No. 16 VRIJDAG 16 SEPTEMBER .1932 509
die rollen. De teekenaar is niemand minder dan uw vriend, Arthur Jeffrey.
Maar dat is toekomstmuziek althans het honorarium. Voor 't oogenblik
ben ik, of was ik tenminste tot vanavond, bijna ten einde raad. Wanneer u
meent, dat mijn diensten als detective iets waard zijn, ben ik erg blij."
Ik kon zijn aanbod niet zonder eenig protest accepteeren. ,,'t Is niet
behoorlijk van me, u iets dergelijks op te dragen. Ik kan eigenlijk geen gentle
man vragen, aan zulk soort van werk zijn handen vuil te maken."
„Mijn waarde jonge vriend," zei hij, „het was niet daarom, dat je aar
zelde het zélf onderhanden te nemen, maar alleen omdat je voelde, dat je er
persoonlijk niet geschikt voor zou zijn. Geloof me, ik ben erg blij, dat ik de
gelegenheid krijg, je van dienst te zijn. En wat dat vuilmaken van handen be
treft 'n mensch kan altijd handschoenen dragen, nietwaar
Met dat grapje lieten we het onderwerp verder rusten en spraken over
andere dingen, totdat we het punt bereikten, waar onze wegen uiteen liepen.
Toen werden we weer zakelijk en hadden een vriendschappelijke ruzie
over het honorarium, daar hij het sommetje, dat ik hem aanbood, veel te hoog
vond. We kwamen echter spoedig tot overeenstemming.
„Tobt u er nu verder maarniet over," waren zijn afscheidswoorden. „Ik
zal haar vinden, geen zorg Zoo gauw ik iets weet, krijgt u bericht van me."
De twee volgende dagen deed ik alles wat ik kon om zijn raad op te vol
gen en niet meer zoo te tobben over het Marshall-mysterie. Ik trachtte dat
te bereiken door alle menschen te vermijden, die er, zij 't ook slechts verwij
derd, verband mee hielden. Ik gaf me zelfs de moeite, Jeffrey te ontloopen,
en de stipte regelmaat van zijn dagorde maakte dat vrij eenvoudig. Het eenige
wat ik deed, was iederen dag Madeline opbellen, om te informeeren, hoe het
met Jack stond. Hij was nog steeds zeer zwaar ziek, en de twee doktoren die
om zoo te zeggen nacht en dag over hem waakten, spraken over den toestand
op dien geruststellenden, bemoedigenden toon, dien alwie vertrouwd is met
hopelooze ziektegevallen zoo gemakkelijk doorziet.
Ik deed mijn eigen werk, waarmee ik jammerlijk ten achter was geraakt,
met een soort van machinale regelmaat ik dwong mezelf ertoe. Ik wilde
Stancliffe's raad opvolgen en rustig afwachten tot ik iets van hem zou hooren.
Op een avond, twee of drie dagen na de begrafenis, toen ik thuiskwam na
een langen werkdag, vroolijkte de portier me op met de boodschap, dat er
een meneer op me zat te wachten, een meneer van middelbaren leeftijd, die
erg onduidelijk sprak.
„Waar is hij vroeg ik.
„Toen we hem vertelden, dat u uit was, meneer, vroeg hij, of meneer Jef
frey dan misschien thuis was, en daar dat het geval was, besloot hij, daar op
u te wachten."
In Jeffrey's kamer. Het was tenslotte eenvoudig genoeg. Hij en Jeffrey
werkten samen aan die serie voor dat magazine. Maar terwijl ik met de lift
naar boven ging, kon ik niet nalaten, me af te vragen, of Stancliffe soms bij
mogelijkheid de een of andere aanwijzing kon verkregen hebben, die hem reden
gaf tot dezelfde achterdocht, die ikzelf, zij het vaag en blijkbaar ongemoti
veerd, jegens den jongen kunstenaar koesterde.
Ik riep Jeffrey een vluchtig goedenavond toe door de deur en deelde
Stancliffe mede, dat ik klaar was om hem te ontvangen. We installeerden
ons behaaglijk in mijn zitkamer vóór we een woord wisselden.
„Hij is een raadsel, dat ik niet zoo gemakkelijk kan oplossen," zei ik,
y/aeMand op beuïijdinq.
(JACHTHONDEN DIE IN HUN HOK OP
'T BEGIN VAN DE JACHT WACHTEN)
hij in den scheerstoel zat, knikte hij veelzeggend naar het tafeltje van de
manicure in den hoek.
„Een nieuwe, zie ik," zei hij.
„U kende haar, is 't niet vroeg de kapper. Stancliffe knikte onverschil
lig. „Wat is er van haar geworden vroeg hij.
