No. 24 VRIJDAG II NOVEMBER 1932 757 Brender was al aan 't wegloopen, en achterom kijkend smaalde hij „Jullie kunnen beter bij Brender komen, om de gaatjes te vullen daarna liep hij aanmerkelijk vlugger. Mary keek hem na met een bedenkelijk gezicht, en George keek naar Mary met een nog bedenke lijker gezicht. „U moet hier een man hebben, juffrouw Mary," zei hij. „Als ik u eens hielp, tot u een nieuwen be diende hebt..Goed? Ik heb een week den tijd." Mary Ricksby zweeg, keek toen op, en zag een paar heel prettige, lachende oogen. 't Kon wel ie mand zijn, die vluchtte voor de justitie, of zoo iets, maar zijn oogen waren heusch aardig. „Goed, als u wilt.... Ik zal u betalen, wat de vorige bediende had -twee pond met den kost. Is dat goed „Prachtig. Wijst u me dan maar meteen, waar alles staat, dan kan ik morgenochtend zóó voort." George had succes. Den eersten dag schreef Mary den drukken loop toe aan de nieuwsgierig heid der dorpelingen, den tweeden dag erkende ze, dat George talent had, den vierden dag was ze opgetogen. „U bent gewoon geboren om in een winkel te staan," zei ze bij de avondboterham; en toen werd het lachende gezicht tegenover haar opeens ernstig. Nog maar enkele dagen geleden was zijn heele gemoed in opstand gekomen tegen het idee van zijn vader, dat hij zijn weg door de wereld zou zoeken door middel van den handel. Hij had ge walgd van een bureau-stoel, onder de gunstig ste omstandigheden en nu was hij trotsch op het idee, dat hij een geboren kruideniersbediende was. „Hebt u al een nieuwen bediende in zicht, juf frouw Mary vroeg hij. Mary bloosde. ,,lk geloof niet, dat we al iemand..." zei ze een beetje slap. „Prachtig Zouden uw vader en u goedvinden, dat ik bleef.... voorloopig „Vader zal 't heel prettig vinden. Hij mag u graag. En meneer Toots laat alles aan ons over behalve als hij hier is." „En eh.vindt u 't misschien ook prettig Hij boog zich bij die vraag over de tafel heen, en Mary bloosde vurig, en trok zich terug uit den kring van het lamplicht. „O ja, zeker; u bent altijd erg vriendelijk en behulpzaam „Mooi," antwoordde hij. „Dan gaan we eerst eens iets bedenken, om dien Brender in 'n hoek te slaan. Ik heb gewoon geen rust, voor dat ge beurd is." De twee jonge hoofden bleven toen lang gebo gen over vellen papier, en cijfers werden bespro ken. „Dat durft u toch niet, meneer Holmwood zei Mary op 't einde. En George antwoordde „Waarom niet Wat hebben we aan voorraad, die in den kelder blijft staan Dien avond had George het druk. Eerst schreef hij aan zijn vader zonder adres op te geven dat hij werk gevonden had en voorloopig niet in stad kwam, en geen geld noodig had toen ging hij praten met een oude vrouw, die in een huisje aan den overkant woonde. Den volgenden morgen staarde Oak Green naar een reusachtigen pijl, die dwars over de straat naar de étalage van Toots wees. De dorpelingen schenen het elkaar te vertellen iedereen kwam tenminste kijken ook naar de étalage, die op eigenaardige wijze afweek van het gewone type. Geen keurige stapeltjes blikjes en fleschjes meer, geen vakjes koffieboonen en rijst maar drie ruwe pakkisten, klaarblijkelijk haastig open gewrongen, waaruit watervallen van blikjes met kleurige etiquetten neerstroomden een chaos, met een groote kaart er boven, waarop stond Geen tijd om ze netjes op te stapelen 1 Ze worden ons uit de handen gegrist! Maak dat u ook uw portie krijgt En George stond op den drempel, om de kijksters aan te moedigen tot binnentreden. „Toe, juffrouw Miggs, neemt u 'n paar blikjes zalm tnee. U krijgt ze nooit meer voor vier pennie- tjes." „Vier pennies Maar m'n man heeft liever rooie 1" i.O ja, die hebben we hier niet. Geen vraag meer naar. Niet goed voor de kinderen, zeggen de dokters. Maar misschien hebben ze bij Brender nog wat. We verkoopen hier alleen 't allernieuwste." Juffrouw Miggs nam dan maar een paar blikjes, en toen ze binnen was, óók nog wat anders.... en toen de dag om was, waren twee pakkisten leeg en moest Mary met haar bediende hard aan 't werk, om den winkelvoorraad opnieuw te schikken. En weer kwam de dikke bleeke Brender, maar nu grinnikte hij niet meer. „Wat is dat voor 'n spelletje hier?" vroeg