DOOR LESLIE H O M A N No. 14 Staande in de voorgalerij van zijn bungalow, tegen de helling van den heuvel, keek Jim Les ter naar de haven van Padokja, waar '11 uur te voren de mailboot was binnengekomen, toen de tele foon ging. Ofschoon hij een groote partij goederen van Singapore verwachtte, haastte hij zich niet. Zijn agent Bertie Smoulder zorgde immers voor het lossen. Trouwens, Jim haastte zich zelden. Hij was een groote, forsch gebouwde man, met een vriendelijk, gebruind gezicht en heldere blauwe oogen, die eigenlijk te jong voor zijn leeftijd van veertig jaar leken. Hij nam den hoorn van den haak. „Hallo, ben jij dat, Lester?" hoorde hij Smoulder's stem. „Hier, met Smoulder. Kan je misschien naar de haven komen Mrs. Wells is met haar man aan land gegaan, maar je schoon zuster is nog aan boord." Als er iemand op dat oogenblik in de eetkamer van de bungalow was geweest, zou hij gezien hebben, dat er een vreemde verandering over Lester's gezicht trok. Iets van verbijstering en vrees. Maar het was alleen zijn stem, die Smoulder bereikte, en die stem klonk volkomen beheerscht. „All right, Bertie. Ik kom direkt. Ik had haar niet verwacht, weet je wist er niets van. Heb je die consignatie voor me „Ja, dat is in orde. Mrs. Lester zei me dat je haar niet verwachtte. Ze is meegekomen met mrs. Wells om op de kinderen te passen, geloof ik, want ze konden geen nurse krijgen. Je broer schijnt een baantje in Singapore te hebben hij is niet meegekomen." Een oogenblik raakte Jim Lester zijn zelf- bcheersching kwijt. Hij wankelde even. Gelukkig hoefde hij niet meer te spreken, want Smoulder belde af. Even nog keek hij vaag voor zich heen toen, met een plotselinge beweging, ging hij naar zijn safe, ontsloot die en haalde uit een der vakken zijn particuliere correspondentie te voorschijn. Tusschen de brieven bevonden zich twee foto's, één van een jongeman, die veel gelijkenis vertoonde met Jim, behalve dat het gezicht veel jonger was. De tweede foto was die van een eenzaam plekje in California, waar tusschen pijnboomen een ruw kruis stond. Op de achterzijde van deze foto stond geschreven „Willy's graf", en een datum, tien jaar terug. Lester keek lang naar de foto's, vooral naar het jonge teere gezicht. Het was het meest tragische moment van zijn leven geweest, toen hij nog juist op tijd in het Californische kamp was gekomen om zijn jongeren en eenigen broer de oogen te kunnen sluiten.. Hij had Willy nooit over een vrouw hooren spreken, of dat hij getrouwd was maar dat was daarom natuurlijk even goed moge lijk. Jim sloot de papieren weer weg. Hij nam zijn tropenhelm en wandelde door de tuinen, den heuvel af, in de richting van de haven. Hij had nog niet besloten, wat te doen met die zoo onver wachte verschijning in zijn leven als een schoon zuster. Jim nam meestal pas besluiten, wanneer de moeilijkheid onmiddellijk vóór hem was. Er was een levendiger vertier dan gewoonlijk in de haven, want de boot van Singapore deed maar eens per maand het eiland Padókja aan, om mail af te geven en mee te nemen. Jim liet zich naar het schip roeien zoodra hij de ladder beklommen had, schoot Bertie Smoulder op hem af. „Hallo, Jim, daar staat je schoonzuster daar vooraan, bij de reeling. Ze weet niet goed wat ze doen zal, geloof ik. Je verwachtte haar niet, is 't wel Jim schudde het hoofd. Zijn kalme oogen hadden Bertie's aanwijzingen gevolgd. Hij zag een slank meisje, dat aandachtig naar het kleine stadje en de hooge bergketen daarachter keek. Een oogen blik stond hij verbluft. Hij had verwacht een min of meer brutaal vrouwentype te zien, dat