No. 22
„schaduwen". Langzaam kwam een nieuw plan in
James' brein op.
Op zijn kamer gekomen trok hij handschoenen
aan en wreef zorgvuldig over alle door hem aange
raakte voorwerpen, teneinde vingerafdrukken te
verwijderen. Den volgenden morgen betaalde hij
zijn rekening, vertrok, en wist binnen een uur den
agent, die voor het huis had gestaan en die hem
volgde, van zich af te schudden.
Daarna nam hij den trein naar Dorchester.
Hij was alleen in den coupé en maakte daarvan ge
bruik, door zichzelf twee boventanden uit te bre
ken en zich een wonde in het gezicht toe te brengen,
die hij met een pleister verbond. Precies op tijd
meldde hij zich bij den hoofdcipier van de gevange
nis.
„In den slag geweest, Brown?" informeerde
deze.
„Ja, mijnheer. In Londen betrapte ik een zak
kenroller maar de vent was bepaald kampioen
bokser geweest. U ziet op mijn gezicht het resul
taat. Bovendien ontsnapte hij me nog."
Een dag later, op zijn nachtronde, ging hij de
cel van no. 572 binnen. Ontzet staarde John zijn
broer aan.
„Maar John, hoe hoe moet ik nu terug
vroeg hij. „Ik kan geen uniform aantrekken zon
der twee tanden te missen en een wond in mijn ge
zicht. En jij kan zoo evenmin terug hier. Wat
wat moeten we doen Ik kan het niet langer ver
dragen. Van cipier tot gevangene. Ik had nooit
gedacht dat No. 572 sloeg een arm bescher
mend om den schouder van den ander. „Kalm blij
ven, John kalm blijven. Je weet niet hoe el
lendig ik 't vind, maar het komt wel in orde, ge
loof me. Ik zal valsche tanden laten inzetten
jij moet, als je in de steengroeve werkt, zorgen
dat je ook een wonde krijgt. Probeer het nu nog
een tijdje uit te houden, John een tijdje nog.
Gerust, ik maak alles in orde."
Het was een diep verslagen „gevangene",
die in de cel achterbleef, starend naar de kale, on
wrikbare muren. Maar ook de „cipier" was niet
gerust zijn kwaadaardige ziel beefde bij de ge
dachte, dat zijn broer aan de vingerafdrukken zou
denken, die hem bij den directeur konden recht
vaardigen. Maar waren de vingerafdrukken van
een tweeling wel verschillend Indien ze gelijk
waren, zou hij eerst wat geld sparen, dan ontslag
nemen en het land verlaten John moest dan inaar
zien hoe hij den directeur zou overtuigen. Indien
ze niet gelijk waren.desnoods zou hij zijn broer
dooden.
In zijn geslepen wreedheid sprak hij er zelf het
eerst met John over. „Ik zal je vingerafdruk
nemen, John als onze afdrukken niet gelijk zijn,
kunnen we in uitersten nood altijd den directeur
alles bekennen en bewijzen. Laten we ons over-
.uigen of een tweeling verschillende afdrukken
heeft." Hij nam een afdruk van John's vingers,
ging de cel uit, en vlug naar zijn kamer. Het bleek
hem dat ze verschilden van de zijne. Maar de twee
afdrukken, die hij John bij een volgend bezoek
toonde een week later gemerkt „John" en
„James" waren twee van zijn eigen afdrukken.
Met ontzetting keek John zijn broer aan. „Groote
goedheid, James, nu onze afdrukken gelijk zijn, en
jou overkomt iets, dan zit ik voor bijna 15 jaar
opgesloten." Uiterste wanhoop sprak uit zijn
stem. „Ik lijk niet eens meer op je zie eens, hoe
mager ik geworden ben. Dat komt nooit weer
goed."'
„John, kalm nu. Laat alles aan mij over. Pro
beer het nog een tijdje uit te houden. Ik heb een
plan, waardoor we geen van beiden ooit de cel
zullen terug zien. Ik ben bezig een plan uit te
werken voor je ontsnapping 1 Begrijp je Stt.
Hij veinsde een verdacht geluid in den corridor te
hooren, en ging de cel uit.
Niemand beter dan John wist dat een ontsnap
ping, zonder hulp, uit de Dorchester-gevangenis
onmogelijk was. Maar wanneer een cipier hielp,
iemand zoo schrander als James, dün was het moge
lijk. Omdat John Brown een eenvoudige van geest
w'as, voelde hij iets als schuldbesef. Een paar keer
was een lichte achterdocht in hem gewekt, dat zijn
broer geen eerlijk spel speelde, dat hii hem had
willen laten waar hij was. Hij schaamde zich daar
nu over. James was een beste kerel, die zijn uiter
ste best deed zijn broer uit de ellende te helpen.
James was intelligent en schrander James zou
°m redden.
vingerafdrukken gelijk zijn aan die van den man,
hier afgeboekt als no. 572, dan ben je die man, en
zal je straf verzwaard worden."
„Maar ze zijn gelijk, mijnheer. James, mijn
broer, heeft 't me verteld. Laat u hem hier komen,
mijnheer hij alleen kan zeggen dat ik de waar
heid spreek."
„Cipier Brown is dood," zei de gouverneur.
„Maar zijn vingerafdrukken zijn ook genomen.
