door Radcliffe Martin VRIJDAG 23 SEPTEMBER 1932 No. 17 SCHUIMERS Mevrouw Rendell keek haar man stralend aan. „Ik vond 't heerlijk, dat je die tarbot besteld had," zei ze. ,,lk heb altijd graag iets extra's aan het diner, als ik moe ben van het winkelen." „Zoo heb je gewinkeld zei de heer Rendell minzaam. ,.Ja een paar zomerjaponnetjes voor de meis jes, schaten één voor mezelf. Mijn tijd is voorbij, hun tijd moet nog komen." „Jouw tijd is nog lang niet voorbij," zei Ren dell galant „ik wou, dat je maar wat meer voor jezelf besteld had." Als er een buitenstaander tegenwoordig was geweest, zou hij Rendell een volmaakt huisvader gevonden hebben teeder, bezorgd, vrijgevig heelemaal niet 't gewone soort, dat altijd moppert over rekeningen. Die edele zin „Ik wou, dat je maar wat meer voor jezelf besteld had," moest met gouden letters boven iederen huiselijken haard staan. „Ik heb die tarbot eigenlijk laten komen," ging Rendell op eenigszins plechtigen toon voort, f,,omdat ik voelde, dat we voor een soort crisis stonden. Er lagen vanmorgen een paar advocaten- papieren op 't kantoor, en ik begreep dadelijk, dat mijn zaken er leelijk voor stonden. Er moest iets gedaan worden. Dus ik ben die tarbot gaan bestel len, en toen heb ik twintig pond van je broer ge leend, lieveling. Toen ben ik regelrecht mijn fail lissement gaan aanvragen. Daar moet je tien pond bij storten zooals je weet een wreede wet voor menschen, die in moeilijkheden zitten." „Alweer failliet, vader I" riep Gladys, de bak- visch. „Sst deden haar moeder en zuster. Gladys was een flapuit. „Ja," zei Rendell. „Geef me even een whisky- soda, Reggie. Enfin, ik ben blij, kinderen, dat jul lie je door de zorg van je moeder tenminste nog volgens onzen stand kunt blijven kleeden. Maar van dit prettige tehuis zullen we wel moeten af zien." ,,'t Is in ieder geval een troost," zei Reggie, „dat we zoowat den heelen boel in huurkoop hebben." „O ja," riep zijn moeder tevreden. „Dus we kunnen nooit véél verliezen „Nee," antwoordde Rendell. „Er is een zeer duidelijke grens aan het bedrag, dat zelfs de wreed ste schuldeischer van ons los kan krijgen." „Ik wil je nieb aan 't tobben brengen, schat," sprak de goede vrouw, „maar heb je ai bedacht, wat we gaan doen „Jouw familie heeft me over de eerste moeilijk heid heengeholpen nu is mijn familie aan de beurt, vind ik. Je weet, dat mijn broer Sam zijn fabriek voordeelig verkocht heeft. Hij heeft nu voor den zomer een gemeubileerde villa in Fol kestone. Hij heeft opgesneden, dat 't zoo'n groot huis was. 't Lijkt me niet kwaad, als we er morgen heen gingen, om te logeeren. Allemaal. Onze per soonlijke eigendommen nemen we mee de huis eigenaar en die menschen van den inboedel zullen heusch wel zien, dat ze op hun boeltje passen." „Dan moog je Sam wel gauw schrijven." „Nee ik heb praten altijd beter gevonden dan schrijven. We zullen zoo maar gaati. Sam zal zijn hart voelen verteederen, als hij een dakloos ge zin voor zich ziet. Reggie, laat jij een eerste-klas- coupé naar Folkestone reserveeren. Mijn gezin zal in ieder geval 't noodige comfort hebben, zoo lang ik nog een penny bezit." Toen de heer Samuel Rendell den volgenden middag na een wandeling met vrouw en dochter en zoon thuiskwam, om thee te drinken, bleef hij in den voortuin stokstijf staan. Duidelijk zag hij in de serre zijn broer William een sigaar zitten rooken. „Ha, zijn jullie daar?" riep William Rendell, en hij kuste