'De Vlaauc&u&UKQdek Zigeuneün
Mededeelzaamheid.
554
VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1932
No. 18
Fred stond bij de tent van de strandwaarzegster
te peinzen.
„Hallo, Bert," zei hij met een lijkbidders-
stem. „Ik wist niet, dat je ook in dit ellendige gat
was."
„Gat zei ik. ,,'t Is hier heerlijk Het zand De
zee De zon En ehMijn hand ging van oost
naar west, of van west naar oost, dat weet ik nooit
goed, „en alles
Fred lachte boosaardig.
„Dat heb ik ook gedacht tot vandaag. Nu
weet ik, dat 't allemaal holle schijn is."
Dit was heelemaal niets voor Fred. Hij is zoo'n
dikke, gespierde, goedhartige kerel, altijd vroolijk.
Het kon natuurlijk maar één ding beteekenen.
Dat begreep ik direct. Ik heb heusch een erg vlug
gen geest. Ik keek streng naar Fred op.
„Hoe heet ze?" vroeg ik.
Fred werd lichtelijk rood achter zijn ooren.
„Hoe weet je dat?" zei hij. ,,'t Is waar er is
een meisjeof tenminste, er was er eenik
bedoel, ik heb juffrouw Harding hier ontmoet.
maar nu is ze natuurlijk niet.... ik bedoel, 't
is uit."
„Haal eens diep adem," ried ik hem, „tot tien
tellen en begin dan nog eens opnieuw."
Fred keek me klaaglijk aan.
,,'t Is zoo duidelijk mogelijk als je je hersens
maar gebruikt. Juffrouw Harding logeert bij mij in
't hotel. We zijn wel niet verloofd, maar.... we
zweven als 't ware op 't randje. Een schat van een
kind, Bert Een paar oogen En haar Je hebt
nog nooit
„Nee precies," zei ik vlug, toen Fred neiging
vertoonde, om zangerig te worden.
DOOR MARCEL WALLON
„Maar nu is 't natuurlijk gebeurd," ging hij
somber voort, ,,'t Ging allemaal op rolletjes tot
vanmiddag, toen ze in die tent van die vertjoepte
zigeunerin ging. Die schijnt in haar hand gelezen
te hebben, dat ze op moest passen voor een don
keren man met bliksemende oogen en borstelige
wenkbrauwen, waar ze een reis mee zou doen over
't water. Ze zou van den donkeren man gered wor
den door een blonden man met 'n kin als 'n neus
van een schoen, en dat zou haar ware zielsverwant
zijn, of iets van die flauwe kul. Ze vond 't ver
schrikkelijk interessant, zoo'n donkeren man met
bliksemende oogen en borstelige wenkbrauwen
te ontmoeten. Toen ze buiten kwam, en 't me ver
telde je zou niet zeggen, als je me zoo aankeek,
dat ik 'n ezel was, hè
„Och, weet ik niet," zei ik.
„Toch ben ik 't," zei Fred. „Een groote ezel.
Toen ze er uit kwam en 't me vertelde, zei ik,
dat 't in ieder geval niets dan klets was, en hoe ze
er over dacht om met me te trouwen. Dat was
natuurlijk oerstom, net toen ze zich dik maakte
over donkere mannen met bliksemende oogen.
Dat zie ik nu in. Ze zei, dat ze er niet over dénken
kon, want ik had haar niet gered van een zwarten
man, dus ik kon nooit haar ware zielsverwant zijn.
Ik zei: Zielsverwant kan naar de.... Enfin, ik
raakte 'n beetje uit m'n humeur, en zei zoo een
en ander over waarzegsters, en ze klom direct te
paard. Ze zei, dat ze me nooit meer aankeek. En
toen is ze van kwaadheid weer naar die zigeunerin
gegaan, om haar horoscoop te laten trekken of
zooiets. Ze is er nu nog. Nou vraag ik je," ging hij
woest voort, „wat moet ik nou doen Wat zou
jij doen
„Neem een borrel," stelde ik voor.
„Borrel zei Fred onbegrijpelijk. „Borrel
„Je weet wel," zei ik. „Van dat."
Ik gaf hem een imitatie van een man, die zijn
leed uitdrinkt. Fred keek er niet eens naar. Een
vreemd licht glansde in zijn oogen, en hij greep
me bij den arm. 't Deed zeer.
„Bert Ik hèb 't. Jij moet me er uit helpen."
„O ja
„Ja kerel 't ls een bof, dat ik je tref. Jij bent
de donkere man."
„Hè
„Je bent donker, is 't niet zoo
„Eh.... ja," zei ik zenuwachtig. Ik wist niet
precies, waar hij heen wou, maar ik hield me liefst
maar aan den veiligsten kant. „Maar ikik
geloof niet, dat ik 't goeie soort oogen heb. Ze
bliksemen heelemaal niet. En ik heb geen borste
lige wenkbrauwen ook."
„Da's niet zoo erg," zei Fred. „Je bent donker.
Da's de hoofdzaak, 't ls zoo eenvoudig mogelijk.
Als ze de tent uit komt van de zigeunerin, spreek je
haar aan
Ik deinsde terug.
„Toe maar zei ik ontsteld. „Dat kan ik niet
doen. Ik ken haar heelemaal niet Ik zou niet
weten, hoe ik 't aan moest pakken."
„Dood gemakkelijk," zei Fred. „Je stapt gewoon
naar d'r toe en dan zeg je Heb ik u al niet eens
eerder ontmoet
„Maar goeie beste Fred, ik...."
„Mond houden!" zei Fred, dreigend op mij neer-