HET
vAh DE
Gaat u toch zitten, juffrouw Carr," zei ik. „Wat ik u bidden mag,
maakt u zich niet zoo van streek Ik héb geen nieuws voor u. Ik
kom hier alleen maar, om u een dienst te vragen."
Met een diepen zucht, waaruit me bleek, dat ik er nog maar half in
geslaagd was haar gerust te stellen, ging ze op een stoel zitten.
„Juffrouw Carr," zei ik, „een van mijn vrienden en ik zijn op het idee
gekomen, dat u, wanneer u nog eens meeging naar het bureau van Dr. Mar
shall, misschien in staat zoudt zijn, ons nog een en ander op te helderen. Ik zei
u reeds, dat 't een dienst was, een gunst, en zoo beschouw ik het ook."
Er was geen schrik of schuwheid in haar manier van doen integendeel,
ze leek veel meer op haar gemak, dan toen ze de kamer binnenkwam.
„Ja, ik zal met u meegaan," zei ze eenvoudig, en stond op alsof ze zich
wilde gaan aankleeden, maar bij de deur bleef ze nog even staan.
„Ik kan niet ontkennen, dat het erg pijnlijk voor me zal zijn," zei ze,
„maar ik begrijp, cjat het niet uw schuld is. U moest wel komen, en ik moet
met meegaan."
Vóór we de afgesproken plaats van samenkomst met Stancliffe bereikten,
vertelde ik haar een en ander van hem, en ik geloof, dat ik haar een beetje
afleiding bezorgde met mijn verhaal. Ik bereidde haar voor op zijn eigenaar
dige, heesche stem, en vertelde haar van zijn belangstelling in het geheim
zinnig geval. „Soms geeft hij me de hoop," zei hij, „dat hij degene zal zijn, die
het vroeg of laat oplost."
„O, ik hoqp, dat hij dat doen zal," zei ze, bijna fluisterend. „O, wat
hóóp ik, dat hij slagen zal
Was die uitroep spontaan of berekend Ik zou heel wat hebben willen
geven om daar achter te komen. Ik had den indruk, dat haar woorden vol
maakt oprecht waren.
Wij vonden Stancliffe aan den ingang van het Orosvenor. Toen we boven
uit de lift stapten en de vergunning toonden, die ik bij me droeg, werden we
onmiddellijk toegelaten in de wachtkamer van den dokter.
Mijn vriend verbaasde me, door schijnbaar maar heel weinig aandacht
te schenken aan het meisje, dat hij met alle geweld hier had willen hebben.
Hij herinnerde haar eraan, dat hij haar op den bewusten dag slechts drie
of vier patiënten vóór geweest was, en stelde haar een paar vragen, tamelijk
onsamenhangend, en voornamelijk betreffende de patiënten, die bij den dokter
waren toegelaten nadat hijzelf hem gesproken had en was weggegaan.
Hij had het ook nog over Pomeroy, en vroeg met eenigen nadruk, wan
neer hij vertrokken was. Hii.zou vlak vóór juffrouw Carr aan de beurt ge
komen zijn. Het was duidelijk genoeg, wat Stancliffe aan 't doen was. Hij
bracht haar op haar gemak, en trachtte haar wantrouwen te overwinnen,
zoodat zij niet meer op haar hoede zou zijn en later des te argeloozer in de
va! loopen.
Eindelijk stond hij op. „Ik weet, dat het pijnlijk voor u zal zijn, juffrouw
Carr," zei hij, „en 't staat me tegen, het u te vragen maar zoudt u bereid
zijn, met ons mee te gaan naar de spreekkamer
Ze werd een beetje bleeker, maar stond op en voldeed aan zijn verzoek,
alsof het vanzelf sprak.
Met een woord van verontschuldiging ging hijzelf het eerst naar binnen.
Ik volgde haar, en op een wenk van Stancliffe sloot ik de deur achter ons.
„Nu," zei hij opgeruimd, „nog een of twee verdere détails en 't leed
is alweer geleden. In welken stoel zat tl gedurende uw onderhoud met den
dokter, juffrouw Carr
„In dezen," antwoordde zij prompt, terwijl ze er een aanwees.