een jonge man aan zich had weten te binden, niet deze een voudige en beschaafd uitziende jonge vrouw. Toen hij haar naderde, scheen zij bij instinct te voelen, wie hij was, want zij wendde haar blik af van de kust, en keek met wijd open, verschrikte oogen naar den grooten man, die haar naderde. Ze was klaarblijkelijk zoo bevreesd, dat zijn eerste impuls was, haar gerust te stellen, alsof zij een kind was. „Ik ben Jim Lester," zei hij, bemoedigend zijn hand uitstekend ,,'t is allemaal in orde ik ben gekomen om je af te halen." Maar terwijl hij nog sprak, vroeg hij zich verbaasd af, hoe dit meisje Willy kon gehuwd hebben, meer dan tien jaar geleden ze leek hem nu hoogstens vierentwintig jaar. Eenigszins aarzelend legde zij haar hand in de zijne. Met dezelfde bange oogen van zooeven zag zij hem aan, en haar woorden kwamen een beetje aarzelend. „Je weet dat Willy niet bij me is Hij heeft een betrekking in Singapore, bij Craig en Co. omdat hij je broer is. Hij had geen gele genheid meer om je te schrijven voor een intro ductie. Maar omdat ze jou goed kenden, hebben ze hem aangenomen." Niets aan Jim verried dat allerlei gedachten hem door het hoofd schoten. De situatie was dus anders dan hij dacht. Niet hij was bedrogen, maar het meisje. Maar waarom was ze zoo bang voor hem „Ik weet wel dat Willy niet altijd.... goed opgepast heeft," begon de jonge vrouw opnieuw te spreken, „en misschien had ik wel niet moeten komen. Maar mevrouw Wells had iemand voor de kinderen noodig, ze betaalde mijn passage en ze zei dat ik misschien wel werk in het hospitaal hier zou kunnen krijgen. Ik ben gediplomeerd, weet je. En daarom dachten we Willy en ik dat ik zoo lang zou gaan tot hij stevig in zijn nieuwe betrekking zit." Jim begon plotseling te glimlachen zijn gezicht veranderde er zóó door, dat de jonge vrouw zich afvroeg, hoe zij het eerst leelijk had kunnen vinden. Het leek niet op dat van Willy, maar het was vrien delijk en gaf vertrouwen. „Dat is in orde," zei hij zacht. „Ik ben blij dat je gekomen bent, al zal je je bij mij een beetje moeten behelpen. Ik heb nog nooit dames-logée's gehad." „Ik zou met mevrouw Wells mee gegaan zijn," zei het meisje haastig „maar hun bungalow was nog niet heelemaal klaar, en ze hadden geen kamer meer over." Jim knikte, ,,'t Is dus afgesproken dat je zoo lang bij mij logeert. Laten we meteen maar gaan, want het loopt tegen etenstijd." Hij zocht de bagage van Margaret zooals zijn schoonzuster hem gezegd had te heeten bij elkaar, waarna zij door de prachtige tropische baai naar den aanlegsteiger voeren. Op zijn voorzichtig gestelde vragen vernam Jim dien avond, dat Willy niet geschreven had om dat het plan aanvankelijk was, dat Margaret bij mevrouw Wells zou blijven. Willy had toegegeven, vertelde de jonge vrouw verder, dat hij en Jim in het verleden geen goede vrienden geweest waren omdat Jim wel eens schulden voor hem had moeten betalen. Het was dan ook wel wat brutaal van hem geweest, van Jim's naam gebruik te maken als introductie bij Craig en Co. Jim verviel daarna in een nadenkend zwijgen. Het was heel natuurlijk, peinsde Margaret, dat hij geen verdere vragen over zijn broer stelde ze waren immers zoo lang al van elkaar vervreemd. Zwijgend zaten zij een tijd naast elkaar in de schemerdonkere voorgalerij en keken uit over de prachtig aangelegde plantage langs de helling van den heuvel. Na de hitte van den dag streek een weldadige koelte over het tropische landschap. In het havenstadje, verder weg. schoten hier en daar de lichtjes aan. Voor het eerst verloren Margaret's oogen hun uitdrukking van