No. 17 VRIJDAG 23 SEPTEMBER 1932 525 sneden glas als zonneschijn in zilveren water; het klokte en het zong een zachte wijs bij het wreede lied in het hart van Hung No. „Het is goed," zei Yang O, „dat je teruggekomen bent om op de zaak te passen, terwijl ik in 'Frisco ben. Ik zal drinken op mijn succes, en op het pak slaag, dat ik je heel zeker zal geven, zoogauw ik terug ben Yang O hield het glas in de hoogte. Wat tintelde de gele wijn Zijn oude oogen schitterden, toen zij er naar keken. De kleur riep hem terug naar de jaren van zijn jeugd die glorieuze, verschrikkelijke, brutale jeugd, toen het bloed jong was in zijn aderen, toen er een zwaard glinsterde in het zonlicht, toen vrouwenlippen rood waren, en het geluid van den lach even goed als het geluid van tranen. Hung No stond nog met moeite hield hij zich overeind, hoe duizelig en hoe dof hij zich ook voelde. Het lied in zijn hart was zeer zoet maar zijn kracht was ten einde. Nog even moest hij zich sterk houden hij moest zien en Hung No stond, wakker, stervend, glimlachend. Yang O dronk en zuchtte om de zoete voortreffelijkheid van den wijn. Eindelijk zonk het hoofd van Yang O neer op zijn arm. Het was roerig in het restaurant. De kaartspelers twistten, de kellner was sloffend aan 't be dienen, de dikke rook steeg langzaam op naar de smerige zoldering, het doffe geroezemoes van de groote stad kwam door het open bovenraam. Yang O sliep. En Hung No Hij stond daar nog. Hij stond roerloos, zwijgend levend en dood. Hij zag, dat zijn werk gedaan was, en heel even kwam er een zeker medelijden in zijn hart. Hij had Yang O zoo lang gekend. Een groot man Een verschrik kelijk man, maar toch grooten hij, Hung No, voelde het als een eer, dat hij zijn knecht was geweest. En nu en nu Perzikbloesem. Een flauwe glimlach kwam op zijn dunne lippen, en hij probeerde zich te bewegen. Hij probeerde te spreken. Ja, hij kon zien. Daar zat Yang O vóór hem, slapende en uit dien slaap was er geen ontwaking. En zijn wraak was toch nog onvolledig geweest want Yang O zou nooit weten, dat Perzikbloesem dienzelfden dag nog wegging aan den arm van haar Engelschen heer. Maar toch, dit was zijn oogenblik. Dit was voor Hung No het grootste oogenblik. Want hij had, zoo'n worm als hij was, Perzikbloesem den weg open gesteld naar haar geluk. Als hij haar nog maar één keer kon spreken als hij haar alleen nog maar kon zeggen, dat hij haar had gediend en niet had gefaald. Hij liep. Het was, alsof hij liep in een droom, waarin de voeten aan den grond zijn geboeid met tangen van ijzer. Maar hij liep. Langzaam, diep ademhalend, met een dofheid in zijn geest en zoete mu ziek in zijn ooren, de klank van een lach, de zonneschijn van China. „Hond schold hij. Hung No schuifelde een paar centimeters vooruit, greep den boord van Yang O's lang bovenkleed en hief het naar zijn voorhoofd. „Groote meester murmelde hij. Yang O keek hem aan, voor 't oogenblik geduldig. „Zoo, waar ben je geweest, hond „Ziekenhuis," antwoordde Hung No, „ziekenhuis van den blanken mees ter. Ze wilden me niet weg laten gaan vóór vandaag. Maar nu ben ik terug gekomen, heer, om trouw te waken over uw zaken, terwijl u op reis bent." Een donkere trek van woede kwam over Yang's gezicht. „En wat," vroeg hij, „heb je gezegd in 't ziekenhuis van de blanken Hung No begreep hem. „Ik heb uitgelegd, groote heer, dat mijn vijanden mij in een twist over geld hebben aangevallen en mij half dood op straat hebben laten liggen." Yang O mopperde iets. Hij geloofde het. Minstens geloofde hij, dat de jongen te veel gezond verstand had om zijn naam te noemen, als er sprake kwam over zijn wonde. ,,'t Is goed," zei hij kort, „en 't is ook goed, dat je vandaag terug gekomen bent, want morgen begint mijn reis en als je vandaag niet teruggekomen was, zou ik je gevonden hebben en dan had ik je voor je afwezigheid geslagen, zoo als ik je nog nooit geslagen heb. Ik wil drinken Hung No keek op hij deed zijn best gewoon te kijken en de hongerige gretigheid weg te houden uit zijn oogen en uit zijn stem. „Mijn heer wil den heiligen wijn van China drinken Yang O gromde en smakte met de lippen. „Ik wil drinken. Halen!" zei hij. Hij keerde zich om, en ging het restaurant weer binnen. Een oogenblik was Hung No bang, dat hij er bij neer zou vallen. Maar hij dacht aan Perzikbloesem. Hij was duizelig van de pijn. De brandewijn van Wilfred Harvey was uitgewerkt. Iedere seconde konden zijn krachten hem begeven. Hij stond te wankelen en te zwaaien als een beschonkene. De pijn in zijn hoofd en in zijn zijde was ontzettend, maar de vreugde in zijn hart was nog ontzettender. En hij dacht aan Perzikbloesem. Hij ging langzaam de smalle trap af, die naar beneden leidde. Eerst ging hij zijn muffen kelder in en daar haalde hij zacht een steen uit den vloer. Zijn hand tastte in het donker, en hij vond, wat hij zocht en hij omklemde het met een geknor van tevredenheid. Zijn uur was gekomen Langzaam liep hij naar den kelder, waarin Yang O allerlei voorraden bewaarde, en daar vond hij een rij stoffige oude flesschen, met zorg wegge stopt voor spiedersoogen. Hij koos er een flesch uit en ontkurkte die snel. De inhoud van het kleine fleschje, dat hij in de hand hield, werd in de groote flesch gegoten, en daarna ging de kurk weer op de groote flesch. Hij ging de trap weer op. Met iedere seconde werden zijn stappen zwakker en moeilijker iedere seconde werd zijn ademhaling pijnlijker. Maar zijn óogen stonden helder en zijn geest was zoo klaar als kristal. En zijn hart zong. Hij nam 'n hoog, diep glas, eerbiedig en uitvoerig besneden het oude, kostbare glas, waaruit Yang O gewoon was te drin ken en voorzichtig het drinkvat en de flesch rijstwijn uit Chantoen dragend, ging hij terug naar het restaurant. Het was daar nu tamelijk vol maar Yang O zat aan zijn hoogen lessenaar en keek met zware oogen de ruimte in. De eer ste oogenblikken zag hij Hung No niet, nam althans niet de minste notitie van hem maar hij keerde het hoofd naar zijn bediende, toen deze de kurk uit de flesch trok. „Aha Yang O glimlachte bijna, en weer smakte hij met de lippen. Langzaam schonk Hung No den wijn uit. Die had de kleur van gouden amber, diep, rijk, levend. Het sprankelde in het be- Ofi tetó dooi onó land. HET WEKELIJKSCHE UIT STAPJE NAAR DE MARKT.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 13