zijn schoonzuster en zijn nicht. „We hadden gedacht, een poosje bij je te blijven lo- geeren. Nu je toch zoo'n groot huis hebt.... Ik heb namelijk een crisis in zaken...." „Alweer failliet zei Sam. Gladys scheen haar gemis aan tact van haar oom geërfd te hebben. ,,'t Ongeluk achtervolgt me steeds," klaagde William. „Als 't niet voor mijn gezin was, ging ik liefst maar zoo gauw mogelijk heen uit deze harde wereld. Maar jullie zullen geen last van ons hebben. De meisjes hebben onze spullen al in de vrije slaapkamers gebracht. We helpen jullie met alles!" „Enfin nu je er eenmaal bent, kun je voor 't oogenblik wel blijven," was het ietwat onvrien delijke antwoord van Sam Rendell. Dus de familie William Rendell bleef, en maakte 't zich aangenaam. Reggie zei, dat hij niet in den weg wou loopen, dus leende hij de motorfiets van zijn neef George en racede de heele kust lang, met benzine en olie op rekening. Mevrouw Rendell hielp haar schoonzuster in de huishouding, en wou beslist het vermoeiende winkelen voor haar reke ning nemen, en heel bezorgd bestelde ze allerlei delicatessen, die haar zwager, naar ze meende, wel lekker zou vinden. Sam Rendell vond dit half prettig, en heelemaal duur. William Rendell echter bracht voor zijn broer weinig kosten mee. Hij leende nu en dan een pond, als hij naar de stad moest, maar over 't algemeen was hij tevreden, als hij maar in den tuin kon zit ten, zijn broers sigaren rookend, en bijkomen, voor hij zich opnieuw ernstig ging inspannen in de zakenwereld. Eindelijk op een avond, toen Sam Rendell wou gaan inslapen, vroeg zijn vrouw „Sam, hoe lang moet dat nu nog duren „Wat duren," vroeg Sam, alsof hij haar niet dadelijk begrepen had. „Hoe lang die lui ons nog moeten uitbuiten. Mijn huishoudbriefjes zijn driemaal zoo hoog als anders. Mary gaat mopperen, omdat ze niet zulke kleeren heeft als haar nichtjes. Kunst ze beta len ze toch niet. Die luie broèr van jou doet niets dan sigaren rooken jouw sigaren tien per dag en hij heeft aan je winkelier gevraagd, of hij geen betere had. En George houdt geen cent zakgeld over die vlegel van een Reggie rijdt maar op zijn motorfiets en rookt op zijn kosten sigaretten. En die meisjes „lk weet eigenlijk niet goed, wat ik doen moet „In ieder geval moeten we hier over een maand vandaan, en als je ze dan nog niet kwijt bent, gaan ze mee. Stuur ze naar 't buitenland Daar kun je beter vijftig pond aan spendeeren, dan ze aan je hals te houden." „Hm.... 't lijkt me wel wat...." „Maar je moet alles achter hen om regelen. Als je er over praat, hebben ze allerlei bezwaren. Koop gewoon kaartjes naar Canada dan moeten ze wel. En daar is geen mensch zoo gek,om hun geld te leenen voor de terugreis. Als je wilt wachten, tot je broer aan 't werk gaat, kun je wel twintig jaar wachten." „Ik doe 't," zei Sam Rendell vastberaden. „Ik heb me over die sigaren ook al geërgerd." Twee dagen later sprak Sam Rendell zijn broer aan. „William," zei hij, „ik wou eens met je praten over je zaken." „Je zult toch geen geld.vergooien aan die schuid- eischers van me Ik kan veel beter bankroet gaan en met een schoone lei „Ik denk er niet over, je crediteuren te betalen. Ik zou 't niet kunnen, al wou ik 't, en ik zou 't niet willen, al kon ik 't. Maar ik heb gedacht, dat je 't misschien 't beste eens in een ander land kon probecren." „Daar heb ik ook aan gedacht, Sam, maar ik kan niet scheiden van mijn gezin." „Dacht je, dat ik je gezin hier wou houden Ik vond, dat ze best met je mee konden gaan naar Canada, dus ik heb maar vast passage voor jullie genomen. De boot gaat over veertien dagen." „Dat vind ik echt hartelijk van je, Sam. 