Een der eerste vereischten u »an een bel abt een u©t *lS 1 V'0°r Uitslag van de Prijsvraag voork. in den Premieroman „In Stilte Getrouwd" Zoo een hoek verschaffen wij 11, als abonné. tegen de uiterst geringe vergoeding van slechts 17^4 Ct., ingenaaid, of 70 ct.t in luxe prachtband. Vraagt erom bij onzen bezorger, agent of op ons Hoofd kantoor. Het is wederom een Garvice. maar wat voor een Garvice, een der beste boeken van dezen vruchtbaren schrijver dat men gelezen moet hebben|! Schaft u dus „DE HEBZUCHT VAN MR. CARTON" aan, vóór het te laat is en de voorraad uitgeput is I. DE TWEE TESTAMENTEN „Zeg me alstublieft de waarheid," sprak sir William knorrig, maar kalm. En toen de dokter even naar zijn strakke gezicht had gekeken, zei hij de waarheid. Een paar seconden stond sir Wiliiam roerloos, toen trok hij met de lippen en knikte. „Merci, Morton," zei hij rustig. „Ik dacht wel, dat 't erg was maar ik had geen flauw idee, dat 't zóó erg was." Al sprekend greep hij naar zijn hoed en stak de hand uit. „Enfin, ik heb 't goed gehad, op mijn manier. Anderen zouden er misschien niet veel aan vinden te veel werk en te weinig pleizier, zou menigeen zeg gen. Maar 't werk is pleizier geweest voor mij. Nee, ik heb niets te klagen. Nog eens bedankt. Adieu 1" Dokter Morton ging naar het raam, en keek de rechte, hoekige gestalte na, tot die uit het gezicht was hij haalde zijn schouders op en mompelde „Kranige oude heer, tot 't einde toe." Het rijtuig van sir William stond aan het einde van de bochtige dorpsstraat, maar hij gaf den koetsier een teeken, door te rijden, en ging te voet, met een vasten tred, den buitenweg op in de richting van Bram- ley Hall. De menschen, die hij tegenkwam, bogen of raakten hun hoed aan de gewone hulde der wereld voor stand, voorspoed en rijkdom. Op den rand van den heuvel, vanwaar de Hall, een prachtig ouderwetsch gebouw, zichtbaar was, bleef hij staan hij keerde zijn landgoed den rug toe, en keek lang en vast naar het rookwaas, dat boven een opeenhooping van fabrieksgebouwen en huizen hing. Want daar was zijn schat, en dus ook zijn hart. Toen hij begon, was hij als een der fabrieksjongens daar beneden opklimmend langs de ladder van het succes had hij het gebracht tot een adelstitel en een woning, die het verblijf was geweest van een oude, zeer aanzienlijke familie. Dikwijls had hij als jongen begeerig naar Bramley Hall gekeken, zonder te ver moeden, dat hij nog ooit heer zou worden van dat aristocratisch verblijf en van- alle landerijen, die er toe behoorden. En nu moest hij sterven. Met een vlug handgebaar, als ten afscheid, onderdrukte hij een zucht en klom verder, naar de Hall. De breede deur werd aanstonds voor hem geopend, want iedereen wist, hoe gevaarlijk het was, den meester te laten wachten sir William ging daarop de groote hal door en betrad een kleine kamer. De kamer was niet alleen klein, maar ook zeer een voudig gemeubeld een gewone houten tafel, gewone houten stoelen zonder kroontjes, en een groote brand kast in een hoek het leek meer een kantoor dan de zitkamer van een rijken baronet. Sieraden waren er niet. Er hing maar één schilderij met het beeldvlak naar den muur. Sir William liet zich neervallen op den harden bureaustoel, haalde diep adem en keek peinzend, met saamgetrokken wenkbrauwen, voor zich uit. Zoo zat hij bijna een half uur; toen stond hij op, liep langzaam naar het schilderij, draaide het om en bekeek het lang. Het was het portret van een jongen man een knappen jongen, met iets van de kracht van sir Wil liam in zijn gelaatsuitdrukking, maar met fijner trek ken en een gevoeliger mond, en oogen, waaruit een zekere adel sprak, en iets teeders, door den jongen overmoed heen. Het was het portret van sir William's eenig kind, zijn zoon Wilfred. En het was de oude geschiedenis twee sterke willen, die tegen elkaar botsten, zoodat de stukken er af vlogen. De vader