INI R UIIIL No. 15 VRIJDAG 9 SEPTEMBER 1932 455 DOOR CHARLES KINGSTON Tolin Graham voelde zich opgelucht, toen hij I in Glasgow in den trein stapte. Het kostte hem moeite om niet te gaan zitten lachen. Hij had maandenlang in angst gezeten. Voort durend had hij gevreesd, dat een detective zijn pols zou grijpen, en zijn dagelijksche binnenkomst op het kantoor was een pijniging geweest. Maar nu had hij den grouten stap gedaan met genoeg geld in zijn zak om naar 't andere einde van de wereld te komen, 't Was de eerste keer, dat hij zich prettig voelde, sinds hij die eerste vijf pond had genomen, zeven maanden geleden, 't Was Zaterdagmiddag ze zouden niet vóór Maandag merken, dat hij weg was. Graham had met de uiterste zorg zijn maat regelen genomen. Hij had zijn route zoo gekozen, dat men hem bijna niet zou kunnen nagaan en hij had een pas in zijn zak van een jongen man, die Henry Simpson heette en een kneveltje had. Glad geschoren was John Graham in den trein gestapt maar toen hij er te Carlisle uitkwam, leek hij op het portretje in de pas. Hij ging naar Liverpool en nam daar een eerste klas-coupé naar Londen. Hij keek met rustige zekerheid het compartiment rond. In den anderen hoek aan den overkant zat een oude dame met haar oogen dicht en aan 't andere eind van zijn bank een man van zijn eigen leeftijd en postuur, maar iets zwaarder. Prettig gezelschap leek 't hem niet. Graham leun de achterover en deed óók zijn oogen dicht. Maar slapen kon hij niet, want er kwamen herinneringen op. Hij vroeg zich af, hoe 't nieuws van zijn ver dwijning door zijn kennissen zou worden opgenomen 't Speet hem voor meneer Gregory, dat die zoo'n drieduizend pond kwijt was de oude man was altijd heel vriendelijk geweest maar all a hij kon zich de weelde van een voortvluchtigen kas sier veroorloven En Helen Somers.... Hij bloosde even, toen hij aan haar dacht. Enfin, zij was misschien nog beter af, als zij een ander trouwde. Maar 't prikte zijn trots, dat 't meisje, met wie hij een jaar verloofd was geweest, blij zou zijn, dat ze van hem af was. 't Was donker geworden. De trein rende voort. Graham deed zijn oogen open en schrok, toen hij zag, dat de andere man achterdochtig naar hem zat te gluren. Hij beefde en zijn rechterhand greep krampachtig naar de krant, die naast hem lag. Als 't maar geen detective was.De oude angst kwam weer in hem boven.... bleek zat hij te wachten, of de man met de strakke lippen hem niet zou toe fluisteren, dat hij een gevangéne was. Hij kon dien blik niet doorstaan hij spreidde de krant uit en begon te lezen. Een plotselinge gil van de stoomfluit deed hem opspringen met een kreet van schrik, dien hij tevergeefs door een spook- achtigen glimlach probeerde goed te maken. Tot zijn verbazing zag hij ook den vreemdeling opstaan en een verdedigende houding aannemen, en de oude dame werd wakker en deinsde achter uit. „Pardon meneer," stamelde Graham, en hij ging weer zitten. „Ik.... ik...." Twee van de drie personen in dien coupé hebben nooit geweten, wat er daarna gebeurde en het duurde een vol uur, eer John Graham bij zinnen kwam en merkte, dat hij in een greppel op zijn rug lag. Hij hoorde geschreeuw en geroep, hij zag lan tarens wuiven. Toen keek hij rond en zag drie spoorwagens liggen, in en over elkaar. Nog be greep hij niet goed, wat er gebeurd was. Dat kwam eerst, toen hij de hand had uitgestrekt en iets had aangeraakt en turend had begrepen, dat het een menschelijke gedaante was. Er ging een spoorweg- man met een lantaarn boven hem voorbij, en in de twee seconden, dat het licht scheen op het gezicht van den doode naast hem, herkende John Graham den vreemde, wiens argwanende houding hem zoo'n schrik had ingeboezemd. Hij zou nóg bang geweest zijn, als hij niet aan zijn veiligheid had moeten denken. Was hij ge wond Langzaam kwam hij overeind. Hij ging het beste afgegekomen hij vond het gezellig, en voelde zich heel prettig. Zelfs toen de Zondagskranten uit Liverpool kwamen per auto -bleef hij de hoofdpersoon. Op voorstel van een meisje, dat hem leuk vond, moest hij het verslag van de treinramp voorlezen. Hij begon, en onder 't lezen keek hij verder de kolom door. Toen zijn oogen zijn eigen naam za gen, schrok hij. „Onder de lijken, die herkend zijn, was dat van John Graham, kassier bij de firma Gregory te Glas gow. De politie deed bij die herkenning een vreem de ontdekking. Op het lijk werd een paspoort ge vonden ten name van Henry Simpson, en hoewel Graham Zaterdag nog met gladgeschoren gezicht werd