SSP Richard Howell Watkins 660 VRIJDAG 21 OCTOBER 1932 No. 21 DE DUBBELE KOOP een soort huwelijkscadeau was, daarom spijt 't me dubbel. Wou u een aanklacht tegen Gans in dienen, meneer Larkin „Ja hoormurmelde Binnie haar man in 't oor. „Laat hem op z'n minst arresteeren, Don. Ik zou niet weten, waarom ze hem niets maken konden." Don Larkin schudde het hoofd. „Ik eh zal nog maar geen klacht indienen, commissaris," zei hij, opstaande. „Ik.... zal wel eens zien. Ga maar mee, Binnie." Hij wandelde het politie-bureau uit met den vurigen wensch, dat hij ervaren genoeg had mogen zijn in 't boksen, om dien grootcn gorilla af te rossen, die hem een pak had toegediend waar zijn vrouw bij stond. Hammett's harde vuisten waren onbarmhartig geweest, toen Don z'n blauwe wagen tje terug had geëischt. En nu stond de two-seatcr eenzaam tusschen een massa andere, vervallen vehikels op het groote erf aan den Postweg, wach tend op een nieuwen eigenaar. Binnie Larkin wandelde naast Don. Ze zei niets. Ze bleef zelfs zwijgen, toen zij, in plaats van vroolijk weg te zoemen naar hun knusse huisje in een buitenwijk, op den hoek op een bus stonden te wachten. En Don zei ook niet veel. Eerst toen zij van de bushalte naar huis liepen, hield hij op, zijn wenk brauwen te fronsen. „Er is één geluk, Binnie," zei hij. „Gans heeft me zelf niet gezien. Hij was er niet, toen we kwamen." „Ik zou niet weten, wat daar voor g-geluk aan was," zei Binnie. „Hij heeft ons w-wagentje. En 't is lang geen lolletje, om b-b-buiten te wonen, zoo'n end van de winkels, zonder auto 1" „lk zal mijn uiterste best doen, om een ander te krijgen, Binnie," zei Don zonder veel geestdrift. „Ik begrijp best, dat 't naar voor je is den eersten tijd." „O, zoo véél kan 't me nu weer niet schelen 1" zei Binnie, weer eens plotseling omslaande. „Ze hebben jou tenminste niet gestolen. Ik heb jou nog „Ja en ik liep me net af te vragen, wat je daar eigenlijk aan hebt," zei Don somber. „In geen geval een bokskampioen en misschien een groo- ten nul. Maar Gans heeft me niét gezien dat weten we 1" „Luister nu eens goed 1" zei Don Larkin. Dat zinnetje had hij overgenomen van commissaris McNary, omdat hij 't zoo pittig vond klinken. Onder den rand van zijn hoed uit had hij een scher pen blik geslagen in het gezicht van Harry Gans, handelaar in tweedehands-auto's. „Als je dat dingetje direct van me overneemt op een derde, zooals Blink Carney me gezegd heeft dan heb ie 't maar direct zeggen 1 lk heb 't druk." Harry Gans kauwde op zijn sigaar, en keek door het raampje van zijn kantoortje naar de rij wagens langs den Postweg. De lente-schemer viel op die étalage en er was niemand anders in zicht. „Ik ben een fatsoenlijk zakenman," zei hij. Don Larkin stond op. „Dat geloof ik best," zei hij met een spotlach, en zijn hand wuifde naar de rij wagens, waarnaar Gans gekeken had. „En er is een aardig stelletje overjarige vogelnestjes bij Ik raak geen ouwetjes aan ik bemoei me niet met two seatertjes en al dat goedkoope spul ik doe alleen in nieuwe Blewitts één in 'n stad. Deze komt uit Bedford en hij is zoo goed als splinternieuw." Harry Gans zei niets. Tweedehands-Blewitts was je zóó kwijt hij had er een stuk of wat gehad, en nu was er nog maar één. Don Larkin liep naar de deur. „Adjuus, broer," zei hij, en hij deed zonder aarzeling de deur open. „Wacht even!" zei Gans. „Even praten kan toch geen kwaad „Je lijkt wel gek snauwde Don terug, terwijl hij weer binnenstapte. „Praten kan 'n hóóp kwaad." „Wacht Kom non Ik heb 