°n"iisbai errieui Bijna ieder huisje i Zeeland gaat schuil achter weelderig opschietende VRIJDAG 9 SI PTEMBI-R 1932 (iaat het u wat hoog? Ja, de meeste menschen hebben geen tijd meer, om mooie dingen te zien. Want iets moois zien, een bloem, beteekent niet, dat men ervan weet te zeggen of zij rood qf blauw is, het beteekent, dat men tot haar wezen tracht door te dringen. En men hoeft geen artiest, men hoeft geen droo- mer of fantastisch mensch te zijn, om de bloemen anders te zien dan een tuiltje rood of groen. Im mers, ook de volksmond heeft de bloemen een karakter gegeven, wat blijkt uit de soort bloemen, die men bij bepaalde gelegenheden ten geschenke geeft. En is het vergeetmijnietje alleen door zijn naam niet reeds tot symbool geworden Kijk eens, wij zijn volwassen, nuchtere menschen, die geen tijd meer hebben om ons aan onze droo- merijen over te geven, nietwaar We hebben onze zaken en zorgen, en zijn al lang blij, als alles zonder te veel stoornis draait. Maar, daarbij en daardoor vergeten wij toch de simpele vreugden, die de natuur ons geeft. Wel nog zetten wij bloemen in vazen en hebben we eenige zorg voor onzen tuin. Maar we zijn niet meer als de kleine Johannes, die in een bloem de zuiverste belichaming van het leven zag, en er ge lukkig mee kon zijn. Toch, onbewust, ken nen en erkennen we de waarde van bloemen. En menigeen toch, die 's avonds moegewerkt thuiskomt, en, de kamer binnentredend, op de tafel een tuil weelderige bloemen ontdekt, blijft een oogenblik getroffen staan en voelt de aan wezigheid van het rijk van den droom, dat sinds het einde der kinderja ren vergeten is. Het kinderrijk, dat het rijk des dichters is en blijft, het rijk, waarin de bloemen welkom, onmis baar zelfs zijn als een kostbare verbeelding van een zuiver leven, ver van de beslommeringen der wereld, een rijk waaruit de stem van den dichter Het bloemenrijk is er een van den droom (De bloemisterij aan den Oostwal te Goes,) Ben versch bouquet plotseling te voor schijn kan treden Ik ween om bloemen in den knop gebroken, en voor den ochtend van hun bloei vergaan; Ik ween om liefde, die niet is ontloken, en om mijn harte,dat niet werd verstaan. Wie de dingen zoo kan zien en voelen, is 'n gelukkig mensch.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 9