m door Oswald ballas d)fi xcii doox Ortó land. 588 JIMMYS Mevrouw Fielding was alleen in het zeer groote ver trek, dat wel een museum leek. Zij was een jaar of tien jonger dan haar man, maar boven haar blijde grijze oogen had zij een overvloed van wit haar. „Hoe maakt u "t, lord James?" zei ze, terwijl zij den jongen man de hand toestak. „Kent u meneer Biggs Jimmy boog voor den geestelijke, dien hij nog nooit had ontmoet. „Ik geloof niet, dat we elkaar al kennen," zei hij. „Halli-hallo Jimmy kwam er een heldere meisjesstem van de deur. „Ben jij 't?" „Ik ben 't," antwoordde Jimmy plechtig. „Zoo nu zul je je handen uit je mouwen moeten steken, hè jongeheer Enny heeft 't me verteld." Het was een jong meisje, dat sprak zij had een paar heldere, lachende, guitige oogen en een breede massa gouden krullen omvatte haar gezichtje. „Waar heb je 't over, Cherry vroeg haar moeder. „Da's een geheimpje tusschen ons tweeën is 't niet, Jimmy zei het meisje, en haar oogen schitterden als een paar diamanten. Op dit oogenblik kwam haar zuster binnen, heel rustig en zeker in haar voorkomen. Vlak achter haar kwam haar vader, vergezeld door een langen mageren man met een langen baard, een kaal hoofd en eigenaardige door dringende oogen. Fielding gaf Jimmy een onverschillig knikje, nam toen me neer Biggs in beslag en begon op zachten toon een gesprek met hem. Tot Jimmy's groote spijt was het de predikant, die Enny naar tafel leidde, hij ging met de gastvrouw en de man met den baard met Cherry. Enny zou hierdoor aan Jimmy's linkerhand zijn komen zitten, maar de heer des huizes veranderde de schikking hij zette den predikant aan zijn eigen linkerhand en Enny daar weer naast. De tafel was zeer groot voor zoo'n klein gezelschap, zoodat er groote afstanden tusschen de stoelen bleven. Dit had geen zeer gunstige uitwerking op de algemeenheid der gesprekken. Jimmy zag een wijde open ruimte voor zich. Een groot bloemstuk op de tafel zorgde er voor, dat hij Enny zelfs niet zien kon. Er werd over politiek gesproken, en de man met den baard praatte, alsof hij in den loop der eerstvolgende weken de regeering omver wou stooten. „Wat is dat eigenlijk voor iemand vroeg Jimmy fluisterend aan Cherry, die over haar bord zat te giechelen. „Dat is meneer Frederik Rumpus," fluisterde zij terug, tusschen haar lachschokjes door. „Hij is lid van 't parlement, en hij zit achter Enny aan." „Wel allemachtig 1" riep Jimmy, tamelijk luid, en hij keek naar den zondaar met een langen, achterdochtigen blik, die den volksvertegenwoordiger No. 19 PROEFTIJD verlegen scheen te maken. Hij verslikte zich ]M/~v 9 tenminste en kuchte. LNk_». z. „P-pardon," bracht hij onderwijl met moeite uit, zich naar Jimmy toe buigend, „maar ik geloof niet, dat ik uw naam goed verstaan heb, mijnheer." „Mijn naam O, Jimmy Harringway," zei Jiminy lachend. „Harringway, Harringway? Ik geloof, dat ik dien naam wel eens meer gehoord heb." Mevrouw Fielding glimlachte waardig. „Lord James Harringway, meneer Rumpus. Hij is.... eh.... verloofd met mijn oudste dochter." Enny had haar moeder nog niet op de hoogte gebracht met den staat van zaken. De heer Fielding was volstrekt geen specialiteit in zelfbeheersching. Hij sprong op van zijn stoel, waarbij hij een glas wijn over het tafellaken gooide „Dat is volstrekt niet waar 1" riep