USllKti OELËL
\B
\J v LOUISE KING
KINGSTON
door
Zoo da's tenminste duidelijk. Ga voort I"
„Op een verschrikkelijken dag, toen er over de paden bloed stroomde,
en de dorpen vlam waren, en zelfs de lucht vol gevaar stond, kwam
er over het pad van Yang O en zijn bevende slaafje een oude amah. Zij
was toen al oud, zwart van tanden en van ziel, en in haar armen droeg zij
een klein meisje weg van de verschrikking."
„Ja
„Perzikbloesem.
„Ja en, Hung No
„In China," zoo vervolgde Hung No, „worden de dochtertjes niet zoo
hoog "aangeslagen als de zoontjes, want op onze zonen rekenen wij Chineezen,
om ons eer aan te doen, als wij zelf vertrokken zijn naar den hooge van onze
zonen verwachten wij den eeredienst aan het altaar van onze voorouders,
en wij hopen door die vrome daden een welkom en de vreugde te vinden.in
het hemelsche huis van den Grooten Draak. Een vrouwelijke baby te vinden,
een klein, zwak hulpeloos meisje aan den kant van den weg, dat is géén
schat vinden wie dat vindt, vindt niets en wie het opneemt, aanvaardt
een last, een kleinen, nutteloozen, schreienden last. En Yang O stond gereed
om dat'meisje te dooden, en Min Li ook, wat lang niet kwaad geweest zou
zijn maar toen hij het kind op armslengte van zich af hield, en stond te
berekenen, hoe hij haar het beste treffen zou met zijn bloederige zwaard,
zag hij, dat het een kind was van het gehate blanke ras de vreemde duivels,
die de vloek waren van heel China. Neem het me niet kwalijk, mijnheer, maar
zoo werden ze toen door heel China beschouwd
De jonge dokter kwam bij de tafel vandaan, en trad dicht op Hung
No toe.
„Blank riep hij uit.
„Zoo is het, mijnheer en op haar arm de Kus van de Lelie 1"
"ja ja, laat dien Kus van de Lelie er maar af 1", riep Wilfred Harvey
uit. „Ik heb je toch goed begrepen bedoel je, dat de oude Yang O al die
jaren' een blank meisje bij zich heeft gehouden, en voor zijn dochter uit
gegeven „Perzikbloesem" noemde je haaris zij 't, die je bedoelt?
Groote hemel, Hung, dat had je niet zoo lang mogen verzwijgen, 't Is ver
schrikkelijk 1"
„Verschrikkelijk, mijnheer?"
„Een blank meisjedat in de handen van een Chinees gebleven is
van zoo'n Chinees 1"
De Chineezen zijn goed voor hun kinderen, mijnheer," vertelde de jonge
Chinees hem rustig.
Harvey schudde ongeduldig het hoofd.
„O ja, dat weet ik't is waar, ofschoon Yang jou niét gespaard schijnt
te hebben'; maar ga doordat wil zeggen, je zult eerst nog even terug
moeten gaan. Wat is er met dien kus van de lelie Wat is dat voor 'n ding
Wat beteekent het Wat heeft 't met de
geschiedenis te maken
Hung haalde diep adem.
„Op haar linkerarm, mijnheer, even
boven den elleboog, is de Kus van de
Lelie. Het is een klein rood vlekje, dat
precies den vorm heeft van een lelie, en
dat wordt in China voor iets buitenge
woon kostbaars aangezien. Een persoon,
die dat merk treeft, brengt aan het gezin
alle geluk. In China weten wij, dat de
bloemen een ziel en een geest hebben. U
lacht er om, dokter Harvey. U vindt ons
een dwaas, onwetend volk - soms heel
nuttig, als er hout gehakt of water geput
moet worden gele lastdieren, werk
ezels, valsche spelers, dobbelaars, be
driegers, misdadigers, die leven van
hondenvleesch en rijst en vol opium
zitten, en op z'n hoogst maar deugen, om
uw vuile goed schoon te wasschen, en om
uit den weg geschopt te worden, als u
ze tegenkomt."
