VEAGEN 'I t No. 13 A ltijd zijn er leden van de maatschappij geweest, die niet door het werk van hoofd of hand in hun onderhoud konden voorzien en moesten bedelen voor zichzelven en de hunnen. Onder hen zijn er ook. die niet willen werken; vooral in dezen tijd van crisis en armoede hoort men dikwijls beweren, dat men niet weten kan aan wien men iets kan geven en aan wien niet Als men echter niet met zekerheid weet, dat een gift niet goed is besteed, is het wellicht beter iets te geven Een treurig beeld van menschelijke ellende in Napels een vrouw die lucifers en prentbriefkaarten bij zich heeft, om voor de politie det schijn van bedelen te vermijden Straatzangers in Madrid Perzische bedelaar -landlooper. zoolang men geven kan. De ellende en vernedering dikwijls zoo groot, dat men beter een „in het water ge gooide" gift kan riskeeren. dan menschen ongetroost wegsturen die in hun nood en armoede ook nog harde woorden en onhartelijkheid moeten hooren, menschen zooals op deze foto's, welke wij niet publiceeren als een sensationeele demonstratie van menschelijke ellende, maar slechts om te laten zien dat overal op de wereld ongelukkige medemenschen zijn, die onze daadwerke lijke hulp noodig hebben. Bedelaar in Engelsch In die, die naar den aard van het land bij de huizen zijner rijke stadgenooten om aalmoes smeekt. Bedelaar in Mandsjoe- rije. die zijn blinden va der op den rug draagt

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 7