't zoo niet bedoeld. Als Blink je gestuurd heeft als je me dien wagen verkoopt ik ken je niet. De oude brommerige chef der politie te Stam- wich schoof wat naar voren op zijn stoel en legde een groote, harige hand op de knie van Don Larkin. „Luister nu eens goed," zei hij. „Je kunt Harry Gans aanklagen, wanneer je wilt, voor 't stelen van je auto, en dien Hammett wegens ge weldpleging, en ik zal ze direct arresteeren. Maar dan is Gans op borgstelling binnen 't uur weer los, en we krijgen gewoon geen vat op 'm. Je kunt net zoo goed probeeren, een zeepbel in een papiertje te wikkelen. Wie weet krijg jij er dan nog een ver volging bovenop wegens valsche aanklacht. Dat kan. Non, wat wil je Don Larkin zat peinzend zijn gebruinde gezicht te betasten. De ééne wang was dikker dan de ande re. Als hij een beetje opzij keek, kon hij met zijn halfblauwe oog de warme tranen van medelijden zien op de oogleden van Binnie, sedert een maand zijn echtgenoote. Don hield op met het verplegen van zijn getroffen wang en schoot snel rechtop. Al ontroerde het medelijden van Binnie hem, toch begreep Don Larkin, dat hij voor de eerste crisis in zijn huwelijksleven stond. Hij moest zijn vrouw laten zien, dat hij een man was. Daarin tekort schieten zou een grootere ramp zijn dan het verlies van den nieuwen lichten two-seater, waarin ze al 't geld van hun huwelijksgeschenken hadden gestoken, en nog iets meer. „Gans schijnt een heel erf vol tweedehands auto's te hebben staan, aan den Postweg," zei Don Larkin fel. „Daar zal hij de meeste wel van door gestolen hebben, net als den mijne. U wilt toch niet zeggen „De meeste zijn niét gestolen," viel de politie man hem in de rede. „Dat heb ik uitgezocht. Mis schien één op de twintig is gegapt maar ik wil niet optreden, zoolang ik geen geval heb, waar ik vat op kan krijgen. Snap je Met arresteeren schiet ik niets op ik moet bewijzen I" Binnie Larkin stond op. Haar oogen, die zoo feeder konden zijn, fonkelden verontwaardigd den ouden commissaris tegen. „We kunnen beter gaan, Don," zei ze. „Nou, nou, dame niet zoo kribbig tegen me zijnverzocht McNary. „U denkt misschien, dat ik zoo iemand de hand boven 't hoofd houd, maar dan slaat u er Ieelijk naast. U moet eens goed nagaan. De nummers zijn veranderd, zegt u, maar toch weet u zeker, dat 't uw eigen wagentje is, omdat er een kras op 't rechter spatbord vóór zit, die u er op hebt gemaakt met...." ,,'t Is onze wagen zei Binnie. „Dat zag ik direct, toen ik 'm zag I lk weet 't heel zeker I" „lk geloof u direct," antwoordde commissaris McNary. „Maar Gans z'n advocaat zou u gewoon uitlachen. Ik weet vooruit, dat Gans een koop brief voor dat karretje klaar heeft, en een paar getuigen, die zweren dat hij 't voor veertien dagen al had. U zegt, dat de kar ge stolen is voor den bazar van Hasting, hier in de stad, en dat een goocheme krantenjongen er een zekeren Blink Carney naar heeft zien kijken Nu Blink is n auto dief 'n echte. Maar niemand heeft gezien, dat hij er mee weg reed, of dat hij 'm aan Gans verkocht. En Blink is nu al lang weg uit Connecticut. Ik weet precies, hoe hij werkt." „Met andere woorden," zei Binnie trillend, „m menschen, die hier in de stad k komen, vinden heele- maai geen hulp bij de p po politie I" „Ze krijgen alle hulp, die ik ze geven kan maar die grapjes vragen tijd," zei McNary moede loos. „Geef me tijd. Ik weet, dat die auto ®Yet van Me*. DE KUNGSGATAN, KONINGSSTRAAT. DE HOOFDSTRAAT VAN STOCKHOLM.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 20