't Komt alleen een beetje onverwacht maar ik geloof, dat ik 't in Canada best zal stellen, als ik een beetje kapitaal heb, en tijd om rond te kijken. En dan krijgen we nog de kwestie van het uitzet." „Jullie hebben allemaal kleeren genoeg." „Dan denk jij niet aan den Canadeeschen winter! Mijn vrouw zal bont moeten hebben, en de meis jes en ik ook, voor mijn borst. Maar Reggie is jong en gezond die kan best met een duffelsche jas met een bontkraag toe. Nee Sam, ik wil niet, dat je voor Reggie een bontjas koopt. We moeten alle overdaad vermijden. Met een honderd pond voor uitzet en vijfhonderd werkkapitaal zal ik er in Canada best komen, denk ik." „Dat kan ik niet missen, lk zal je tien geven voor wat kleeren, en ik zal zorgen, dat je vijftig op de bank vindt, als je in Canada komt. Dan kun je 't even uitzingen. Reggie en de meisjes kunnen best dadelijk een betrekking vinden." „Beste Sam, onder zulke omstandigheden kan ik 't heusch niet wagen. Denk je mijn gevoel even in, als ik voor 't eerst naar Engeland schreef niet om over mijn succes te vertellen, maar om geld ter leen te vragen ,,'t Zou je eerste bedelbrief niet zijn." „En dat gooit je eigen broer je voor de voeten Ik geloof, dat ik maar naar bed moet gaan, Sam. Ik ben niet boos op je, Sam, maar 't doet me zeer William Rendell ging als een beeld van smart de trap op, maar begon vroolijk te fluiten, toen hij de slaapkamerdeur achter zich dichtdeed. „Wat ben je kranig in je tegenslag, schat," sprak zijn vrouw, terwijl ze haar ringen afdeed en op de toilettafel legde. „Sam heeft kaartjes naar Canada voor ons ge kocht," legde hij uit. „Je broer zal 't wel goed bedoelen, maar ik vind 't niet erg kiesch, om zooiets te doen, zonder eerst ons te raadplegen." „En hij wil ons tien pond voorschieten voor uit zet, en vijftig pond kapitaal, als we er zijn." „Per persoon vroeg mevrouw Rendell. „Nee, voor allemaal samen. Had ik nooit kunnen denken van Sam. Maar 't zal nog wel meevallen. Ik ken Sam. Hij heeft onzen overtocht betaald, en hij wil dat geld vast niet weggooien. Als we niet willen gaan zonder voldoenden waarborg, wordt hij wel redelijk." „Daar zit die vrouw van hem natuurlijk achter," veronderstelde mevrouw Rendell. „Ja een beetje inhalig lijkt ze mij ook wel. Arme Sam, aan zoo iemand vast te zitten Ik heb op zijn tijd tegenslag, maar gelukkig heb ik een vrouw, waar ik op bouwen kan." Den volgenden dag zei William Rendell tot zijn broer „Sam, we moesten nog even op die kleine zakelijke kwestie terugkomen. Ik ben ervan over tuigd, dat 't gisteravond heelemaal je bedoeling niet was, ruw of ongevoelig te zijn. Hier heb ik een lijstje van de dingen, die we absoluut noodig hebben voor Canada." „Als je die voor tien pond kunt krijgen, vind ik 't best. 't Geld is er voor klaar. Maar als 't hooger dan tien pond komt, hoef je me 't lijstje niet eens te laten zien. Ik heb mijn maximum genoemd." „Sam, als ik naar Canada moet gaan met geld voor een week of zoo, en practisch zonder kleeren, ga ik veel liever niet." „Maar ik heb de biljetten al betaald 1" „Dan hoop ik, dat ze je 't geld terug geven." „Dat doen ze niet Ze willen alleen ruilen voor passage op een andere boot."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 20