hij. „Spelletje zei George. „We verkoopen „Kunst om te verkoopen onder den prijs 1" tierde Brender. „Om een eerlijk mensch dood te concurreeren „Wie is er begonnen met onder den prijs te verkoopen viel Mary uit. „Hoe hebt u gedaan met de thee? En met de huishoudzeep? En...." „Wordt u nu al bang?" zei George. „Dan moet u over een week eens komen 1 We hebben kapitaal achter ons, meneer Brender! We krijgen altijd 't nieuwste en 't mooiste.... en goedkoop, doordat we bij massa's inslaan 1 U hebt 't zelf uitgelokt." „Grootspraak!" spotte Brender. „We zullen eens zien. Gewoon geen respect voor 'n eerlijk mensch, die hier al twintig jaar zit „Eerlijk mensch vroeg George. „Waar Hij zei het heel kalm, maar hij voelde hoe ijdel zijn bluf was. Wat kon hij, met een wekelijksch in komen van twee pond, doen, om Mary en haar va der uit het verval op te heffen? Brender had al la ten zien, dat hij er wat voor over had maanden verlies desnoods om zijn concurrent in den grond te boren. George glimlachte nog, maar zijn hersens vroe gen hem pijnlijk, wat hij beginnen wou om zijn grootspraak waar te maken. Voor 't oogenblik echter werd hij afgeleid, want er kwamen vlugge voetstappen naar de winkeldeur, en George begon al te buigen en zei „Waarmee kan ik u...." Toen bleef hij in zijn woorden steken, want voor zich zag hij zijn vader, die lachend, en heelemaal niet verwonderd, naar Mary Ricksby stond te kijken. „Zoo jongen, heb je een klant?" zei hij. „Help dien maar eersten hij keek schuin naar Brender. „Nee meneer, ik ben blij dat u komt 't is geen klant. Ik had graag, dat u meneer Bren der, die ook een winkel hier in 't dorp heeft „Ja, ik weet er alles van," zei de vader. George zette groote oogen op, maar hield zich bij de zaak. „Ik heb meneer Brender ver teld, dat deze zaak de grootste onderneming van Londen ach ter zich heeft. Wilt u dat even bevestigen „Met alle genoegen. Meneer Brender, van nu af aan staat Holmwood achter deze zaak Ja, als u niet beleefd kunt blij ven, moest u maar liever ma ken, dat u wegkomt. Begrijpt u me „Ja zeker, meneer Toots 1" zei Brender spottend, en George keek verbaasd. „En mag ik vragen, wie u 't recht geeft om namens Holmwood te spreken?" „Toevallig ben ik 't hoofd van die firma en dat is mijn zoon, die u 't vuur al aardig aan de schenen gelegd schijnt te hebben. Laat hem maar liever met rust, nu hij zijn vader op zijn hand heeft. Goeden avond Het klonk zoo nadrukkelijk, dat Brender vertrok, om adver- Moedet U jatig. tenties te gaan nakijken uit verre dorpen, waar zaken te koop waren. „Hoe hebt u me gevonden, vader vroeg George toen, „en waarom zeggen ze Toots tegen u Heeft juffrouw Ricksby me verraden George keek verwijtend naar Mary, maar haar ver baasde trekken spraken haar vrij van iedere blaam. „Heusch, meneer Holmwood, ik had geen flauw idee, dat meneer Toots...." ,,'t Is in orde, George," zei de vader. „Ik heb de zaak hier als 'n soort rustoord, zie je. Als ik eens vacantie wil hebben, kom ik 'n paar dagen hier om achter de toonbank te helpen en met de klan ten te praten, net als vroeger, toen je moeder en ik in zoo'n dorpje begonnen zijn. Niets zoo leer zaam als een winkel - als je een goeie vrouw tot hulp hebt." George keek naar Mary. Het werd een lange blik, en zjj scheen het noodig te vinden, haar oogen neer te slaan. „Juffrouw Ricksby heeft meneer Toots ge schreven, dat ze een nieuwen bediende had aan genomen, en ze gaf zijn naam op. Ik dacht, dat je er in een paar dagen genoeg van zou hebben en maar liever op 't kantoor zou komen zitten maar nu zie ik, dat ik me vergist heb. Nu moet je maar hier blijven, tot Ricksby heelemaal beter is." Mary keek op, belangstellend, misschien met 't gevoel, dat de zon toch nog niet heelemaal de wereld uit was. „En wat ik zeggen wou," ging de oude heer voort, „ik vind 't altijd 't beste om maar jong te trouwen. Ik was zelf tweeëntwintig en ik heb er nooit spijt van gehad." Toen keerde de handelsman uit de stad zich om, en zijn oogen stonden extra helder door de herin nering aan een lieve vrouw, die dood was. Maar hij kon toch nog schalks knipoogen tegen Mary.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 21