HET
vAM DE
li O O n/v/t£>fTESf
Ja," zei mijn vriend rustig, „daar heb je gelijk aan. Eén ervan zit bijvoor
beeld, tenzij ik me erg zou vergissen, in de broekzakken 'van den doode."
Hij keerde zich niet om, terwijl hij dat zei, maar bleef voor het boeken
rekje staan en scheen al zijn aandacht te wijden aan Stancliffe's kleine bibli
otheek. Richards keek hem weifelend aan, alsof hij half verwachtte, dat zijn
vriend den draak met hem stak toen bedacht hij zich, liep naar het bed,
en boog zich over het lijk.
„Is dit wat u bedoelt hoorde ik hem vragen „iets in een stukje taf
gewikkeld
„Dat is het," zei Jeffrey.
De inspecteur keerde zich om naar het licht, en wikkelde het nietige
pakje los. Het was een bijzonder kleine injectiespuit met een gebroken naald
erin.
„Ruik er eens aan," beval Jeffrey, nog steeds zonder zich om te kecren.
De inspecteur snuffelde gehoorzaam.
„Hmmm, tabak," zei hij.
„Nicotine/' verbeterde Jeffrey, „zuivere nicotine. En dat kleine spuitje
in uw hand is het werktuig, waarmee hij den moord heeft bedreven."
„Nu" zei Richards met een zucht, „ik weet niet, hoe u dat aanlegt, hoor.
Kunt u me nog andere aanwijzingen geven
„Wel," zei Jeffrey, „behalve die staafjes en potjes schmink daar op het
bureau, geloof ik, dat het eenige andere ding van belang dit is," en hij stak
zijn hand uit en nam een boek van het rekje. Het was gebonden in zwart
leer, tamelijk versleten, en op den rug stond een bijna uitgewischt mono
gram in goud „J. R. M."
„Kijk eens hier, Drew," zei hij, „ik geloof, dat dit ons heel dicht bij
de tragedie van het Grosvenor Gebouw brengt."
Hij opende het en begon erin te bladeren van achter naar voren de
laatste pagina's waren onbeschreven.
„Wat is het voor een boek vroeg ik.
„Dr. Marshall's patiëntenboek," antwoordde hij, „en zijn laatste aan-
teekening zal zonder twijfel interessant blijken." Het volgend moment had
hij ze ook al gevonden. De bladzijde was slechts voor een derde beschreven
in Dr. Marshall's fijn, steil, regelmatig handschrift.
„Stancliffe Carlton," stond er. „Zijn derde bezoek deze week. Ver
toont duidelijker dan te voren de symptomen van degeneratieve periodieke
hypomanie. Indien het onderzoek zulks bevestigt, zal ik stappen doen om hem
onder toezicht te doen stellen. Nog steeds volkomen toerekenbaar in wette-
lijken zin, maar op den duur zeer gevaarlijk."
„Wel," zei ik peinzend, „hij had 't tot het laatste oogenblik bij het rech
te eind, niet
Jeffrey huiverde. „Nee," zei hij, „het was zijn ééne groote fout. Hij
had sneller moeten handelen". En toen herhaalde hij, half binnensmonds
„Derde bezoek deze week."
Hij sloeg het boek dicht en reikte het aan den inspecteur over.
„Ik geloof," zei hij, „dat mijn vriend en ik nu wel het onze gedaan hebben.
Als je ons voorloopig niet meer noodig hebt, zouden we ons wel graag terug
trekken. Ik betwijfel, of er hier nog iets anders te vinden zou zijn."
Jeffrey dronk zijn glas leeg en trok uitvoerig aan mijn pijp, de pijp, die
hij een paar uur tevoren was gaan zitten schoonmaken de pijp, die hem
zoo geheel onverwacht de oplossing van het mysterie aan de hand had ge
daan. Ik had ze hem reeds ten geschenke aangeboden.
„Wel," zei hij. „Het is vier uur in den morgen. Wil je naar bed gaan,
zooals 't een althans nog eenigermate respectabel burger betaamt, of zullen
we 't restje nu ook maar blijven doorwaken, en ons heele verhaal eens rus
tig overzien
„Je weet drommels goed, wat ik wil," zei ik.
