KANAAL
DOOR
VILAND
ZUöD-i
648
VRIJDAG 21 OCTOBER 1932
No. 21
op haar omgeving zal hebben uitgeoefend.
Men voelt nu echter wel, dat dergelijke kwesties
niet in een handomdraaien zijn op te lossen dat
er dikwijls zeer gecompliceerde factoren in het
spel zijn, en dat het nauwkeurig wetenschappelijk
onderzoek vereischt, hier het juiste licht te doen
vallen.
Ons werk is dit hier niet. We wilden maar
even duidelijk maken, dat een scheiding, zooals
een kanaal, een rivier, een gebergte kunnen
geven, van invloed kan zijn op de verdere
ontwikkeling der bevolking. Oorspronkelijk zijn
zoo de grenzen, de staatkundige, uit natuurlijke
ontstaan in vele gevallen ook kwamen rasver
schillen na langen tijd op den voorgrond. Maar
hier raken we een netelig vraagstuk, dat we lie
ver laten rusten. Wat alleen van belang is
het mag een feit worden genoemd, dat, sinds de
autobussen de scheiding tusschen beide gedeel
ten grootendeels hebben opgeheven, ook de ver
schillen in dialect langzaam aan het verdwijnen
zijn, wat men met een taalwetenschappelijken
term Ausgleichung noemt. Zelfs hoort men eigen
aardigheden van het Oostelijk-Zuid-Bevelandsch
nu in het Westelijk en
omgekeerd.
Dat is echter niet de
eenige, zelfs niet de voor
naamste beteekenis van
dit kanaalHet moge
zijn, dat het kanaal voor
de bewoners der omlig
gende gemeenten niet
meer beteekent dan een
verdeeling in gebieden
en gemeenten, die elkaar
De sluiswachter draait
en de sluisdeuren gaan
achter de binnengevaren sche
pen dicht.
Voor de sluizen te Hans-
weert. waar altijd drukte
heerscht van komende en
gaande schepen.
eeland heeft maar weinig kanalen, die
kleine watertjes, die graag dezen naam
zouden dragen, maar er geen recht op heb
ben. Het kanaal, dat Terneuzen tot voor
haven maakt van Gent, en dat door Zuid-
Beveland, zijn echter het vermelden dubbel
en dwars waard. Vooral het laatste, dat een der
drukst bevaren kanalen van de wereld heet.
Het snijdt Zuid-Beveland in twee stukken. Zou
het mogelijk zijn, dat de isolatie van deze deelen
ook nog blijvende gevolgen heeft gehad Indien
men het Zuid-Bevelandsch dialect bestudeert,
valt het dadelijk op, dat het Oostelijk-Zuid-Beve-
landsch zeer sterk verschilt met het dialect van
het Westelijk deel. Terwijl men, om een enkel voor
beeld te noemen, in het Westelijk deel spreekt
van „loape" (loopen), zegt men in het Oostelijk
deel „lop'n". Dit geldt voor vele uitgangen. Trou
wens, er zijn nog talrijke andere verschillen in
dialect. Men moet hier echter voorzichtig zijn
in zijn oordeel, want deze zaken zijn veelal veel
meer ingewikkeld, dan men op het eerste gezicht
zou zeggen. In dit geval zou men met recht den
ken aan een gelijke taalontwikkeling in beide
deelen, tot op een oogenblik, waarop zich in een
der deelen een bepaalde invloed deed gelden, die
in het andere uitbleef. We denken hier aan den
sterken import van vreemden in het Oostelijk
deel, vooral rondom het kanaal. Ook is het moge
lijk, dat reeds vroeger verschillende invloeden
hebben gewerkt, men denke b.v. aan de bevol
king van het oude fort Bath, die ook wel invloed