436 VRIJDAG 2 SEPTEMBER 1932 No. 14 „Oh, Jim, mag ik dat werkelijk Je bent goed je weet niet hoe goed je bent." Haar stem klonk als die van een verloren kind, dat zijn huis weer gevonden heeft. De mailboot deed eens per maand Padokja aan op haar weg naar Singapore, om post en passa giers mee te nemen. Voldoende tijd dus om na te denken, welke stappen hij kon ondernemen. Hij had Don Stanley gekend vanaf zijn jongensjaren Don en Willv waren samen op school geweest en Don had zich altijd laten kennen als een minder waardig sujet. Later, na den dood van zijn broer, had |im hem nog eens ontmoet in San Francisco. Hij was toen zoo aan lager wal geraakt, dat hij hem geld gegeven had, omdat Don nu eenmaal een oude kennis was. Thans scheen hij naar het Oosten afgezakt te zijn, om daar óók weer zijn duistere praktijken uit te halen. Jim kon niet toelaten dat hij bij Craig bleef, en dan nog onder den naam van zijn eigen broer. Als Jim daaraan dacht, begon zijn bloed te koken. De hond, om den naam van zijn broer te onteeren Maar.Margaret. Wanneer Jim naar de jonge vrouw keek, terwijl zij zich door de bungalow en de tuinen bewoog, kreeg hij een vreemd gevoel. Ze was veranderd sedert ze op Padokja was ge komen. De verschrikte en ellendige blik was reeds lang uit haar oogen verdwenen, lederen dag leek ze er jonger uit te zien, opgewekter, gelukkiger. In de vrijgezellen-bungalow had zij wonderen verricht. Alles werd beter onderhouden zijn kleeren werden regelmatig versteld. Hij begon met eenige vrees te denken aan het oogenblik, dat zij weer uit zijn leven zou verdwijnen. Hoe moest haar korte huwelijk wel geweest zijn, dat zij zoo'n indruk van ellende maakte, toen zij op Padokja kwam Toen hij daaraan dacht veranderde zijn plan plotseling. De boot zou den volgenden *Yet van tiet. MAAN-NACHT OP DEN INDISCHEN OCEAAN. dag binnen vallen. Hij zou niet schrij ven naar Craig hij zou zelf naar Singa pore gaan, om de firma te spreken en Don Stanley. Hij kreeg een soort grimmig gevoel van genoegen, wanneer hij aan die ontmoe ting dacht. Dat hij persoonlijk naar Singapore ging, meer omwille van Margaret dan om de onteering van Willy's naam te voorkomen, wilde hij zichzelf niet bekennen. Hijmoest en zou zich over tuigen, hoe Stanley tegenover zijn jonge vrouw stond. Toen hij haar zijn besluit, naar Singapore te gaan, vertelde,zag hij dat zij verbleekte. Het versterkte hem nog in zijn voornemen. „Maar.... maar waar moet ik dan in dien tijd blijven, Jim T' haperde ze. „Hier blijven, en zoolang voor mij op het huis passen. Ik blijf ook zoo lang niet weg. 't Is maar een week naar Singapore en als ik met 'n vrachtschip terugkom, behoef ik geen maand op de mailboot te wachten." „Jim, laat mij gaan I is er iets met Willy „Jij kan mijn zaken met Wïfly niet doen, beste meid." Hij zag een merkwaardige uitdrukking over haar gezicht trekken een wanhopige, harde trek, bestemd, naar hij meende, voor haar echtgenoot. Hij verbeeldde zich «lat zij beefde. Meer dan ooit wist hij dat hij gaan moest. Het onderhoud met Craig en Co. nam niet veel tijd in beslag. „Wij zijn n zeer verplicht, rnr. Lester, dat u zelf gekomen is," zei de oude heer Craig, nadat Jim een en ander had verklaard. „Zeer verplicht, inderdaad. Wij hadden feitelijk al eenigen twijfel. Maar hij had zoo'n intieme kennis van uw familie, uw omstandigheden, enz. - ofschoon, ik moet bekennen dat hij zich hier behoorlijk gedragen heeft tot dusver, en een goede werkkracht is. Maar nu kan ik hem natuurlijk niet houden. Wilt u hem zelf misschien nog spreken „Ja, heel graag," zei Lester. „Liefst onder vier oogen." Mr. Craig gaf een korte order door de huistele foon. „Denk er om, mr. Lester," lachte hij bij het verlaten van 't vertrek, „dat u niet de wet in eigen handen neemt en tot handtastelijkheden overgaat." Het was Jim die even later, nadat „mr. William Lester" was binnengekomen, de deur dichtsloeg en er met den rug tegen ging staan. De binnen- gekomene draaide zich bliksemsnel om. „Wat, wat.... Jim Lester!" hakkelde hij. „Had je niet gedacht T' zei Jim opgewekt. „Ga eens zitten, Don, en geef me eens verslag van al de jaren, dat we elkaar niet gezien hebben." Stanley's