„Zie je, ik moest de heele zaak behoorlijk voor elkaar hebben, vóór ik
je ervan wilde vertellen," zei hij. „Ik wist, dat je er niets aan zou hebben, wan
neer ik je tracteerde op stukken en brokken, zonder je een ordelijk over
zicht te geven," ging hij zoetsappig voort. „Daarom heb ik je onderweg maar
laten soebatten. Maar nu ben ik klaar."
Doch ik verdacht hem er ernstig van, dat hij zijn verhaal uitsluitend
zoolang had uitgesteld, teneinde een motief te hebben om niet naar bed te
gaan bij thuiskomst 1
Ik kan bijwijze van inleiding tot het relaas, dat Jeffrey me in het voor
uitzicht stelde, wel even opmerken, dat een verder onderzoek van Stancliffe's
nagelaten bezittingen nóg een voorwerp van onschatbare beteekenis aan het
licht zou brengen, een merkwaardig dagboek in het handschrift van den
moordenaar zelf, dat later een bijna compleet verslag van den moord op Dr.
Marshall bleek te bevatten, evenals van den aanslag op het leven van Gwendo
len. Maar het document bevatte nauwelijks één détail, dat nog niet door
Jeffrey was beschreven, dien morgen toen hij me zijn verhaal deed
„Je herinnert je nog wel," begon Jeffrey, „dien bewusten avond, toen
wij samen gegeten hadden, en je Jack Marshall bij thuiskomst op je vond
wachten Ik liet jelui toen onmiddellijk alleen, omdat ik hem niet goed
kende, en wel begreep, dat hij mij er liever niet bij zou hebben. De portier
hield me staande vóór ik in de lift kon stappen, en vertelde me, dat er in de
spreekkamer een heer op me zat te wachten. Het was Carlton Stancliffe, en
ik nam hem meteen mee naar mijn kamers.
„Ik had hem nog nooit tevoren gezien behalve dan 1
op het tooneel want de onderhandelingen over die serie i J
schetsen en artikelen, die we samen zouden maken,
waren gevoerd door het magazine, waar ze voor dienen moesten. Het
was een zakelijk bezoek, en ik verwachtte het. Ik had evenmin eenig
vermoeden van een connectie tusschen hem en Dr. Marshall als tusschen
hem en den Shah van Perzië. Maar hij had een krant bij zich, en begon dade
lijk met me over den dokter te praten. Hij vertelde me, dat hij er 's morgens
nog geweest was vertelde me wat toen nog niet in de krant stond dat
men dacht aan een moord. Hij voegde er ook nog bij, dat hij er dien avond
heen moest om te trachten, Pomeroy te identificeeren.
En nu kun je me gelooven of niet, maar waór blijft 't toch nog vóór
hij half klaar was met zijn beschouwingen over het geval, wist ik, dat hij de
moordenaar was, even zeker als ik het nu weet. Ik zag eenvoudig de feiten
en bewijzen aan alle kanten óp hem kleven, en ik kan je verzekeren, dat 't
me een erg eigenaardig gevoel gaf. Nadat hij weg was, deed ik mijn best, het
van me af te schudden. Maar wót ik ook deed, mijn overtuiging werd sterker
en sterker, en tenslotte liep ik het huis uit en volgde jou naar de woning van
de Marshalls.
Ik kwam er pas aan, toen jij en Jack al weg waren, maar mevrouw Mar
shall was zoo goed, me te ontvangen. Ik was niet van plan, er een woord van
tegen haar te zeggen, maar vóór ik 't zelf wist, had ze alles uit me, wat me op
het hart lag. Natuurlijk was ze erg sceptisch. Ze wist hoegenaamd niets over
Stancliffe, dat eenig aannemelijk motief zou kunnen opleveren voor een der
gelijke misdaad. Maar eer ons gesprek geëindigd was, kreeg de onwrikbaar
heid van mijn overtuiging blijkbaar toch eenige vat op haar. Van den anderen
kant bleef haar nuchtere kijk op mijn theorie, en haar verzekering dat zij
noch haar man Stancliffe ooit persoonlijk hadden gekend, niet zonder uit
werking op mij.
Toen ging ik aan het werk om een motief voor den moord te vinden.
