No. 12 VRIJDAG 19 AUGUSTUS 1932 383 (Foto Publishers' Photo Serviccl ire* oan niet. ZEILSCHEPEN IN DE HAVEN VAN TUNIS. groette ik hein, een beetje onzeker weliswaar. Maar ik vermoed, dat hij daaruit opmaakte, dat ik hem herkend had. Dus wachtte hij, tot ik in de spreekkamer werd geroepen en trok er toen kalmpjes tusschenuit." We waren nu bij de zes-en-twintigste straat gekomen, en ik moest hier afslaan. Maar mijn vaag half herkennen van den man bleef me dwars zitten, en ik besloot, hem niet te laten gaan vóór ik had uitgevonden, wie hij was. „Ik vraag me af," zei ik, „of ik met betrekking tot u óók niet een der gelijke vergissing gemaakt heb als u met Pomeroy. Uw stem komt me zoo verbazend bekend voor. Daarentegen herinner ik me uw gezicht heelemaal niet." „Dat is heel verklaarbaar," zei hij. „Ik ben Carlton Stancliffe." Carlton Stancliffe maar natuurlijk. Het was onbegrijpelijk dom van mij, dat ik dat niet geraden had, daar ik hem toch van 't eerste oogenblik af voor een tooneelspeler gehouden had. Maar het was geen wonder, dat zijn gezicht mij geheel vreemd voorkwam, want karakterrollen waren zijn specialiteit, en zoo vaak ik hem op het tooneel had gezien minstens wel 'n dozijn malen had hij er nooit twee keer hetzelfde uitgezien. Ik noemde mijn naam, en zei hem, hoeveel genoegen het me deed, hem te hebben ontmoet. Toen voegde ik er gedachteloos bij „In welk stuk treedt u op 't oogenblik op, mijnheer Stancliffe Hij glimlachte een beetje droevig. „Ik geloof, dat ik mezelf liever in den verleden tijd had moeten voorstellen. Ik was Carlton Stancliffe. Met deze nerveuze keelaandoening van me ben ik zoo goed als dood, hoewel ik tijdens Dr* Marshall's behandeling hoop koesterde op een verrijzenis." Zijn gedachten gingen weer terug naar het onderwerp, dat ons zoo geheel vervulde, en hij mompelde „Het moet een bijzonder barbaarsche moord zijn geweest, maar ook een zeldzaam belangwekkende." „Hebt u eenige theorie?" vroeg ik, „nu Pomeroy van de baan is?" Hij aarzelde. „Nu ja," zei hij, „maar ik zou die liever niet hardop uitspreken, vóórdat gebleken is, dat 't wat méér dan een bloote theorie is." Ik begreep hem maar al te goed. Ik had een gevoel, alsof dat ellen dige net van omstandigheden en vermoedens zich opnieuw om mijn ge dachten samentrok. ,,'t ls daarbij nog zoo'n zeldzaam sympathieke, frissche jonge kerel," voegde hij er peinzend bij. Daarna wenschte hij me ernstig goeden nacht, en ging verder de Avenue af. Ik stond al met mijn huissleutel te morrelen, vóór ik me met eenige verbazing rekenschap gaf van de laatste woorden van den heer Stancliffe. Ik had Dr. Armstrong nooit ontmoet, maar toch, ik weet niet waarom, le ken die woorden ine niet op hèm te slaan. Ze klonken eerder als een be schrijving van Jack. En waar zou de tooneelspeler den assistent van den dokter ook gezien kunnen hebben Ik trok mijn sleutel weer uit het slot, zonder hem om te draaien, en be sloot inplaats daarvan bij Jeffrey aan te kloppen. Ik dacht met een half ironisch glimlachje aan zijn beweringen bij ons gemeenschappelijk maal, en vroeg me af, wat er wel gebeurd zou zijn, als hij in de gelegenheid was ge weest, den avond in mijn gezelschap door te brengen. Zou hij de politie heb ben aangeraden, Pomeroy in vrijheid te stellen, en zou hij met beschuldi- genden vinger hebben gewezen naar een van de andere personen, die ik ontmoet had sedert we samen het avondblad hadden gelezen Allen hebben we dagen of uren in ons verleden, die zóó scherp in onze herinnering staan gegrift, dat we over geen enkel détail in onzekerheid ver- keeren. Zelfs de meest onbeduidende bijzonderheden blijven ons in de fel ste belichting voor den geest staan. Zóó is voor mij de dag die volgde op den dood van Dr. Marshall. Dien dag moest het onderzoek van den coroner plaats hebben, en vanaf het oogenblik, dat ik de zittingzaal in het Paleis van Justitie binnenging tot het uur van bevrijding sloeg, doorleed ik één lange, kwellende nachtmerrie. Die snelle wisselingen, dat onophoudelijk dobberen tusschen hoop en vrees, tusschen overtuiging en twijfel, tusschen ontzetting en voorbijgaande opluchting, was meer dan iemand, wien de oplossing van het mysterie zóó ter harte ging, kon verduren. En de meest ontzenuwende schok van alle, de meest verbijsterende en onvermoede verrassing wachtte me, toen ik eindelijk het gebouw verliet, en mezelf vermoeid troostte met de gedachte, dat het nu tenminste voor 't oogenblik voorbij was. 't Was het soort van dag geweest, dat ik niet graag voor de tweede maal zou beleven. Toen ik met Madeline en Jack de stad doorreed op weg naar het Paleis van Justitie had ik haar gewaarschuwd, dat ze zich moest voorbereiden op alle kwellingen der publiciteit, die vindingrijke journalisten voor haar zouden kunnen uitdenken. De zaak Marshall was de hoofdschotel van den dag, en alwie erbij betrokken was, moest dat aan den lijve ondervindon. Natuurlijk zou de arrestatie van Pomeroy en de voorgeschiedenis daarvan, waarover de ochtendbladen uitvoerige bijzonderheden hadden gehad, voor 't oogenblik de hinderlijkste aandacht nog wel even afleiden van de weduwe en haar stiefzoon. Maar dezen wisten zelf niet, hoe zwak die barricade was, en hoe spoedig ze zou bezwijken. (Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 31