bP
MAAR NOODLIJDEND!
550
VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1932
No. 18
Als 't melkmeisje voorbij
komt in Vrouwenpolder.
Westkapelsche jeugd aan
den voet van den
vuurtoren.
In 't middag uurtje
op de Middelburgsche markt.
De overzetveerman
van Terneuzen.
i. i i 't Is waschdag geweest in Vlissingen.
Ie Mcliskerke wordt de bezoeker in de
herberg met hen stichtend vers verwelkomd.
(B. en W. stellen den Raad voor, de gemeente maar
noodlijdend te verklaren Uit Souburgs raadsvcrslag)
B. en W. spreken
Vrienden, ja, we zijn noodlijdend,
onze affaire is naar de maan
Langzaam naar den afgrond glijdend,
is het gauw met ons gedaan.
Hebben w' onze beste krachten
aan 't geliefd gemeenebest
dan vergeefs gegeven? Brachten
wr onze offers niet als mest,
rijkelijk en overvloedig
Nu gaat toch de zaak verkeerd,
en 't begin was zoo voorspoedig
Hebben wij niet goed beheerd?
Zuinig waren w' als niet velen,
de veldwachter loopt al tien jaar
met zijn zelfde kepi, 't heele
zaakje is best voor elkaar
't Is uitsluitend de malaise
(met de crisis) die 't hem deed
Neen, we hebben de gemeente
aan-, maar nimmer uitgekleed
Prijs ons dan, o, beste burgers,
dat wij niet als een bankier,
(laten we zijn naam niet noemen)
lustig gingen aan den zwier
Op is op, dat is de waarheid,
maar, en dat verklaren wij
Als de nood het allerhoogst is,
springt het Rijk ons wel weer bij