J \J r* LOUISE KINGSTON
-^/.mnln.'nnn onto Atn I n nan li nal/ cf mui WQC T
Als het verkocht had moeten worden, wat Yang droeg Yang, de Roth
schild der Chineezenwijk van zijn gewatteerde schoenen af tot het
smoezelige oude mutsje toe, dan had het nauwelijks een pond opge
bracht, en nieuw had het nog geen drie pond gekost maar er was stijl en
karakter in zijn diepgegegroefde gele gezicht en de oude handen, die haar
donker-zijïge haar streelden de juweelen van haar haarspelden schitter
den, als zij zich bewoog, en boven het eene teere rose oortje stak een bosje
heliotroop, boven het andere een tuiltje viooltjes waren de handen van
een man, die wist te heerschen over anderen.
Wat Perzikbloesem droeg, zou heel veel hebben opgebracht, als het ver
kocht werd. Haar wijde, lichtgroene pantalon had Yang O meer dan twintig
pond gekost, het borduurwerk op haar lang, mantel-achtig bovenkleed eenige
malen dat bedrag want een borduurkunstenaar in Kanton had er meer dan
drie jaren geduldigen arbeid aan besteed de knoopjes van dat kleed waren
diamanten een blauwe, zoo blauw als een gentiaan, een rose als een wilde
roos, een sneeuwwitte maar de lichtstralen, die er uit schoten, waren licht
groen en karmozijn rood en haar schoentjes waren bezet met parels en topa
zen en de parels waren niet klein, of „made in Japan", maar uitgelezen uit
de rijkste oesters van de bedden van Ceylon. En al was Perzikbloesem zelf
minder schoon dan de arme Chineesche jongen, die haar vereerde, haar vond,
zeer aantrekkelijk was zij in ieder geval.
De kamer was gezolderd en gelambrizeerd met uitgesneden sandelhout
tafels en stoelen en bankjes (zwart teakhout,waarin draken stonden uitgesne
den en kantachtige bloemmotieven) waren alle ingelegd met paarlemoer
paarlemoer, dat glansde in het schijnsel van het haardvuur en bloosde in de
laatste zonnestralen,die binnendrongen door de ramen met de kralen gordijnen.
Een dozijn lampen kostbare, lantaarnvormige lampen hing laag
neer van de sierlijke zoldering een god (of een godin dat zou ook Yang zelf
niet hebben kunnen zeggen) zat in den „hoek van vereering", een nis, die Yang
in den muur had laten aanbrengen het was een afzichtelijke godheid van on
schatbare waarde, en er stond een reuklamp voor die langzaam rookte, tus-
schen twee kleine koperen bloempotjes de eene bloem was een camelia, de
andere een klaproos beide kunstbloemen, leelijk. Er stond een kamerschut
van uitgesneden jaspis, en een tweede van dik-geborduurde rijstzijde er
hingen wandspreuken aan de muren een vogel, die naar den toeschouwer toe
scheen te vliegen, en het oude principe, dat aan alle rassen gemeen is „Wees
goed en gij zult gelukkig zijn"maar dan in een meer Chineesche zinswending
uitgedrukt, met de penseelvegen van het Chineesche „schrift", dat op zichzelf
al een versiering is. Er waren kussens voor de kleine voetjes van Perzik
bloesem, en kussens, waarop zij liggen kon haar pijpen, met juweelen bezet,
lagen op haar ivoren rooktafeltje haar borduurraam stond bij het venster,
en een groote porseleinen vaas, die in een hoek stond, was No. 2.
een hcele villa in een deftige wijk waard.
„Wat wil je, mijn bloem herhaalde Yang.
En toen zei ze het hem, terwijl zij met haar handen een van zijn handen
omkneld hield zei hem, dat het haar wensch en haar verlangen was, dat hun
dienaar Hung No hen vergezellen zou naar de Stad van de Gouden Poort
naar San-Francisco.
Yang O -luisterde toe, zooals hij naar alle menschen en naar alle dingen
luisterde, met groot geduld, zonder uiterlijk iets van ongeduld of ontevreden
heid te toonen.