gezien, bevatte de pas het portret van een jongen man met een knevel. Graham moet een valschen knevel gedragen hebben, toen die foto genomen werd. Er is naar Glasgow geseind en in teressante bijzonderheden worden verwacht." Hij deed erg lang over dit stukje, en zei daarna, dat hij zich nog niet erg wel voelde en liever naar zijn kamer ging. Hij gaf de krant aan een ander, en ging de gang in. Twee mannen stonden daar. De één was de her bergier. „Ah, bent u daar, meneer Lisle Deze heer wou u spreken." ToenjSprak de vreemde: „Bent li meneer Waveney Lisle „Ja zeker," zei Graham. Hij had even een flits van angst gevoeld, maar werd weer kalmer, nu hij merkte, dat zijn identiteit veilig was. „Meneer heeft gisteravond zijn naam in 't adres boek geteekend," zei de waard, die zijn best scheen te willen doen voor zijn gast. „Hij heeft 't geen oogenblik probeeren te verbergen. „Daar was ook geen reden voor," zei Graham rustig. „Bent u meneer Waveney Lisle, die tot gisteren morgen in hotel Royal te Leeds heeft gelogeerd ging de vreemde voort. Graham knikte. Dat adres had op de brieven in de portefeuille gestaan. „Dan ben ik verplicht, meneer Lisle", zei de vreemde, nader komend, „u te arresteeren u wordt gezocht wegens moord met voorbedachten rade." John Graham wankelde en zou gevallen zijn, als de herbergier hem niet bij den arm had gegrepen. „Ikik begrijp u niet," stotterde hij. „Bijzonderheden hoort u op 't bureau," zei de detective. „Wenscht u 't bevel tot inhechtenisne ming te zien Met een stem, die hij niet als de zijne herkende, begon John Graham de waarheid te vertellen. met de handen over zijn gezicht en hoofd, en toen hij de handen bekeek, zag hij er bloed aan. Toen bukte hij zich over zijn gewezen reisgenoot. Kwetsuren zag hij niet. Misschien had de schrik den dood veroorzaakt. Graham's brein werkte nu snel. Hij moest zijn plannen veranderen, want zijn wonden maakten de diensten van ten dokter noodig hij zou wel een paar dagen rust moeten houden, eer hij zijn reis voort kon zetten. Zijn papieren „bewezen", dat hij „Henry Simpson" was maar in een zie kenhuis, bij een dokter, kon zijn valsche knevel geen dienst doenen als hij dien knevel niet had, wekte 't argwaan, dat hij niet op 't portret in de pas leek dan zouden ze 't vreemd vinden, dat die Simpson zoo leek op John Graham, die gezocht werd wegens verduistering. Hoe kon hij verdwijnen ondanks zijn wonden en zijn zwakte Die vreemde man leek wel wat op hem en had geen knevel.. Snelbesloten ver wisselde hij met den ander van jas en vest en over jas. Toen klom hij tegen den dijk op en werd bij zijn arm gegrepen. In een herberg kwam hij voor de tweede maal bij. Een dokter met een vriendelijk gezicht sprak hem aan ,,U bent er gelukkig afgekomen, meneer," zei hij „Een lichte hoofdwond en een paar schrammen. Met een paar dagen bent u weer beter." Graham stond op en dronk uit het glas, dat de dokter hem gaf. „Ik ben morgen alweer beter," zei hij glim lachend. „Verspil trw tijd maar niet aan mij, dok ter. Er zullen wel ernstiger patiënten zijn." „Zijn er zeker." was het ernstige antwoord. „De express is op een goederentrein geioopen drie- en-twintig dooden en ik weet niet hoeveel gewon den." De goedronde herbergier diende eten op en zei „Uw slaapkamer is in orde, meneer. Wilt u even uw naam in 't register teekenen Daar is de politie hier nogal secuur op." John Graham had kunnen lachen, toen hij be dacht, dat hij den naam niet eens wist van den man, voor wien hij zich uitgaf. Hij keek in de por tefeuille van den doode, en ontdekte dat hij zich Waveney Lisle moest noemen. Het leek hem wel een goede naam. Hij schreef den naam in het boek, en wou naar boven. „Denk er om, dat ik niemand spreken wil," zei hij. „Zeg maar, als er reporters of zoo komen, dat meneer Lisle zich te ziek voelt om ze te ontvan gen." Toen hij op zijn slaapkamer kwam, doorsnuf felde hij de portefeuille. Hij kwam te weten, dat Waveney Lisle vrijgezel was, geld had, weinig vrienden en een opvliegend hu meur. Den volgen den ochtend aan 't ontbijt hoor de Graham, dat er dien middag een trein naar Liverpool zou loopen ten dien ste van dege nen, die goed genoeg waren om naar huis te gaan. Er waren veel menschen in de kleine ka mer en er werd druk gepraat. „Waveney Lis- Ie" werd van alle kanten ge feliciteerd hij was er ongeveer Dit is nog echt oud Amsterdam een ouderwetsch pothuis- je op een van de grachten, die Am sterdam mooi en be roemd maken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 7