Het graan valt neer,
de maaier sterk
verricht met forschen
slag zijn werk
(Othene)
En zie, daar rijden
keer op keer"
de volgeladen
wagens weer.
(Breskens)
Maar toch: daar naakt het herfstweer al,"""-*
Voorspeld in veler blaren val.
(Schuddebeurs, Schouwen)
En schittert in het blozend ooft
dat menig eetfestijn belooft.
('s Heer Abtskerke)
Weg zomervreugden, duinen, zee,
We zitten weer bij 't kopje thee