Het graan valt neer, de maaier sterk verricht met forschen slag zijn werk (Othene) En zie, daar rijden keer op keer" de volgeladen wagens weer. (Breskens) Maar toch: daar naakt het herfstweer al,"""-* Voorspeld in veler blaren val. (Schuddebeurs, Schouwen) En schittert in het blozend ooft dat menig eetfestijn belooft. ('s Heer Abtskerke) Weg zomervreugden, duinen, zee, We zitten weer bij 't kopje thee

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 32