LADY JULIET'S WRAAK
538
VRIJDAG 23 SEPTEMBER 1932
No. 17
CHARLES GARVICE, de „Koning der vertellers", heeft wederom een roman het licht doen zien
~ooals hij alleen ze weet te scheppeneen roman die natuurlijk weer in volle mate de eigenschappen
bezit van al zijn werken, dus: van begin tot eind den lezer boeit en vasthoudt. Deze roman is
getiteld „Lady Juliet's Wraak" en wordt uitsluitend voor onze abonné's als premie beschikbaar
gesteld tegen de uiterst geringe vergoeding van slechts 171 2 cent voor een ingenaaid exemplaar of
70 cent voor een exemplaar in luxe prachtband.
Ben je daar, Juliet? Ik.... ik kan je niet
zien," zei lady Elsmore op zwakken toon.
„Ja, moeder, ik ben altijd bij u. Ik zal u nooit
verlaten," antwoordde het meisje.
„Help mij een weinig omhoog, kindlief," ver
volgde de stervende vrouw. Onmiddellijk tilde
het meisje haar moeder ietwat uit de kussens over
eind en legde enkele dikke kussens achter haar
zwakken, machteloozen rug.
„Is is er niemand anders hier?"
„Neen, moeder, niemand behalve ik," antwoord
de het meisje. „Zal ik om den dokter sturen Ik
geloof, dat dat het beste is."
„Neen, neen," onderbrak lady Elsmore haar
haastig. „De dokter kan hier niets meer doen. Ik
ik heb niet veel tijd meer te verliezen enen
ik moet je iets zeggen, iets dat alleen voor jou
bestemd is."
Juliet schonk een drankje in en reikte haar
moeder het glas toe. „Dit zal u nieuwe kracht
geven, moeder," zei zij.
De stervende vrouw dronk het gretig uit. Zij
wenschte niets liever dan al de kracht te verzame
len, waarover zij met eenige mogelijkheid zou
kunnen beschikken. Nog eenmaal zou zij den strijd
met den dood aanbinden. En als zij dan sterven
moest, vóór haar levensdoel bereikt was, zou zij
onder geen voorwaarde uit dit leven scheiden
voor zij iemand achtergelaten had, die haar de
heilige belofte gedaan had, alles in het werk te
zullen stellen om eenmaal haar wensch in vervul
ling te doen gaan. Na een oogenblik gezwegen te
hebben, vestigde zij haar doordringende blikken
op het meisje en zei
„Juliet, je bent vriendelijker en welwillender
voor me geweest in dezen éénen nacht, dan ik
in mijn geheele leven voor jou ben geweest. Ik
heb nooit van je gehouden en je weet het."
De lippen van het meisje begonnen te trillen,
maar met 'n uiterste krachtsinspanning beheersch-
te zij zich.
„Laten we daarover nu niet praten, moeder,"
antwoordde zij.
„Jawel, er zijn oogenblikken, dat men over
dergelijke dingen wel degelijk praten moet, en
wanneer ooit, dan wil ik op dezen avond zonder
eenig voorbehoud met je spreken. Als de dood ons
in het gelaat staart, mogen wij ons de weelde niet
meer veroorloven, met de waarheid te
spelen. Als wij op dat oogenblik niet
eerlijk tegenover onszelf kunnen zijn,
wanneer zou ons dat dan wel gelukken
Haar stem scheen te weifelen maar
het inwendige vuur, dat haar verteerde,
straalde even duidelijk als voorheen uit
de brandende oogen.
„Juliet, ik heb nooit van je vader
gehouden; en het spreekt dus vanzelf, dat
ik voor zijn kind bezwaarlijk een liefde
voorwenden kon, die ik diep in mijn innerlijk
niet voelde. Ik trouwde om den man te kren
ken, dien ik met hart en ziel liefhad, den
man, dien ik nu haat met al de kracht, die
mij nog rest. Ik ben eens even mooi geweest
als jij nu, maar ik was sterker en hartstochtelijker.
Ik kon sneller en met vollediger overgave lief
hebben of haten dan jij. Ik was rijk en geheel
alleen op de wereld. De man, over wien ik spreek,
was arm; een meer onwaarachtig en valsch schep
sel heeft er ongetwijfeld nimmer op deze aarde
geleefd. Hij zwoer, dat hij mij liefhad, en ik, in
mijn onnoozelheid, geloofde hem. Men waar
schuwde mij, dat het hem alleen om mijn geld te
doen was, maar ik geloofde onvoorwaardelijk
in hem het leven zonder hem scheen mij nauwe
lijks meer de moeite waard. Ik vertoefde op dat
oogenblik in Venetië, waar ik op zekeren dag je
vader ontmoette, die mij ten huwelijk vroeg. Ik
antwoordde natuurlijk, dat een huwelijk onmoge
lijk was ik had immers een ander lief. Plotse
ling keerde hij zich daarop naar mij toe en zei
„De dag zal komen, waarop je het betreurt, je
vertrouwen gesteld te hebben in een dergelijk
minderwaardig individu. Want hij zal nooit met
je trouwen. Ik weet, dat hij reeds lang verloofd is."
En tegelijkertijd leverde hij mij op de hem eigen
berekenende manier het onweerlegbare bewijs, dat
hij de waarheid sprak. En op dat oogenblik, het
vreeselijkste van mijn leven, stemde ik er in toe,
zijn vrouw te worden.