„En in welk gedeelte van de kamer stond die stoel toen
„Bijna precies, waar hij nu staat."
„Hebt u er iets op tegen, er in te gaan zitten
„Volstrekt niet."
„Mag ik u verzoeken, mijnheer Drew, te willen plaats nemen in Dr. Mar
shali's stoel achter het bureau En toen, zich tot *t meisje
keerend, „daar zat hij toch, is 't niet, juffrouw Carr?"
„Ja," antwoordde zij.
„Bleef hij op zijn stoel zitten zoolang het gesprek
duurde
„Ja."
„En u op den uwen
Het scheen haar hoe langer hoe moeilijker te vallen,
op zijn vragen te antwoorden. Haar laatste „ja" werd bijna
even schor en toonloos gefluisterd als zijn vraag.
„U bleef dus in dien stoel zitten totdat het onderhoud
geëindigd was en u opstond om weg te gaan
„Ja."
„En toen liep u regelrecht naar de deur en deed die
open
Ik verstond haar antwoord nauwelijks, hoewel ik vaag
den indruk had, dat het bevestigend was.
Voor het eerst sinds ik plaats genomen had in dien
draaistoel, wendde ik mijn oogen van haar gezicht af. Ik
bemerkte plotseling, dat ik strak naar een bepaalde plek
van den muur keek, achter haar, en vijf of zes voet
boven haar hoofd, waar de klok hing.
En toen zag ik Stancliffe's val, of dacht althans, dat
HET VERHAAL TOT NU TOE
Het geheim van de spreekkamer
is, dat dr. Marshall in zijn spreek
kamer werd vermoord door vergif.
Iedereen, die hem dien dag kwam
consu'lteeren, o.a. Gwendolen Carr
en de heesche tooneelspeler Stan
cliffe, heeft een alibi; eveneens de
als dief bekend staande Pomeroy,
op wien men een robijn van den
vermoorde vond. Op de zitting
van den coroner rijst sterke ver
denking tegen dr. Armstrong,
assistent van den vermoorde men
denkt dat het vergif in den hals
werd geprikt met 'n injectiespuitje
waarvan men een gedeelte in de
spreekkamer had gevonden. De
tooneelspeler Stancliffe tracht zelf
het geheim op te lossen en brengt
daartoe Drew, die een vriend van
den vermoorde is. en Gwendolen
Carr. weer naar de spreekkamer.
ik die zag, want hij had de wijzers van de klok zóó gezet, IVfrv R
dat ze tien minuten vóór half één wees. IN O.
„U ging recht naar de deur?" vroeg onze detective weer. „Wijst u
ons eens, hoe u liep."
Ze bleef een seconde onbeweeglijk zitten om krachten te verzamelen.
Toen stond ze op, en, zonder achter zich te kijken, liep ze langzaam naar
de deur en legde een hand op den knop.
„In uw getuigenverklaring voor den coroner zei u zooiets, dat u op de
klok had gekeken, terwijl u de deur opendeed...." Ze bleef doodstil staan
waar ze stond, blijkbaar wachtend, dat hij zijn zin zou voltooien.
Toen hij voortging, scheen er in zijn gefluisterd bevel een verschrikke
lijke dreiging te liggen: „Kijkt u nu op de klok, juffrouw Carr."
Om dat te kunnen doen, zou ze zich heelemaal hebben moeten omdraaien.
Tot mijn verrassing deed ze dat in 't geheel niet. Ze keerde zich alleen maar
een ietsje naar rechts en keek in den grooten spiegel. Toen kreeg ze een
schokje en keerde zich vlug naar den heer Stancliffe. „Dat is dat is
precies zoo Iaat als 't was, toen ik wegging."
„Hoé laat
„Tien minuten over half twaalf, zooals ik tegen den coroner zei."
„U kijkt op de klok in den spiegel, juffrouw Carr. Draait u zich om en
kijkt u naar den muur."
Eén seconde was genoeg. „Tien voor half één 1" bracht ze uit. En toen
keek ze van Stancliffe's gezicht naar het mijne, en van het mijne weer naar
het zijne, met verbijstering en ontzetting in haar oogen.