smal, donker gezicht kreeg een leelijke loodkleur toen hij begon te spreken, kwamen de woorden moeilijk over zijn lippen. „Ik.... ik dacht.... dat je met verlof was," zei hij eindelijk. „Ja, ik heb Willy's naam aange nomen 't was mijn laatste kans. Ik wist geen raad meer als ik niet gauw een betrekking kreeg Jim ter wille van den ouden tijd wil je wil je niets tegen mr. Craig zeggen Ik heb dezen keer niets onbehoorlijks gedaan behalve dat ik jullie naam aangenomen heb." Hulpeloos keek hij den ander aan. „Dat is voor het oogenblik het minste," zei Jim kortaf. „Maar hoe sta je tegenover je vrouw „M'n vrouw Stanley keek zoo verbijsterd, dat Jim zijn adem inhield. Als dit comediespel was, was het voortreffelijk gedaan. „Ja, ja zeker je vrouw Margaret de jonge vrouw, die met mevrouw Wells is meege komen en zich mijn schoonzuster noemde." „Margaret Bedoel je Margaret Carr Maar daar ben ik heelemaal niet mee getrouwd ik kende haar maar betrekkelijk oppervlakkig. Ze is steno-typiste geweest bij Johnson van de rubber- beurs. Ik wist dat ze als nurse met een dame naar Padokja ging, maar ik zal hangen als ik verant woordelijk ben voor haar leugens. Dacht je. dat ik met haar getrouwd was „Stanley, denk er om, ik...." „Maar Jim, beslist, ik zeg je de waarheid. Ze wou zelfs niet eens veel van me weten. Ze is bij Johnson vandaan gegaan, omdat die haar lastig viel. Ik was zelf toen ook aan lager wal, maar het arme kind leed zoo'n armoede, dat ik haar een paar keer op mijn kosten heb laten eten. Daardoor heb ik af en toe met haar gesproken, en ik heb haar toen verteld, dat ik je broer was dat jij een goed baantje op Padokja had. Toen kwam die mevrouw Wells, die een nurse noodig had, en zij nam dat aan om zichzelf te redden. Maar ik had geen idee, dat ze met jou hetzelfde spelletje zou spelen." De verschrikte oogen van het meisje, haar smal gezicht, het haastig verhaal over haar huwelijk, honderd kleine dingen die hem verwonderd hadden, ze kwamen Jim alle voor den geest om Stanley's verhaal te bevestigen. Ze had voordeel van hem willen trekken, zooals Stanley eerst gedaan had. Later had ze zich geschaamd, en had naar het hospitaal willen gaan om haar eigen onderhoud te verdienen. Woede taaide in hem op. Even spoedig stierf zij weer weg, toen hij in den geest het gezicht van het meisje vóór zich zag. Een oogenblik voelde hij zich zelfs verheugd, dat ze hem bedrogen had dat ze niet getrouwd was met Stanley. „Kijk eens hier, Stanley," zeide hij zijn eigen stem klonk hem vreemd in de ooren „je kunt hier niet blijven, want ik heb mr. Craig al ingelicht. Maar ik wil je nog eens op de been helpen, als je teruggaat naar Californië. Wees verstandig, en begin daar een nieuw leven." Hij luisterde niet naar Stanley's dankbetui gingen, ontsloot de deur en vertrok. Vier dagen later, na Don Stanley weggeholpen te hebben, keerde Jim per vrachtstoomer terug naar Padokja. De boot was meer dan slecht en had twee weken noodig voor de reis in plaats van een, maar dit gaf hem tijd over de gebeurtenissen der laatste weken nog eens na te denken en tot een besluit te komen. In zeer gemengde gemoeds stemming tenslotte beklom hij den heuvel, waarop zijn huis stond. De bungalow was zonnig en gezellig en leeg. „Missy is gisteren naar het hospitaal gegaan," antwoordde zijn huisknecht, grinnikend van genoegen om den terugkeer van zijn meester „toen het telegram van den toean kwam." Lester had van een der kleinere eilanden op zijn terugtocht een kabelbericht gestuurd. „Hier is een briefje van de Missy." Jim las het in de voor galerij, ongeschoren en ongewasschen. „Beste Jim, De directrice van het hospitaal kon mij ge bruiken, en daarom heb ik besloten bij haar te gaan werken. Ik dank je erg hartelijk voor al de goedheid, die je me bewezen hebt. Margaret." Dat was alles geen enkele nadere aanduiding, maar haar vertrek bewees dat zij begreep, dat bii van alles op de hoogte was. Toch glimlachte Jim bijna, terwijl hij in zijn bad lag, zich schoor, en nadacht. Naar het hospitaal was ze vertrokken Wel, daar kon hij ook heengaan. Later op den dag, nadat de ergste hitte geweken

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 20