Tiet tijk kuiten Autopa. DE „HAVEN" EN LANDINGSPLAATS VAN POEROEK TJAHOE OP BORNEO. No. 21 VRIJDAG 21 OCTOBER 1932 669 De inspecteur scheen een oogenblik te aarzelen maar er was iets in Jeffrey's manier van doen, dat hem blijkbaar over tuigde. Hij zette zich schrap tegen den anderen gangmuur en trapte uit alle macht met zijn hak tegen de gesloten deur. „Dat hecft-ie meer gedaan flitste het door m'n gedachten. De En toen kwam er heel langzaam over dat spookachtige gezicht een niet te definieeren verandering. Hel, heel geleidelijk, zag ik het leven erin terug- keerenik zag de oogen oplichten door de activiteit van een levend brein erachter ik zag de lippen zich vertrekken tot een soort van sinistere grijns, die, hoewel wreed en schrikaanjagend, althans menschelijk was. Wat ik zag, was niet langer een doodenmasker van onuitsprekelijke verschrikking, maar het gezicht van een levend mensch. De oogen vernauwden zich plotseling tot spleten en begonnen vlug en loerend door de kamer te spieden. Het gelaat, het eenige, dat al den tijd zichtbaar geweest was, maakte een onverwachte beweging in de richting van het bed En verdween. Ik kreeg een vagen, vluchtigen indruk van diezelfde vormlooze vlek, zwarter dan de donkere schaduwen bij de deur.. Ik hoorde Jeffrey met een vloek opspringen, en daarna hoorde ik een deur dichtslaan. In minder dan een seconde had mijn vriend een electrische lantaarn uit zijn zak gehaald, en het zwakke licht maakte ons zichtbaar voor elkander maar we waren alleen in de kamer. Zijn gezicht was krijtwit en klam van zweet, en zijn handen trilden zóó, dat hij nauwelijks de zaklantaarn kon vasthouden. Wat mijzelf betreft, ik had een gevoel of ik er juist zóó uitzag. Ik was het eerst bij de deur en smeet ze wijd open. „Richards I" schreeuw de ik. „Kijk uit daar beneden I" Ik geloof niet, dat er meer dan drie of vier seconden verloopen waren tusschen de verdwijning van het gezicht en mijn schreeuw boven aan de trap. We vlogen de trap af, half loopend, half vallend. Het schelle licht van Richards' lan taarn scheen ons tegemoet, maar tot onze verbijstering zagen we niemand dan den inspecteur zelf, met een uitdruk king van de grootste verbazing op zijn gezicht. „Wat doe je hier?" schreeuw de Jeffrey. „Heb je hem laten ontsnappen?" Richards' gezicht leek zoo mogelijk nog meer verwilderd dan eerst. „Maar hij is toch zijn kamer niet uit geweest," ant woordde hij. „Wat bedoel je „Precies wat ik zeg. Ik heb mijn oogen niet van zijn deur gehad vanaf 't moment dat hij naar binnen is gegaan. Hij heeft den sleutel omgedraaid en een poosje later ging zijn licht uit. Ik kan u zweren, dat die deur niet open is geweest, sinds hij ze achter zich heeft dichtge daan en afgesloten." De gedachte is natuurlijk oneindig sneller dan elke moge lijkheid om ze uit te drukken. Een seconde lang geloofde ik half, dat ik werkelijk geslapen en gedroomd had dat het ver lammende schrikbeeld inder daad een nachtmerrie was ge weest, en dat een toevallige vlaag nachtwind die deur had geopend en weer dichtgeslagen. Jeffrey's geest scheen even eens zeer snel gewerkt te heb ben, maar in een practischer richting. „Ik ben een idioot ge weest," mompelde hij. „Ik had kunnen weten, dat hij de trap niet zou gebruiken. Breek die deur open I" trap was uitstekend geplaatst, vlak boven het slot, en er was geen tweede noodig. De deur piepte langzaam open, en wij stormden naar binnen. De kamer was zwak verlicht door een enkele, laag-gedraaide gaspit. Voor een bureau, met den rug naar ons toe, stond een man in een lange kamer japon of domino van zwarte zijde. Ik herinner me nu, hoewel ik er op dat oogenblilc geen aandacht aan schonk, dat hij juist een ledig glas op het gepo lijste blad van de schrijftafel zette, toen mijn oog op hem viel. „Blijf staan waar u staat I" riep de inspecteur. Maar hij had evengoed tegen een stokdoove kunnen roepen, want het re sultaat was nihil. De man nam een handdoek, die op het bureau lag, verborg zijn gezicht erin en veegde het af, alsof hij zich juist gewasschen had. Toen hij daarmee klaar was, keerde hij zich rustig om en keek ons aan. „Ik zal niet den minsten tegenstand bieden," zei hij bedaard. „U behoeft zich geen zorg te maken." Hij sprak die woorden niet met een gewone heldere stem al wat we hoorden, was een heesch gefluister. Het gezicht waarnaar ik stond te staren, was dat van Carlton Stancliffe I „Inspecteur," zei Jeffrey met een trilling van triomf in zijn stem, „sta me toe u in kennis te brengen met James Hyde, M. D., vroeger wonende te New York, later in Australië en den allerlaatsten tijd verbonden aan het tooneel. Hij is de moordenaar van zijn voormaligen vriend en collega, Dr. Roscoe Marshall." De inspecteur was een en al zakelijkheid. Uit zijn zak trok hij een paar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 29