Toen wankelde ze even heen en weer, en viel flauw.
Op hetzelfde oogenblik dat de trillende wimpers en de diepe, bevende
ademhaling het terugkeerend bewustzijn verrieden, keerde mijn vriend
zich tot mij met een bruusk bevel.
„Doe de deur open," zei hij, „en roep den politieagent uit de wachtkamer
binnen. Dan dragen jelui met je beiden dien divan daarheen. We zullen haar
daarop leggen, en haar wat bij laten trekken vóórdat we haar verder onder
vragen."
„Waarom moet ze daar naar toe gebracht worden vroeg ik.
„Omdat ik de zaak onder vier oogen met u wil bespreken, en het zou
onmenschelijk zijn, haar alleen te laten. Niet alleen onmenschelijk, maar
misschien ook heel gevaarlijk. Maar daarginds kan de agent een oogje op
haar houden zonder dat het al te veel opvalt."
Nadat we haar daar geïnstalleerd hadden onder de nieuwsgierige blikken
van den agent, wien we een wenk gegeven hadden, dat hij haar maar een
beetje in de gaten moest houden, trokken we ons andermaal terug in die ver
schrikkelijke spreekkamer.
„Hoe ter wereld," vroeg ik hem, toen we de deur achter ons gesloten
hadden, „bent u op dat idee gekomen
„Wel," zei hij, „ik had dien spiegel zelf opgemerkt, toen ik hier was.
Toen ik haar getuigenis las, dat zij op de klok gekeken had, terwijl zij de
deur opendeed, hield ik 't eerst voor mogelijk, dat ze alleen maar loog. Maar
toen ik er nog eens beter over nadacht, herinnerde ik me den spiegel, en ik
begreep, dat ze best kon denken dat ze de waarheid sprak en in de meening
verkeeren, dat ze dat ook met volkomen veiligheid kon doen, daar de tijd
tusschen haar vertrek en het vinden van het lijk lang genoeg was, om twintig
maal iemand te vermoorden."
„Nu," zei ik, eenigszins gedrukt, „u hebt het mysterie opgelost."
„Niet heelemaal," protesteerde hij. „Maar in elk geval zijn we flink
vooruit gekomen. Dr. Marshall leefde nog om half twaalf om half één was
hij dood. Gedurende vijftig minuten van dat uur was die ongelukkige jonge
vrouw hier bij hem. De overige tien minuten was hij, voor zoover we weten,
alleen, dood of levend."
Zonder verder nog een woord te zeggen, opende hij de verbindingsdeur
en ging de wachtkamer binnen. Toen ik over zijn schouder
keek, zag ik, dat juffrouw Carr van den divan was opge
staan en in 'n gemakkelijken stoel bij een der ramen zat.
Hij vroeg haar weer in de spreekkamer te komen.
Het verbaasde me niet, toen Stancliffe me toefluisterde,
dat ik de ondervraging beter kon voortzetten. Hij had haar
tevoren reeds aan een verhoor onderworpen, had haar in
de val laten loopen, en hij was in haar oogen niets anders
dan een detective. Vergeleken bij hem, zou ze in mij meer
een vriend zien. „Ais ik u misschien iets vraag, juffrouw
Carr, begon ik, „waar u liever niet op zou antwoorden,
dan moet u me dat gerust zeggen. Dit is heelemaal geen
inquisitie. Maar we hebben allebei het gevoel, dat u ons
méér zou kunnen vertellen over uw onderhoud met Dr. Mar
shall, dan u tevoren nog aan iemand verteld hebt. We hebben
opgemerkt, dat u vermeed, den coroner vlakweg te zeggen,
dat uw bezoek aan den dokter van zakclijken aard was."
„Het was niet zakelijk," zei ze, „het was volstrekt
persoonlijk. Ik ging als patiënt naar zijn spreekuur, alleen
omdat hij reeds geweigerd had, me een gewoon onderhoud
toe te staan."
„Zou het u mogelijk zijn, ons toe te vertrouwen, om
welke reden u zulk een onderhoud wenschte