ZlGË0%
No. 13
Een eigenaardig volkje, jat
altijd trekt en altijd reist,
dat dc wegen tusschen de
steden beter kent dan de
steden zelf, waarvan men
eigenlijk nooit weet waar
heen ze gaan, en waarom
ze nu naar stad zus en niet
naar dorp zoo gaan, dat
in sommige opzichten mis
schien ten onrechte, mis
schien niet) geen al te goe
den naam heeft, een volkje
waarvan vooral de kinderen
dikwijls treffen door een
eigenaardige schoonheid,
welke de gezellige, gemoe
delijke dichters van vroeger
bij voorkeur wilderoman
tische schoonheid" noemden.
Soms blijft de woonwagen
enkele dagen ergens staan
met een kleiner wagentje
wordt dan iederen dag de f A"\
omtrek rondgetrokken. I
Hoe weinig in getal en hoe onaanzienlijk de bezittingen van
de beroeps-trekkers meestal ook zijn, 'n paard hebben zij altijd.
Dat is dan ook onget*eer het eerste wat ze noodig hebben.
De keuken.