„Dienzelfden avond zocht ik den man, die mij het
hof gemaakt had, op en de scène, die er tusschen
ons voorviel, wil ik je liever niet schetsen. In de
wanhoop mijner desillusie en bitterheid bespaarde
ik hem niets. Toen ik hem verliet, maakte ik het
teeken der vendetta, dat men mij eens op Corsica
geleerd had. Het beteekende wraak, een koele,
allesvernietigende wraak, een wraak, die van de
eene generatie op de andere zou overgaan en nimmer
meer uit te roeien zou zijn.
„Hij lachte bij dit teeken, maar desondanks zag
ik toch den angst in zijn oogen gloeien.
„Toen liet ik hem aan zijn lot over en trouwde
met je vader. In den eersten tijd van ons huwelijk
had hij mij lief met een liefde, welke ik nimmer
op deze wereld voor mogelijk zou hebben gehouden
maar geleidelijk verkoelde die liefde. Hij werd
onverschillig, toen hij voelde, dat zijn liefde niet
beantwoord werd, en tot de ontdekking kwam, dat
het mooiste, dat een mensch geven kan, in mij ge
storven was op den dag, waarop ik de zekerheid
gekregen had, dat
„Enfin, om kort te gaan, ik had het vermogen
om lief te hebben, verloren. In mijn hart was niets
anders overgebleven dan een alles verterende,
allesverwoestende haat, een haat, die mijn geheele
leven vulde en waarop al mijn gedachten gericht
waren. En ik concentreer
de mijn wilskracht zóó
onophoudelijk op mijn
Denk er om: onze bezorgers of agenten zijn
verplicht u deze premieromans aan te bieden! Bij
verzuim hiervan zult u ons verplichten door hiervan
kennis te geven aan ons Hoofdkantoor; eventueele
porto wordt in dat geval gaarne door ons vergoed.
doei, zóó onafgebroken waren mijn gedachten op
mijn vervloeking gericht, dat de man, dien zij gold,
die voelen moest, ook al waren wij mijlen van elkaar
verwijderd. De teleurstelling, de bitterheid, de on
rust, die er in mijn hart waren, moesten de zijne
worden, en hoewel hij door een samenloop van om
standigheden plotseling rijk was.geworden, kon hij
onmogelijk ergens rust vinden. Hij zou dwalen van
stad tot stad, van land tot land, zijn leven met
zich meesleepend als een last, als een eeuwigduren
de kwelling, door den vloek, die er op rustte.
„Eens ontmoette ik hem, jaren daarna, in Vene
tië, de stad, waaraan voor mij zoovele herinnerin
gen verbonden waren. Immers, dit was de stad,
waar ik hem .had leeren kennen en liefhebben.
Toen hij mij zag, krulde een spottend lachje zijn
lippen, maar dit maakte onmiddellijk plaats voor
een doodelijke bleekheid, toen ik het teeken der
wraak maakte. Hij had een kind bij zich en toen
onze blikken elkander ontmoetten, trok hij den
jongen naar zich toe, als wilde hij hem voor een
onzichtbaar onheil behoeden.
„En nu, Juliet, zul je wel begrepen hebben, wat
ik van je vragen wil. Die man, of zijn zoon, is nog in
leven enen mijn doel is nog niet bereikt."
Het gelaat van het meisje was zoo bleek als dat
van een doode; iets "in haar waarschuwde haar voor
wat komen ging; iets in haar zei, dat dit het oogen
blik van haar leven was, dat over haar heele toe
komst zou beslissen en niet alleen over haar
toekomst, maar eveneens over die van anderen,
wier bestaan zij nu niet eens vermoedde.
„Juliet, ik, je stervende moeder, vraag je me de
gelofte te geven, dat je geen rust zult kennen, voor
dat het innig verlangen van mijn leven is vervuld,
voordat je. in zijn huis zijn gerechte straf gebracht
hebt."
De dunne, koortsig bevende vingers van lady
Elsmore klemden de koude hand van het meisje
in een feilen greep. Inderdaad, er was nog leven in
het magere, uitgemergelde lichaam der stervende;
haar ontembare wil had nog niets van zijn
kracht verloren. Maar de stem was heesch
geworden en hoewel het diepe licht nog altijd
in de donkere oogen gloeide, werd het elke
seconde zwakker en zwakker. De dood be
reidde zich voor, zich meester te maken van
deze mensch; het volgende oogenblik zou hij
de hand op den schouder der stervende ge
legd hebben en er zou geen wraak of bloe
dige vendetta meer bestaan voor lady
Elsmore.
„Moeder," viel het meisje op vermoei
den, afwerenden toon in, „spreek
zoo niet over hem, nu u op het
punt staat de eeuwigneid in te gaan.
Misschien heeft hij al die jaren
meer geleden, dan u-wel vermoedt."
„Dat hoop ik van harte," riep de
stervende vrouw uit. „Toch zal de
wetenschap van al dat lijden in
mijn geest nimmer de herinnering
kunnen verdrijven aan wat ik al die
jaren doorstaan heb. Ik kan niet
tevreden sterven, voor ik de on
voorwaardelijke zekerheid heb, dat
mijn wraak, ook als ik in mijn
graf lig, hem nog volgen zal."