vrees, en werden die van een gelukkig kind. Ze had opge merkt dat Jim zijn eigen kamer voor haar ont ruimd had. „Er is nog eén klein kamertje aan den achterkant van het huis," had hij haar op zijn vriendelijke en bedaarde manier verklaard, „waar vrienden van mij wel eens komen slapen. Daar kan ik het best in stellen." Een dankbaar gevoel doorgolfde haar, terwijl ze haar geringe bagage in de groote kamer had geordend. Tusschen zijn mail had Jim een brief gevonden van Craig en Co. maar deze loste het probleem van den bedrieger, die Margaret had gehuwd als zijn broer, niet op. De brief vermeldde eenvoudig, dat een jonge man met een referentie van een Bom- baysche firma bij hen had gesolliciteerd. Hij had opgegeven een broer van mr. Lester te zijn, maar hij had geen introductie van hem. Daar er een vacature was, hadden zij mr. William Lester aangenomen op de Bombaysche referentie. Wijl het hun echter niet bekend was, dat mr. Lester een broer in het Oosten had, zouden zij zich zeer verplicht gevoelen, indien hij wilde bevestigen, enz. Jim kon tusschen de regels door lezen, dat zij „mr. William Lester" niet zoo zeer genomen hadden op de aanbeveling van de Bombaysche firma, als wel omdat zij hem, Jim Lester, persoon lijk zeer hoogachtten. Toen Jim dien brief las, was er van den vriendejijken blik in zijn oogen niet veel over. „Hoe lang ben je getrouwd, Margaret?" verbrak Jim plotseling het zwijgen. Ondanks de toenemende duisternis merkte hij op dat zij bloosde toen zij antwoordde „Een maand." Hij knikte, maar die blos bracht hem aan het denken. Had deze dief, die Willy's naam gestolen had, haar misschien slecht behandeld Een maand getrouwd, en nu reeds voor een tijd van elkander Eensklaps kreeg hij een idee. „Heb je misschien een foto van Wjlly bij je vroeg hij, terwijl hij haar onderzoekend aanzag. Maar zij antwoordde onbevangen. „Ja, ik heb een kiek van hem, door iemand in Bombay genomen. Ik kende hem toen nog niet. 't Is een groep. Ik zal de kiek even halen." Toen zij met de foto terugkwam, knipte Jim het licht in de voorgalerij aan en vloog met zijn oogen over de groep, om een gezicht te ontdekken dat iets op dat van Willy zou kunnen lijken. Het was een bijzonder goed geslaagde foto van een pick-nickpartij. „Kijk, dat is Willy," zei Margaret, een jongeman op den voorgrond aanwijzend. Jim Lester keek aandachtig naar het gezicht bijna had hij zich door een uitroep verraden. „Goeie hemel I De schoft 't Is Don Stanley Nog juist bijtijds wist hij de woorden terug te dringen. Medelijdend keek hij naar het meisje naast zich, terwijl hij haar de foto teruggaf. Ze was dus het slachtoffer geworden van dien schurk van een Stanley. Een harde trek groefde zich 0111 Jim's mond bij de gedachte aan het jonge vrouwtje naast hem. Voorzichtig trachtte hij haar verder te ondervragen. „Willy wist niet dat ik jou zou ontmoeten," antwoordde zij. „Wij spraken iemand van dit eiland in Singapore hij zei ons dat je met verlof was. En omdat ik bovendien bij de familie Wells zou blijven, heeft hij er niet over gesproken dat hij me hier weer zou komen afhalen, om jou meteen te bezoeken. Maar als hij geweten had dat je nog hier was, zou hij dat zeker afgesproken hebben." Jim nam plotseling een besluit. Wat hij ook naar Craig zou schrijven, de jonge vrouw zou er niet onder mogen lijden. „Ik zou met een jaar verlof gegaan zijn, maar het is afgesprongen. Ik ben er blij 0111 achteraf beschouwd. Weet je wat Je blijft bij mij logeeren tot Willy schrijft dat je terug moet komen. Is dat afgesproken

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 19