SC///,' De zomervreugde brak weer los Langs wegen, zee, veld, duin en boscht De fiets wordt voor den dag gehaald, Mooi opgepoetst en goed gezaaid. Een vrije dag, hoera, hoezee, Al wie nog zingen kan, a zingt meel A En zeifis de beesten in de wei L Loopen er frisch en 1 \y vroolijk bij.I De zomerbloemen zijn Een vroolijk woord, een er weer blijde lach Voor dezen welgeslaag den dagl Met al hun bloesems jong en teerl

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 32