De Chineesche stem trilde van aan-
groeienden hartstocht rustigen harts
tocht en Hung No, de slaaf van Yang
O, sprak tot Wilfred Harvey, doctor in
de medicijnen, als mensch tegen mensch.
„U kijkt op ons neer, u veracht ons, en
u weet niemendal van ons. Hier in deze
gemeene Chineezenwijk die niets op
China lijkt, dokter Harvey waar de
Engelsche dames nu en dan heenkomen
Ofi lub dacï ans land.
HOOGE HEEREN IN HET
JULIANAPARK TE UTRECHT.
onder politie-geleide, als het mode is om achterbuurten af te TSJq 3
loopen wonen er Chineesche geleerden, waar de wijzen van
uw groote museum in Bloomsbury niet meer dan schooljongens bij zijn,
mannen, wier voorvaderen al de sjerp droegen, toen de voorouders van uw
oudste en edelste families nog als naakte wilden rondliepen en Londen een
modderpoel was.
U lacht, als ik zeg, dat de bloemen hun eigen leven en bewustzijn hebben.
Maar wij Chineezen wéten, dat het zoo is. Uw geleerden zijn pas begonnen
te morrelen aan den grendel van een deur, die voor ons al duizenden
jaren heeft opengestaan. Zij beginnen zich nog maar pas te verwonderen,
en staan soms te snateren als opgewonden kinderen over dingen, die iedere
welopgevoede Chinees weet, en die al lange eeuwen bekend zijn onder de
Chineesche landbouwers. Viooltjes hebben lief en haten. Rozen twisten met
elkaar. Sleutelbloemen denken. Grasklokjes redeneeren en debatteeren.
Bloemen en hei en gras lijden."
„Groote genade zei de dokter.
Maar Hung No was nu eenmaal beginnen te spreken en als een Chi-
neesch eenmaal aan 't spreken is geraakt, is het even moeilijk, den woorden
stroom van zijn woelende gedachten tegen te houden, als een zwerm vliegen
met hun wazige vleugeltjes de kokende woede kan keeren van de „Gele Smart",
als het vloed is.
„Tweeduizend jaren geleden is er een hemelsche maagd neergedaald
uit den Perziktuin van de Godin 4es Overvloeds, om te kijken naar een
keizerlijke bruiloft want meisjes zijn nieuwsgierig naar zulke dingen,
zelfs de hemelsche godenmaagden en zij raakte met haar arm aan een braam-
tak, en voor zij hem verbinden kon, viel er een druppel bloed op de aarde,
en de dorstige, stoffige aarde op die kale plek, zonder gras en zonder planten,
dronk het bloed in. En toen werd die heele plek groen, en de menschen konden
gerst oogsten en klaver. En juist, waar dat eene droppeltje heilig bloed was
neergevallen, groeide er een lelie de kleinste, mooiste lelie van heel China.
Die groeit daar nog. Zij kan nergens anders groeien. De kleine leliebloem
is niet grooter dan de bloem van de wilde boon. Zij is welriekender dan sandel
hout. Er bestaat geen tweede bloem, die zoo rood is. Bij dat vlammende
rood is het karmozijn van een bruidssluier maar grijsachtig rose. Zij groeit
in den schoot van China, als een klein plasje hartebloed schuilt in een kom
van rookkleurigen amber. En nooit zal een van mijn landgenooten zoo'n bloem
plukken of beschadigen. Zelfs de vogels van China hebben er eerbied voor.
De veldmuis zal er niet aan knagen. De storm zal haar niet knakken. Chi
neesche kinderen zullen er niet aan trekken of plukken. De meisjes gaan
er heen met haar luit en maken er de zoetste muziek voor. En omdat wij
haar geschiedenis kennen, en er onze eer aan bewijzen de eerwaardige
bloedbloem van de dochter der heilige godin van den overvloed wordt er
ééns in iedere zeven jaren in China gewoonlijk in diezelfde provincie,
maar niet altijd want de goden hebben hun grillen een kind geboren,
met precies zoo'n klein rood leliebekertje in het jonge zachte vleesch en dat
i