hij, klaarblijkelijk de aanwezigheid der gasten en der bedienden vergetend. „Er is zelfs geen sprake van 1" Er volgde een diepe stilte, die alleen verbroken werd door 't druppelen van den wijn op het vloerkleed. Toen gaf Jimmy de noodige opheldering. „Ik moet u bekennen,dat ik in zekeren zin te kort geschoten ben, mevrouw Fielding," zei hij. „Ik had 't u moeten vertellen, maar ik heb er geen tijd voor gehad. Ik ben een navolger van Jacob, die zeven jaar moest dienen om zijn meisje te veroveren. Alleen is 't bij mij een béétje minder erg. Ik hoef alleen maar te wachten, tot ik tweehonderdvijftig pond verdiend heb." „En dat zal wel langer duren dan zeven jaar 1" schreeuwde Fielding. „Ik denk van niet," antwoordde Jimmy rustig. „U hebt me zes maanden tijd gegeven zes maanden lijkt me lang genoeg." De man met den baard was opgestaan. Zijn ooren gloeiden van woede „Ik begin te gelooven," zei hij, „dat ik hier verkeerd ben. Als ik geweten had, dat ik aan één tafel zou moeten eten met.. Mevrouw Fielding, bleek als een laken, was snel opgestaan, en haar voor beeld werd gevolgd door haar dochters. Jimmy ging de deur voor haar open doen, en toen zij over den drempel waren, ging hij haar na, en deed de deur achter zich dicht. „Wat beteekent dat eigenlijk allemaal, lord James vroeg de zenuwach tige gastvrouw, toen zij weer in het salon waren. „Meneer Fielding is van meening, dat ik mijn eigen brood moet verdienen," antwoordde Jimmy neerslachtig, „en ik moet eerlijk zeggen, dat hij gelijk heeft. Ik mag Enny niet meer zien, voor ik hem kan bewijzen, dat ik in 'n half jaar tweehonderdvijftig pond verdiend heb." „Enny.... niet meer zien!" verbaasde zich mevrouw Fielding. „Nee," antwoordde Jiminy, „en we mogen elkaar niet schrijven ook." „Heb je dat ééngenomen vroeg Cherry verontwaar digd. „Moest wel. Ik ben nog blij, dat hij geen duizend pond gezegd heeft." Cherry vertrok minachtend haar mondje. „Ik vind, dat je je naam geen eer aandoet, Jimmy je bent een ontaard edelman. Maar er zal wel niet veel aan te doen zijn. Je hebt toch niet beloofd, dat je óók nic' tegen mij zou spreken, hoop ik „Nee," zei Jimmy. „En dat wij elkaar niet zouden schrijven „Nee." „O da's tenminste nog iéts." Enny ging met Jimmy mee tot aan de voordeur. „Zul je meme niet vergeten, Jimmy fluisterde ze. Jimmy zwoer bij alle goden, die hij kende, dat zij geen oogenblik uit zijn gedachten zou zijn. „Enzul je hard werken, om dat akelige geld te ver dienen, lieveling?" „Werken Ik zal werken als een nikker." III. Er is een smalle zijstraat van den Cambridge-weg, die Celphus-straat heet. Even vóór den hoek zijn cr twee herbergen, met een slagerswinkel er tusschen in. Het was een week na den dag, dat Jimmy bij de Fiel- dings had gedineerd, nog tamelijk vroeg in den ochtend, maar de herbergen schenen toch al uitstekende zaken te maken. Als er klanten binnengingen of naar buiten kwamen, drong door de open deuren het geschreeuw van heesche stemmen, en nu en dan hooge, se1.rille geluiden van twis tende vrouwen. Een forsche man, met omhooggerolde hemdsmouwen, 'n blauw-en-wit gestreepten voorschoot en 'n leeren riem om 't wijde middel, waarvan een scheede met mes en aanzetstaal neerhing, stond wijdbeens op den drempel van den slagers- SCHOONHOVEN.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 12