En toen zij had uitgesproken, legde hij de hand weer op haar hoofd, en hij
glimlachte vriendelijk, toegeeflijk, terwijl hij sprak.
„Mijn dochter, spreek mij niet meer over die zaak. Zij is afgedaan
En hoewel hij nog glimlachte, en met een van haar haarspelden speelde,
begreep Perzikbloesem, dat het nutteloos zou zijn, nog meer te zeggen en
bovendien wreed voor Hung.
Tegenover zijn dochter had Yang O niet het minste blijk van toorn ge
geven het scheen bijna, alsof hij volstrekt geen beteekenis hechtte aan haar
vraag maar die avond bracht voor Hung No een kastijding, misschien nog
erger dan hij er ooit een gehad had. Het gebeurde niet dikwijls, dat Yang O
toegaf aan de ondeugden der blanken sterken drank raakte hij maar zelden
aan maar er waren dagen, dat een van zijn geheimzinnige belangen (hij had
er vele) hem in het gezelschap bracht van zeekapiteins, die lang en stevig
konden zitten drinken mannen, met wie hij minstens één „glaasje in vriend
schap" moest drinken, als de „zaken" gelukken wilden, die hij op 't oog had
en als Yang O één flinken slok had gebruikt, verlangde hij naar een tweeden
verlangde hij met een verlangen, dat machtiger werd dan hij, zooals het bij
velen gaat.en dat werden dan ontzettende dagen voor Hung No.
Laat in dien middag, nadat Perzikbloesem haar verzoek gedaan had, trok
Yang O naar een ander deel van Londen, om een „mooi" en netelig zaakje te
regelen met een ouden kapitein, een Schot die moest een zending opium
meebrengen, en Yang O kwam thuis met een gisting in zijn aderen en „bloed"
in zijn oogen.
Hij struikelde over Hung No, die even lag te rusten, en weer nam hij den
jongen achter in den nek, en droeg hem met een zekere katachtige voorzich
tigheid naar de kamer achter het restaurant.
Hij sloot de deur.
En toen sloeg Yang O hem, tot er geen leven meer scheen te zijn in het
lichaam van den jongen, en tot het vuur van den alcohol was uitgebrand in
de aderen van den ouden man.
Toen, afschuwelijk grijnzend, ging Yang O zijn restaurant weer in, en
wijdde zich genoeglijk aan het bezwendelen van zijn klanten. Hij was een be
gaafd „koopman", die oude Yang O. En altijd glimlachte hij, nooit verloor
hij zijn zelfbeheersching, nooit ver
hief zich zijn stem tegenover een
klant, die nog geld uit te geven of
te verspelen had. De Chineezen
hebben een oud spreekwoord „Wie
geen glimlachend gezicht heeft,
moet geen winkel openen". Yang O
bracht dat oude Chineesche voor
schrift in practijk.
Het was al vroeg in den mor
gen, een grijzen, triestigen morgen,
toen Hung No „bijkwam", en toen
duurde het nog lang, eer hij zich
kon bewegen.
Het was Yang O, die hem
eindelijk in beweging bracht, en
wel met zijn voet.
Zonder een woord te spreken
overhandigde hij Hung een beurs
en een papiertje, waarop bevelen
geschreven waren, en buiten, in
het naargeestige eerste daglicht
van die donkere, smerige straat, las
Hung No die opdrachten, en be
merkte hij, dat hij werd uitgezon
den om de laatste voorbereidselen
te treffen voor de reis van Yang O
naar San Francisco.
Hij moest biljetten koopen
voor passage op een der groote
stoomschepen -biljetten voor
Yang O, voor Perzikbloesem en
voor haar oude amah, Min Li en
er kwam geen oogenblik iets anders
op in het pijnlijke hoofd van Hung
No, dan regelrecht naar het scheep
vaart-bureau te gaan en daar met
öfi 10(6 dooi on6 land.
AAN DE WAAL BIJ ZUILICHEM.