„Nou, dat zal ik u zeggen, mijnheer," zei de kapper. „Ze moest de laan
uit, omdat ze bij het onderzoek in de zaak Marshall 't hotel hier als haar
adres had opgegeven, 't Was tenslotte wel waar, want ze was hier intern, maar
daar wilde de directie geen rekening mee houden. Ze kreeg orders om haar
boeltje te pakken, zoodra ze de avondbladen gelezen hadden."
„U weet bijgeval niet, waar ze heen is gegaan
De kapper haalde weifelend de schouder# op. „Ergens tusschen Hacken-
sack en Staten Island, meen ik."
Ergens tusschen Hackensack en Staten Island I Ergens tusschen de vier
millioen andere menschen op dit overvulde stukje wereld Toen mijn metge
zel en ik uit het hotel kwamen en in zuidelijke richting de avenue afliepen,
scheen het me toe, of elke verdere poging om haar te vinden volkomen nutte
loos zou zijn.
Ik zei dat ook tegen Stancliffe. „En toch is het duidelijk," ging ik voort,
„dat ze eenvoudig gevonden moet worden. Of ze Dr. Marshall nu vermoord
heeft of niet en 't valt me nog altijd moeilijk, dat te gelooven ze weet
in elk geval heel wat meer van de zaak, dan ze den coroner verteld heeft.
Natuurlijk bestaat er kans, dat 't allemaal op niets uitdraait we kunnen
dat niet met zekerheid zeggen, vóórdat Jack Marshall beter is, maar dat duurt
in elk geval een dag of wat, en niemand kan ons garandeeren, dót hij ooit
beter wordt. We weten nu practisch, dat Dr. Armstrong onschuldig is, en 't
gaat in geen geval aan, hem daar in een cel opgesloten te laten zitten."
„Ik ben er nog niet zeker van, dat 't zoo vreeselijk moeilijk zou zijn om
haar te vinden," zei Stancliffe. „Jack Marshall is er blijkbaar in geslaagd."
„Ik geloof óók, dat 't tenslotte wel te doen is," stemde ik toe, „maar
ik heb er geen flauw idee van, waói" we zouden moeten beginnen. M'n denk
vermogen lijkt wel verlcmd te zijn, waar het deze kwestie betreft. Ik begin
mezelf te verdenken nee, niet van den moord, maar van absolute stomp
zinnigheid."
„Kom, dat lijkt me wat héél pessimistisch," zei mijn metgezel vriende
lijk. „Maar 't is nu eenmaal waar, dat de voornaamste en onontbeerlijkste
eigenschap van een detective een soort van volkomen onthechting is; hij moet
los staan van het geval, dat hij onderhanden heeft. De man, wiens persoon
lijke sympathieën en emoties bij eenige zaak in het spel komen, is uit den aard
der zaak machteloos. Sherlock Holmes zou machteloos geweest zijn, wanneer
iemand Dr. Watson vermoord had."
We wandelden zwijgend een paar straten verder. Ik piekerde over iets,
dat ik niet goed onder woorden durfde brengen. Maar plotseling keerde hij
zich met een glimlach tot mij. „U hebt heusch volkomen gelijk. Van een acteur
zonder stem, die in een armoedig pensionnetje in een achterbuurtje woont,
kan zonder bezwaar verondersteld worden, dat 't met zijn financiën nu niet
zoo schitterend staat."
Ik staarde hem bijna ontzet aan, want hij sprak letterlijk uit, wat ik op
dat oogenblik bepeinsde.
„O," ging hij luchtigjes
voort," om in dit geval uw ge
dachten te lezen, was er nu
heusch géén Sherlock Holmes
noodig. U liep te wenschen, dat
ik 't op me zou nemen, juffrouw
Carr voor u te zoeken, en u
piekerde erover of u me daar
eenig honorarium voor zou dur
ven aanbieden."
„Wel," zei ik, van den nood
een deugd makend, „als ik daar
al over heb loopen denken, ben
ik tenminste zoo behoorlijk ge
weest, u geen deelgenoot van
mijn gedachten te maken. Ik
hoop niet, dat ik u nu tóch nog
beleedigd heb
„Hoegenaamd niet."
Hij bleef weer zwijgen tot
we een andere straat hadden
ingeslagen.
Toen zei hij, bijna bruusk
,,lk ben niet heeleinaal zonder
vooruitzichten, althans voor het
oogenblik niet. Een van die
nieuwe magazines is met me
overeen gekomen, dat ik een
serie schetsen zou schrijven over
sommige karakterrollen, die ik
in bekende stukken gespeeld
heb. Eigenlijk heb ik niet veel
méér te doen dan de bijschrif
ten te leveren bij een reeks
teekeningen, waarvoor ik moet
poseeren in de costumeering van