No. 19 VRIJDAG 7 OCTOBER 1932 607 ,$ien kleine kleutertje*, die zaten op een muut Ik staarde hem verbijsterd aan, maar hij gaf me 'n teeken, me stil te hou den. Toen begreep ik, of dacht althans, dat ik begreep, dat hij haar dat alles eenvoudig vertelde om haar te kalmeeren en haar angsten te doen bedaren. Gwendolen zelf scheen niet buitengewoon verrast over zijn woorden alleen zonk ze wat dieper in haar stoel. Ze haalde diep adem van onuitspreke lijke verlichting. Toen keerde ze zich tot mij. „Weet Jack wie 't geweest is, die zijn vader vermoord heeft „Nog niet," zei ik. Ik vond het ellendig, dat ik mee moest doen aan dat vroom bedrog, dat barmhartigheid moest voorstellen en tenslotte waarschijn lijk tóch wreedheid zou blijken. Jeffrey scheen echter volkomen op zijn gemak, toen hij er bij voegde „We zullen u binnen niet al te lang zelf met het nieuws naar hem toesturen." Hij dacht even na, en ging toen voort „U kwam regelrecht hierheen van uw pension in Flatbush, is 't niet, juffrouw Carr „Ja," zei ze, „zoo vlug ik maar kon." „En u had onderweg geen pech of oponthoudniets dat op 'n ongelukje leek „Nee, volstrekt niets." „U hebt geen oogenblik den indruk gekregen, dat u gevolgd werd Er kwam weer een verschrikte uitdrukking in haar oogen, maar ze ant woordde met vaste stem „Nee, heelemaal niet." Jeffrey haalde diep adem, blijkbaar volkomen bevredigd. „We hebben on geloofetijk geluk gehad," zei hij. Toen vroeg hij, tamelijk onsamenhangend, naar het me toescheen „Wat is uw hospita voor iemand Kan ze haar mond houden en kun je haar vertrouwen Gwendolen glimlachte. „Als ze wist, dat 't voor mijn welzijn was, dan zeker, want ze is erg op me gesteld." „Waar is de telefoon in uw pension in een van de kamers voor algemeen gebruik „Nee, in een soort van kast onder de trap." "Dan," zei Jeffrey bedaard, „moet u haar opbellen. U moet haar vertel len, dat u'heelemaal veilig bent. Vervolgens moet u zien uit te vinden, of ze met iemand over uw verdwijning gesproken heeft, speciaal met een van de huurders. Zeg haar, dat ze in uw kamer licht moet aansteken, alsof u thuis was, en tegen iedereen, die ernaar mocht vragen, zeggen moet dat u daar is. Nee, u hoeft niet op te staan. Ik kan de telefoon op de leuning van uw stoel zetten, zoo." Toen Gwendolen met haar hospita klaar was, zette ze de telefoon weer op mijn bureau, stond op en ging in een anderen stoel zitten, die een rechte leuning had. „Het spijt me erg, dat ik zoo'n scène maakte, toen ik binnen kwam," zei ze. „Ik ben nu heelemaal weer in orde, zoodat u niet 't gevoel be hoeft te hebben, dat u me moet behandelen als iets, dat elk oogenblik kan bre ken of ontploffen. Deze laatste paar dagen heb ik gedacht, dat ik wakker was wanneer ik in werkelijkheid droomde, en dat ik moest droomen wanneer ik wakker was. Ik kon de dingen niet meer uit elkaar houden. Als 't nog veel lan ger had moeten duren, geloof ik, dat ik gek geworden zou zijn. Maar nit is 't voorbij. Wat wilt u, dat ik nü doen zal Ze richtte die vraag tot mij, maar scheen niet verwonderd, toen Jeffrey ze beantwoordde. Vanaf het oogenblik, dat ik gesproken had over den stank van mijn pijpje had ik vergeefs getracht, iets als samenhang in zijn gedachtengang of gedra gingen te ontdekken. Nu, hij maakte blijkbaar jacht op de waarheid op zijn eigen manier, en ik wist, dat ik met de mijne al heel weinig succes had ge boekt Maar in elk geval scheen hij vanavond de gave te bezitten, mij onophou delijk in verbazing te brengen. Toen Gwendolen hem vroeg, wat hij nó van haar verlangde, liet hij zich behaaglijk in een grooten stoel vallen, alsof er op de heele wereld niet zooiets als haast bestond, en zei„Ik zou wel graag eens iets hooren over die droomen van u, als u wakker scheen te zijn, en over die waarnemingen in wakenden toestand, die u eerder droomen leken." ,,'t Is een beetje moeilijk, om er over te praten," zei ze. „Ziet u, ik heb eigenlijk niet dikwijls meer écht geslapen sinds het onderzoek sinds dien avond, toen mijnheer Marshall met me is komen praten." „Dateeren die droomen al van dien tijd „Nee, die eerste nachten was ik alleen maar gewoon klaar wakker. Er ge beurde niets verontrustends. De eerste droomen kwamen in den nacht nadat u me had thuisgebracht" ze keerde zich tot mij, terwijl ze dat zei—na dat we Pomeroy op straat hadden gezien, of ik me dat althans verbeeld had. „Dat was de nacht, waarvan u voorspeld had, dat u zoo heerlijk zou sla pen," herinnerde ik haar. „Ja, dat weet ik nog. Misschien was 't wel een straf, omdat ik tegen u en mijnheer Stancliffe zoo had opgeschept, dat ik 't nu best zonder bromide kon stellen," zei ze met een flauw glimlachje. „U sprak daareven," merkte Jeffrey op, „alsof u eraan twijfelde, dat de man,"dien u op straat ontmoette, werkelijk Pomeroy was geweest. U was er destijds toch volkomen zeker van, is 't niet „Ja, dat is 't nu juist," zei ze „daar begint het geheimzinnige. Ik weet niet meer, of hij hoort bij de droomen of bij de werkelijkheid." „Hebt u hem misschien méér dan eens gezien ,Ja," zei ze. „Niet dienzelfden avond, maar eiken avond daarna." zag hem 's avonds WaSr zag u hem Liep hij op straat, of zag u hem in het tuintje Ikzelf stelde deze vraag, en het antwoord was buiten gewoon verrassend. „Het was heelemaal niet buitenshuis. Hij was in mijn kamer." ',,Hebt u nog iemand anders in uw kamer gezien behalve Pomeroy vroeg Jeffrey. Naar zijn onbevangen toon te oordeelen, kon 't de natuurlijkste vraag van de wereld geweest zijn. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 31