üfi mi> dooi ons land
No. 12
VRIJDAG 19 AUGUSTUS 1932
365
WAALWIJK, HET CENTRUM VAN HET
LANGSTRAATSCHE INDUSTRIEGEBIED.
stiptheid de bevelen van Yang O uit te voeren. Maar hij permitteerde zich écn
vertraging. Hij ging naai Sin Fat Sin den apotheker en liet zich voor zijn
eigen geld opfrisschen en opknappen. Want hij kon niet zoo gehavend, ge
schramd en bevuild op het scheepvaart-bureau aankomen, hij, die kwam als
dienaar van den vader van Perzikbloesem. Hij verlangde er naar, Yang O te
vermoorden hij bedacht soms al plannen in die richting maar zoolang
Perzikbloesem woonde in het huis van Yang O, wou Hung No zijn meester
niet tot schande strekken.
Maar toen het gebeurd was, en hij de biljetten in de hand had, en hij aan
den datum dacht hoe nabij die was, en wat die voor hem beteekende
begon zijn brein te werken, ingespannen, ijverig.
Precies een maand na dezen dag zouden zij gaan en voor den eersten
keer in zijn heele leven, voorzoover hij het zich kon herinneren, zou hij ge
scheiden worden van Perzikbloesem, zijn „zuster", en hij zou niet in staat
zijn, haar te omgeven met zijn toewijding
Langzaam ging hij terug naar de straat van zijn vreugde en ellende, maar
toen hij eindelijk dicht bij het restaurant was, ging hij niet aanstonds naar
binnen, om rapport uit te brengen van het resultaat van zijn boodschap, maar
sloeg een zijstraatje in, al was hij er zich van bewust, dat hij hierdoor waar
schijnlijk een nieuwe afstraffing zou oploopen en toen hij een open piek be
reikte, waar wat gras groeide en een paar vervelooze banken stonden, en waar
kinderen hun best deden om te spelen, ging hij zitten niet om te rusten,
maar om na te denken.
Hij zat zeer stil, en keek voor zich uit, alsof hij met staren in de ruimte
middelen en wegen zou ontdekken.
Zijn oogen stonden pijnlijk van onvergoten tranen, en misschien was dat
maar goed, want de pijn van die tranen hielp
hem de pijn van zijn wonden te vergeten.
Eindelijk gingen zijn oogen dicht. Hij zag
zichzelf weer terug in China, als kleinen jongen,
zoo jong, dat hij bijna niet zeggen kon hoe oud
maar hij zag opnieuw voor zich al die warme,
gouden visioenen der kindsheid die aan
doenlijke beelden, die des te bekoorlijker wor
den, omdat zij half vergeten zijn, des te schooner,
omdat het zoo onwaarschijnlijk is, dat zij ooit
vervuld zullen worden
Hij keek naar vlinders, die opfladderden
langs een eeuwenouden muur, hij luisterde
naar den klank van Chineesche stemmen, die
gesproken hadden door millioenen jaren heen,
hij ving het zachte gekabbel op van een gezwol
len rivier tegen de zijden van een traag voort
glijdende jonk.
China
Maar dan Perzikbloesem
Hij deed de oogen open en keek voor zich
uit. Een jonge man en zijn meisje waren plotse
ling verschenen, hij wist niet van waar, en zij
stonden dicht bij elkander, met een onverholen
innigheid, die een ontzetting was voor Hung's
Chineesche oogen, maar die vol schoonheid was
voor zijn gekwelde, hongerige ziel en voor zijn
martelende verlatenheid.
Zij hadden lief.
Zij waren zeer arm Dat wist hij. Het was
duidelijk te zien aan de kleeren van den jongen
man en van het meisje ook. Hij, Hung No,
hoe een armzalig wezen hij ook was, had stapels
van die kleeren kunnen koopen voor een paar
van de dollars, die hij verstopt had in den vun-
zigen kelder van Yang O. Maar zij hadden lief!
En hij hij zou nooit mogen liefhebben.
Dat was hem ontzegd. Zijn paradijs was door
een onverbrekelijkcn slagboom afgesloten.
De normale menschenziel in hem kreunde
bij die gidachte en in dat oogenblik kwam
er in zijn hart een haat, zooals hij nog nooit te
voren gekend had. leder vuur is aangestoken
met 'n kleine vlam. Het gezicht van de liefde
tusschen die twee nederige zielen op dat kleine
stukje Londensche leelijkheid was het vlamme
tje, waardoor het vuur van Hung No's haat
oplaaide.
Hij zag terug over de jaren, tot een zekeren
dag, waarop hij als kind, midden in dien razen-
den gruwel van vlammen en zwaarden en bloed
de Boksers waren losgebarsten en gingen op
het ergst te keer had voortgesukkeld achter
de hielen van Yang O, langs den kant van een
met bloed bevlekten weg, den dag, dat Yang O
de oude Min Li en de kleine Perzikbloesem (de
baby) had gered van de roovers, die moordden
en vernielden en roofden van Peking tot Hankow
En sindsdien had Yang O voor hen allen
gezorgd als men achttien jaren wreed
heid tegen Hung No „zorgen" kon noemen. Maar de broeiende haat
schoot op tot vlam in de ziel van Hung No, want hij besefte bij dien te
rugblik, zooals hij het tevoren nog niet beseft had, dat Yang O hem met de
zelfde teederheid had kunnen grootbrengen, als hij het Perzikbloesem gedaan
had. Hij had hem kunnen opvoeden als een zoon, en niet als een hond of een
slaaf, dan had hij, Hung No, Perzikbloesem nu mogen aanzien met de
oogen van een gelijke, en
Maar neen, nooit 1 Zij had in haar kinderjaren over hem gesproken als
over een broeder zoo lief was zij maar hij begreep, dat die woorden enkel
uit de kiesche medelijdendheid van haar ziel hadden kunnen voortkomen.
Voor haar kon hij nooit iets anders zijn dan een slaaf, iemand uit een andere
wereld, en dus.. Weer keek hij op hij zag, hoe de twee onder den nood
lijdenden olm elkaar kusten zij die gelijk waren, die één waren van afkomst
en van zin.... Hung No huiverde.
Over een maand ging Perzikbloesem weg. Dan had hij niets meer. Mis
schien zou hij haar nooit terugzien. Dat kon men nooit weten. Menschen stier
ven als vliegen in dat Londen, waar geen warmte was en geen hulp.
Yang O moest boeten. Zijn uur was geslagen.
En Hung No zat te overleggen in zijn gele brein, hoe hij Yang O,
zijn meester, het beste straffen kon hoe hij hem het felste
straffen kon.
En omdat hij een Chinees was, en omdat zijn lijden een groote bitter
heid en geslepenheid had gebracht in zijn denkwijze, stelde hij zich niet zoo
iets onhandigs voor als een mes, dacht hij niet aan zooiets goedkoops en ge
nadigs als vergif moord was zijn weg niet maar met een plotselinge opwel
ling van helsche vreugde dacht hij aan het geheim van Yang O.