ALS DL ex*#1- D -■ - 'V i v •:'AxL A* WÏ.Qi, - ■PöggPL AJtó^ c 1 v S>:>"I r/- T-^&C "Pr^P1»* LvÖ^L riï.-.'4?7 A V- - y■- -\ 4 i, «v^- A w*¥j$||F *J,^'-~v^a- /.Jï' M V"-ï Lv' -V •"- A .K De velden getuigen van overvloednu de oogst weer daar is. Lewedorp) soort straf, waardoor men met opeenge klemde lippen heen moet. Men raffelt zijn werk af, let niet op kwaliteit en kwantiteit, haast zich alleen maar om klaar te komen. Maar toch is het niet altijd zoo geweest. Er moet een zuivere arbeidsvreugde heb ben bestaan in vroeger tijden, anders ware nooit het arbeidslied spontaan ontstaan, waarin het rhythme van den arbeid stoer opklinkt. Onze oudste voorzaten, de Ger manen (en wellicht ook hun voorzaten) ken den het lied van den arbeid, dat de lasten lichter maakte en de werkers wist aaneen te binden door een sterk saanihoorigheids- gcvoel. Er is een lied, opgeteekend door den heer V. Oosten te lerseke, dat in hartstochtelijke bewoordingen spreekt van arbeidersleed en arbcidersonrccht, een lied dat een felle schilde ring geeft van toestan den, die we nog niet zoo lang geleden op het platteland vonden. Het werd door een eenling geschreven, maar vertolkte zeker het leed van velen. Zoo als vele dingen, is het als volkslied verloren gegaan en dit werd zeker in de hand gewerkt door de verbetering, die gaan deweg in het leven der arbeiders intrad. Neen, de tijd, dat de arbeiders, ook in Zeeland, gekookte aardappelschillen aten, is gelukkig voor bij, en hopelijk voor goed. Er is in onzen tijd eerder een teveel dan een te kort aan de meest noodzakelijke gebruiksmidde len. De velden getuigen van den overvloed, nu de oogst weer daar is. Zij getuigen van ijver en werk kracht, van zon en voorspoed. Zij getuigen mede Zij getuigen van werklust. Nieuwdorp Er zijn in 't leven van den mensch telkens terug- keerende perioden, gedurende welke hij ge grepen wordt door een arbeidsdrift, die tot een zingende vreugde wordt. Want de mensch zal werken, dit ligt in zijn aard en behoort tot zijn bestemming, en zelfs de meest volmaakte arbeids- techniek zal niet van de dagelijksche werkzaam heden kunnen ontheffen. Er is in onzen tijd allerwegen een tendens, om den arbeid voor vloekwaardig te houden, voor een Het geratel van de maaimachine en het geritsel van de sikkels klinken als 't lied van den arbeid over de velden. Wilhelniinadorp)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 8