Mijn allereerste aanwijzing kreeg ik van jou. Je vertelde van dien jongen Hyde,
die door Dr. Marshall ten gronde was gericht, lang geleden, en ik moest op
't zelfde oogenblik denken aan een mogelijke identiteit tusschen hém en
Stancliffe."
„Wel," zei ik, „ik wilde, dat je dan maar van het begin af aan in mijn
schoenen had gestaan. Dan zouden we de definitieve oplossing heel wat eer
der gevonden hebben. Ik kreeg zelf een aanwijzing voor die identiteit, maar
merkte ze eenvoudig niet op want toen ik met Stancliffe over Hyde praatte,
en over Madeline's herinneringen aan hem, kreeg hij een schok en gooide een
siphon van de tafel. En twee of drie malen maakte hij, wanneer we samen
waren, de fout, te spreken als een dokter over hypnose en dergelijke din
gen. Dan was er nog de eigenaardige zakelijke manier, waarop hij juffrouw
Carr weer bijbracht, toen ze was flauwgevallen bij die proef met de klok
dat had me ook al op 't idee van een vroegere medische ondervinding kunnen
brengen. Maar ik schijn al dien tijd wel blind en doof geweest te zijn."
„Och neen, 't was allemaal begrijpelijk genoeg," zei Jeffrey. „Een too-
neelspeler is de minst opvallende van alle menschen, juist doordat hij een
half-ptiblieke persoonlijkheid is. Je komt nooit op 't idee, vragen over hem
te stellen. En evenmin vraag je je af, wat zijn ware naam is, of waar hij tien
jaar geleden woonde, of wat voor een soort karakter hij heeft. Je neemt hem
eenvoudig, zooals hij is. Hij is de eenige persoon in de samenleving, die nooit
over zichzelf en zijn verleden verantwoording behoeft af te leggen. Omdat
je hem een half dozijn keeren op het tooneel gezien hebt, denk je, dat je alles
van hem weet.
Maar zie je, ik benaderde het geval van den anderen kant. Ik wist, wist
want ik kan die zekerheid onmogelijk sterk genoeg uitdrukken dat hij
de werkelijke moordenaar was. Met die wetenschap moest 't me dus gemak
kelijk vallen, een toren van bewijzen tegen hem op te stapelen. Ik had het
volste vertrouwen in het onderzoek, maar ik ben nog nooit van mijn leven
zóó teleurgesteld geweest."
„Er werd duidelijk uiteengezet," merkte ik op, „dat een dokter het ge
daan moest hebben. Dat moet je toch versterkt hebben in je meening, dat
Hyde en Stancliffe één en dezelfde waren."
„Ja zeker, dat was ook heusch vrij aardig, maar het was toch niet, waar
ik op gehoopt had. Ik ging er vandaan in een afschuwelijk humeur, want ik
was tenslotte nog even ver van huis, en kon zelf met geen mogelijkheid be
denken, hoé Stancliffe het in vredesnaam gedaan kon hebben. Ik maakte
dezelfde fout als alle anderen ik nam namelijk aan dat, daar er een heele
serie patiënten op de gewone manier in de spreekkamer waren geroepen en
voldaan weer vertrokken, Dr. Marshall ook degene moest geweest zijn, die
met hen gesproken had. Dat hij dus nog in leven moest zijn geweest nadat
Stancliffe was weggegaan. Ik hoopte nu de een of andere aanwijzing te vin
den, dat hij vanuit de gang was teruggekeerd op eenig tijdstip vóór half één,
maar het wilde me niet gelukken.
Juist vóór jij dien avond bij me kwam, kreeg ik een briefje van me
vrouw Marshall, dat jij toevallig ontdekte, en dat, naar ik veronderstel, ons
beiden bij jou eenigszins verdacht heeft gemaakt."
Ik had verwacht, dat dit komen zou, en ik voelde me vrij belachelijk,
toen hij dat zoo rustig constateerde.
„Zij schreef me," ging Jeffrey voort, „uitsluitend uit bezorgdheid voor
jouw gevoelens. Ze legde me uit, dat het je noodzakelijk moest bevreemden
en ontstemmen, wanneer je bemerkte, dat er over deze zaak eenige vertrou-