had van zijn jon gen gehouden, wastrotsch op hem geweest maar hij had over zijn zoon willen heerschen, zooals hij ieder een beheerschte en Wilfred had te veel van zijn vader, om zich te laten beheerschen. Na de gewone, kleinere meeningsverschillen was de groote twist gevolgd, waarin de vader zijn zoon de deur had gewezen. De jonge man had hem een kans gegeven, want hij hield van hem, en aan de deur had hij omgekeken en met gebroken stem geroepen „VaderMaar sir William had zijn hart verhard en nu werd hij gestraft door de herinnering aan Wilfred's gezicht, door den toon van dat „Vader 1" Het was niet de eerste keer, dat verwijt hem aan greep en vaderlijk verlangen in hem opkwam en hij had naar Australië geschreven, naar de nederzetting in de wildernis, waar zijn zoon, blijkens nasporingen, verbleef maar er was geen antwoord gekomen, en het portret was tot nu toe omgekeerd blijven hangen. De vader had de hand uitgestrekt, Wilfred had die geweigerd, en opnieuw had sir William zijn hart verhard. Maar de dood maakt een eind aan allen twisten nu de oude man keek naar die halflachende lippen, dat open voorhoofd, die sterke en toch teedere oogen, verlangde hij zeer naar zijn zoon. Eindelijk wendde hij zich af, sloot de brandkast open, haalde er eenige papieren uit en spreidde die uit op tafel. Toen hij zoover was, werd er geklopt. Vlug vouwde sir William de papieren weer op en bedekte ze met een krant toen riep hij „Binnen". De deur ging langzaam open en een jonge man kwam binnen. Hij was lang en mager, zijn trekken waren veel scherper dan die van sir William, en zijn gezicht was van dien vorm, die gewoonlijk samengaat met donker haar en oogen. Het was een schrander gezicht men zou hem voor een advocaat of een schrijver gehouden hebben maar hij was de directeur der Bram- ley-mijnen, en een neef van sir William, de zoon van diens eenigen broer. Hij heette Hesketh Carton bij ontstentenis van Wilfred zou hij erfgenaam van den titel zijn. „Pardon, oom," zei hij. „Stoor ik u Ik had graag even het kassiersboekje." Zijn stem klonk diep en muzikaal, maar wat mager en scherp, en er sprak een zekere terughouding uit, evenals uit zijn gezicht. Sir William reikte hem het kas- siersbockje toe, trok het toen weer terug en keek Hesketh aan. „Neen, je stoort me niet. Ik wou je juist graag spreken. Ga zitten." Hesketh nam 'n stoel en wachtte kalm, met effen blik in het rimpelige gezicht van den ouden man kijkend. „Morton heeft me zooeven een onprettige boodschap gegeven," zei sir William nuchter. „Hij zegt, dat ik doodga." Heel even sloeg Hesketh de oogen neer, toen keek hij op met een blik van bezorgdheid en leedwezen. Ik u da's een heele schrik, oom," zei hij zacht. „Nee, toch niet o, bedoel je voor jou? Merci, Hesketh. Maar ééns moeten we allemaal dood, en zooals ik al tegen Morton zei, ik heb niets te klagen." „Is 't wel onvermijdelijk, oom?" vroeg Hesketh ernstig. „U zult toch wel anderen raadplegen een specialist uit Londen...." Sir William haalde de schouders op. „Totaal overbodig," zei hij. „Morton is knap. Hij heeft zich nog nooit vergist. En hij heeft me al voor jaren ge waarschuwd. Maar ik wou je spreken over zaken." Terwijl hij sprak, ging zijn blik naar het schilderij, en Hesketh, die zijn blik volgde, zag, dat het portret nu goed hing. Hij schrok niet, maar zijn wat dunne lippen kwamen wat strakker te zamen, en hij keek onmiddellijk weer voor zich. Ja ik heb natuurlijk mijn testament gemaakt," her vatte sir William, „of liever, twee testamenten." Hij trok de krant van de papie ren en legde daar zijn harde, spierige hand op. „In 'tééne 't lijkt me beter, dat je den heelen toestand kent, daarom vertel ik 't je heb ik alles aan jou nagelaten." Even vlamde 't gezicht van Hesketh, en zijn don kere oogen schitterden maar sir William keek ver strooid naar de papieren, en toen hij opzag, was de snelle blos geweken de