Goede manieren zijn een heel nuttig ding, meneer Magnussen," zei hij statig. „U moest op dat punt heusch een beetje uw best doen. Wat mevrouw Malvy betreft die staat onder mijn directie, sedert een half uur. We hebben voor Zuid-Amerika afgesloten, een heel mooi contract, voor zes maan den, en langer als 't goed gaat met meneer Porlitz." Edgar Magnussen kromp onwillekeurig iets in elkaar, maar hij antwoord de niet. Het was zoo klaar als de dag ze had het al gehoord „Enfin, ik hoop dat 't u goed gaat, meneer Magnussen. En als u mevrouw Malvy feliciteeren wilt, doet u 't dan schriftelijk, ja 't Is 't beste, geloof ik, dat ze vóór de reis niet meer zooveel visite ontvangt. Bij een kunstenares komt alles op de zenuwen aan, meneer Magnussen, u begrijpt me wel. Moet u al weg Nou, adjuus.. 29 JULI 1932 BESLUIT. Bobby Liechtenstein streek zich de lichtblonde haren van het voorhoofd. Zijn oogen stonden zoo rond als die van een karper. „Tommy, beste kerel, ik moet heusch zeggen.. „Zeg maar niets. Je weet nog niet naif, wat schrikken is. Wij zijn geschrok ken, toen we hoorden, dat de oude heer al lang dood was, en dat vandaag 't testament geopend zou worden. Ik had zijn geld niet noodig, en Flox ook niet. Maar anderen wel en ik wou dat tuig in ieder geval de pret niet gunnen, dat ze 't gewonnen hadden. We hadden ons al voor we het wisten zoo hard gerept, als we maar konden. Maar die kalme dorpsmenschen lieten zich niet reppen, 't Was me een toestand, hè Flox 's Middags kwam het gelukkig toch zoover, dat ze ons uit het brandspuithuisje van WoWochowitz, of hoe dat vervloekte nest heet, naar Tschuschkowitz brachten (breek je tong niet) en daar vandaan weer naar Aussig. Maar ze bedankten er voor, naar Berlijn te telegrafeeren, de hemel mag weten, waarom. Misschien hebben ze ons voor spionnen aangezien. Enfin, ze hebben ons toch eindelijk, met twee dronken bedelaars samen, door de politie over de grens laten brengen. Toen kregen we nog een onverkwikkelijk uurtje op 't eerste Duitsche politie-bureau, en toen kon ik zien, dat ik kleeren kreeg, en naar Niedergrund gaan, om mijn wagen te halen. Een paar uur later waren we hier, en we kwamen precies op 't laatste oogenblikWe zouden een half uur te Iaat zijn geweest, als één van de huurders zich niet verlaat hadze moesten wachten op zijn handteekening onder 't contract met dien gauwdief. Meneer Magnussen, de neef, je weet wei, maakte zich met fabelachtige snelheid uit de voeten, toen hij Flox zag." „Wat zijn jullie met hem van plan „Niemendal. Hij is niet meer in Duitschland. Hij heeft bergen schulden achtergelaten. Ze denken, dat hij aan de Riviera zit. Hij was misschien een minuut of twintig de kamer uit, toen zijn mooie vriendin opbelde, Renée Malvy. Ik had die goeie menschen ondertusschen uitgelegd, hoe alles in elkaar zat, en ze waren allemaal dol opgewonden. Flox wou met alle geweld zelf naar de telefoon. Ze had nog een klein rekeningetje met die dame te ver effenen." „Dat begrijp ik." „Ja...! Dus ze zei: ,,'t Spijt ons werkelijk buitengewoon, mevrouwtje, maar u begrijpt wel, dat we toch maar liever zelf erven." Toen deed ze haar de hartelijke groeten uit het ziekenhuis in Niedergrund, van de heeren Sac- zewski en Roett, en tot slot kwamen er nog een paar kleine dingetjes, waar de edele weldoenster van de Mahrenholzstraat wel voor 'n dag of veertien ge noeg aan gehad zal hebben. En toen kregen we de groote vergadering bij den notaris. „En „De gevolgen zijn nog niet te overzien. Je zou alleen al een roman kunnen schrijven over de veranderingen, die je krijgt door die erfenis. De teekenaar Bleisenkel is van plan, eenenveertig jaar niet meer te werken. Zooveel tijd heeft hij wei noodig, zegt hij, om het geld uit te geven. Giesecke, die meneer van de posterijen, blijft stilletjes doorwerken hij zegt, dat hij anders met zijn leegen tijd geen raad weet, en mevrouw Manthey zegt, dat zijn vrouw hem niet den heelen dag thuis wil hebben. Maar zijn derde zoon mag nu dich ter worden. Juffrouw Kiessling gaat een kliniek beginnen. Ze is vroeger baker geweest, en nu wil ze wel eens directrice zijn ook. Een dokter heeft ze al." „En dan is er nog een huwelijk," zei Flox. „Wat zeg je riep Tommy. „O jade brave Siegfried Blutstein gaat met mevrouw Manthey trouwen. Al koopt ze ieder seizoen veertig nieuwe ja ponnen, dan brengt zijn huwelijk hem toch nog dertig procent netto winst op, zegt hij." „Da's ook een standpunt." „Mevrouw Winter koopt een buitentje in Beierenik ben niet meer van plan, in parfumerieën en toiletartikelen te gaan reizen „Tommy, rakker die je bent 1" „Niet boksen, Flox Goed, dan ga ik wèl. „Tommy, als je nu niet gauw. „Vind je dat ook al niet goed In ieder geval zijn we gisteren op het consulaat getrouwd „Wat 1" Bobby Liechtenstein sprong met beide beenen in de hoogte. „Zijn julliejullie tweeën ,,'t Is gebeurd, jongeling. Zal ik even voor je bellen om eens glas water?" „Hartelijk gefeliciteerd," zei Bobby, met een schaapachtig gezicht. „Ik ..ik heb me nooit goed kunnen voorstellen, dat je zou trouwen. Dat is bijna net zoo'n afschuwelijke gedachte, als wanneer ik zelfdat wil zeggen. nou jaje weet welik geloof bijnaik geloof werkelijk bijna, dat ik nog grooter ezel ben dan jij „Dat geloof ik ook," zeiden Flox en Tommy tegelijk. Maar toen trad Flox op hem toe en reikte hem de hand met een glimlach, die hem in zijn ongunstige meening over zichzelf nog versterkte. „En wat gaan jullie nu doen „We gaan volgende week naar Hamburg, en dan naar Madeira. Daar kan ik over drie weken mijn vader treffen. Ik heb hem een telegram gestuurd." „Jaik vind 't werkelijk.ja.Maar waar wonen jullie nu dan Toch niet meer in de Mah-Mahrenholzstraat „Tot nu toe wel. We hebben hier natuurlijk nog geen domicilie. Maar we gaan volgende week naar Hamburg, zooals ik je gezegd heb Bobby Liechtenstein straalde. „Kerel, dan heb ik een prrracht-idee Een kolossaal idee Weet je wat ik doe Ik laat „De blauwe logeerkamer in orde maken," zei Flox zacht. „Daar zijn we juist voor hier EINDE

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 31