Je hebt niets te vreezen als je de waarheid hebt
gesproken."
Voor inspecteur Bolding, die den volgenden
dag kwam, was de zaak zeer eenvoudig. De vin
gerafdrukken van den dooden „cipier" kwamen
microscopisch overeen met die van Stoner en
met die van den werkelijken no. 572. Die van
John Brown waren absoluut verschillend.
„Geen twijfel mogelijk, mijnheer," verklaarde
Bolding den gouverneur„de man heeft de
waarheid gesproken. Ook zonder de afdrukken
had ik het moeten weten als ik werkelijk ver
trouwen in mezelf had gehad. Toen ik hem dien
avond in Londen zag, kende ik hem. Heb hem zelfs
laten schaduwen. Enfin, nu is de zaak tenslotte
dan toch in orde."
Zoo kwam het dat John eenige dagen later op
het bureau van den gouverneur stond, die hem
vertelde dat hij vrij was. „Ik geloof, dat er bepa
lingen zijn," ging de gouverneur door, „die straf
baar stellen wat jij hebt gedaan, maar geen der
autoriteiten heeft te kennen gegeven die te willen
toepassen. Dus jc bent vrij." Hij schoof een
stoel bij„Ga nog even zitten, Brown. „Je staat
niet erg vast, en ik heb je nog wat te zeggen als
man tegen man. Ik moet je in meer dan een
opzicht bewonderen. Wat je gedaan hebt, is uniek
in zekeren zin heldhaftig. Ik mag ie niet in
dienst houden als bewaker, je zult er ook niet
veel voor voelen, vermoed ik. Maar een van de
regenten is directeur van de County Bank in Bir
mingham. Hij weet van het gebeurde enfin,
ik kan je namens hem de positie aanbieden van
opzichter over het bewakingspersoneel van de
County Bank. Ik ben overtuigd, dat jc mijn in
lichtingen niet zult beschamen."
JiUadatdlacfiUn
van JfedcUand.
Zes weken later
lichtte „cipier"
Brown zijn broer
in dat alles gere
geld was behalve
de gelegenheid.
„Onthoud goed,
John. Als je in de
buitenploeg werkt,
zal ik je op 't ge
schikte moment
zeggen te vluchten.
Het voordeel is dat
je de streek goed
kent. Als ik je toe
fluister vlucht
ga dan naar de vijf
rotsen op de hei, je
weet wel, de zoo
genaamde heksen-
grot. Onder het
middelste rotsblok
zal je een costuum
vinden. Vandaar ga
je naar de farm van
den ouden Jack
Munterik heb
hem ingelicht, hij
heeft beloofd te
helpen. Hij zal je
met zijn auto naar
Liverpool brengen
en zorgen dat je
passage krijgt naar
Canada. Ook zal
hij je het adres
geven van zijn zoon
in Montreal, waar
je moet blijven, tot
ik een paar maan
den later ook kom. Onthoud het goed, John, en
zorg dat je gereed bent. De kans kan morgen
komen, over een week, of over een maand."
Nog zes weken later kwam de gelegenheid. Op
een druiligen wintermorgen kreeg „cipier" Brown
order, met gevangenen no. 572 en 314 een verstop
te rioolpijp op het veld buiten de gevangenis
schoon te maken. Bij het riool gekomen, beval hij
no. 314 aan het benedeneinde te werken zelf
ging hij met „no. 572" naar het andere einde.
Daar gekomen „Gauw John 1 Vlucht
„No. 572" liet zijn schop vallen en rende weg.
Een oogenblik later bracht de „bewaker" zijn
geweer aan den schouder richtte het op het
hoofd van zijn broer. Maar terwijl hij vasten steun
zocht voor zijn voeten, gleed hij uit, verloor zijn
evenwicht en rolde van de lichte helling, waarop
hij stond, om en om in de sneeuw. In een moment
echter was hij weer overeind, het geweer had hij
vastgehouden. De vluchteling was nog een dui
delijk doelwit. „Cipier" Brown mikte lang en
zorgvuldig. Vrijheid voor zijn broer Hij trok af.
Het geweer sprong uit elkaar, want. de loop was
verstopt door sneeuw en de kogel sloeg terug, door
het oog van den vurenden man. Hij zonk neer in
de sneeuw. No. 314 begon te schreeuwen in de
gevangenis werd alarm gefloten. „No. 572" was
inmiddels verdwenen. Toen John bij de afgespro
ken rotsen was gekomen, en niets, niets vond,
doorzag hij ten laatste zijn broer hij begreep het
bedrog. Het sloeg hem zoo met ontzetting, dat hij
doodstil bleef staan tot twee bereden bewakers
hem vonden en terugvoerden naar de gevangenis.
Een half uur later stond hij in de directiekamer.
De gouverneur van Dorchester was een geduldig
man en een man van veel ervaring. Hij luisterde
zonder onderbreking naar het stamelend vertelde
verhaal. Daarna liet hij oude bewakers roepen, die
hem konden bevestigen dat de overleden oude
hoofdcipier Brown 'n tweeling had gehad. Vervol
gens herinnerde hij zich *n zeker telefonisch ver
zoek om inlichtingen van inspecteur-detective
Bolding van Scotland Yard. Dien liet hij opbellen.
„Druk hier je vingers juist. Je vingerafdruk
ken zullen bewijzen of je verhaal waar is. Als je