oogen keken vast in de zijne en drukten enkel aandacht en ernstige belangstelling uit. „Ik heb dat gemaakt kort nadat Wilfred.... ver trokken was, en jij kwam. Maar eh.. mijn zoon is mijn zoon, en al heeft Wilfred zich misdragen, al blijft hij haatdragend en onverzoenlijkWeet je, dat ik hem geschreven heb?" vroeg hij met zachter stem. Hesketh schudde ontkennend het hoofd. „Ja, en hij heeft zich niet verwaardigd te antwoor den." „Misschien heeft de brief hem niet bereikt of 't antwoord kan zoek geraakt zijn," meende Hesketh. „Neen," zei de oude man. „Hij wós in dat plaatsje Mintona, waar ik heen geschreven heb. En er raken tegenwoordig geen brieven zoek, behalve in romans. Maar dat daargelaten. Ik heb hem vergeven. Misschien had ik evenveel schuld als hijOch 1" riep hij ongeduldig, „wat helpt al dat praten eigenlijk In ieder geval kan ik hem niet zonder meer onterven. Ik moet hem een kans geven." Hij zweeg en bleef zitten peinzen toen keek hij met een lichten schrik op en vroeg „Herinner je je Clyti- Bramley?" Hasketh boog het hoofd. Hij was bang, benieuwd, maar toonde er niet het minste spoor van. ,,'t Was over haar dat we woorden kregen," zei sir William. „Ik wou hem met haar laten trouwen." Even flitsten Hesketh's oogen. „Waarom vroeg hij. De oude man fronste de wenkbrauwen en beet op zijn lip. „Ik had verplichting jegens haar vader," zei hij. „Ik had 't land gekocht.... och, 't was volkomen eerlijk gegaan. Ja, da's zeker. Maar hij had moeilijk heden, en ik had hem geld geleend, en hem 't vuur aan de schenen gelegd." Hij lachte grimmig. „Ik zou 't natuurlijk direct wéér doen maar ik mocht 't meisje wel ik wou 't met haar goedmaken daar Maar mijn redenen doen er niets toe," viel hij zichzelf Als buitengewone attractie bevindt zich in dezen roman een prijsvraag aan welker goede oplossing 'n hoofd prijs benevens een aantal geldprijzen verbonden is. in de rede. „Wilfred weigerde." Hesketh keek naar den grond. „Hij kende haar nauwelijks, oom," zei hij. „Wat doet dat er toe? Hij had haar kunnen lééren kennen. Geen mensch kan een betere vrouw ver langen en ze was een dame, een Bramley Hij wei gerde vierkant, hij beleedigde mij en haar. Ik word nog woest, als ik er aan denk. Laten we er maar niet meer over spreken. Hij zal nu wel inzien, hoe 'n gek hij geweest is, denk ik. Hij zou nu wel gauw toe happen." Hesketh keek hem vlug aan. „Bedoelt u „Ik bedoel," zei de oude man, één der papieren aanrakend, „dat ik mijn geld en goed aan Clyte Bramley vermaakt heb." Hesketh sprong op en ging toen vlug weer zitten, op zijn lip bijtend van ergernis om dat gemis aan zelf- beheersching. „Op voorwaarde, dat ze met Wilfred trouwt. Als ze weigert, krijgt hij alles. Als hij weigert, krijgt zij het vruchtgebruik voor haar leven en daarna komt 't aan jou." Op verzoek van de Administratie der Holland- sche Bibliotheek, deelen wij hier den uitslag mede van het letterraadsel, hetwelk voorkwam in het premieboek „In Stilte getrouwd." De gevraagde woorden waren van I tot 2 ABRAHAM van 3 tot 4 BREKER van 5 tot 6 REKEL van 7 tot 8 AKER van 9 tot 6 HEL van 10 tot 4 AR Alleen 2 M De Hoofdprijs, een open eiken boekenkast, is bij loting ten deel gevallen aan den heer H. J. Collou, Wijk bij Duurstede. De overige prijzen, 12 rijks daalders, heeft het lot toegewezen aan de dames en heeren A. G. L. Panhuyzen, Pauwenlaan 2, 's Gravenhage M. Elzenaar, Kastanjestraat 8, Chevremont, (L.) Speckmann, Magdalenalaan 43, Hengelo M. Dalebout, Piccardstraat 50, Goes A. Brak, Alb. Cuypstraat 44, Zwolle; J. Muller, Nieuwsteeg 39, Hoorn van Kooperen, Hoogensteenweg 49, Breda; G. G. Drenth-Hui- zinga, H. W. Mesdagstr. 40, Groningen; L. van Dommelen, Marnixlaan 82, Amersfoort; Jos. Nusselein, Rijnkade 41, Arnhem; A. J. de Block, Pretoriastraat 5, Leeuwarden; J. S. de Waard, Paul Krugerstraat 12, Assen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 26