No. 24 VRIJDAG 11 NOVEMBER 1932 767 Kracht: de woelende, schuimende watermassa's van den Niagara-waterval. de natuurlijke grens tusschen het gebied van Canada en de Ver. Staten. De waterval wordt gevormd door de rivier de Niagara tusschen het Erie-meer en het Ontario-meereen eiland verdeelt het natuurwonder in tweeën, waarvan het grootste gedeelte, de z.g. Hoefijzer-val (op deze foto), aan den Canadeeschen kant ligt. Per uur stort 'n massa van 30 millioen kub. meter water omlaag. 't bewerken bent. Ga door, maar laat ik niet weer die trucjes van je zien als daarstraks, versjaan »Zeg, hou jij je orders voor je voor menschen, die er van gediend zijn. Ik heb er genoeg van," luidde het antwoord. „Ik worstel niet meer met hem, noch met iemand anders." Meteen stapte hij naar z'n jas, die op een van de touwen van den ring hing. „Vooruit, doorgaan Niet uitscheiden riep de menigte, die zichtbaar haar uiting van ridderlijkheid betreurde. „Doorgaan I" Maar de zware man schudde slechts het hoofd, ten tecken, dat hij er een voudig niet aan dacht, en hij begon juist zijn jas aan te trekken, toen de jonge man riep „Wacht even Ik wil het spelletje niet bederven. Wij zullen samen een ronde maken I" En zonder zich te bedenken, trok hij zijn jas uit. Het meisje had zwijgend, bijna onverschillig, van den een naar den ander staan kijken, maar toen het eenmaal zoo ver was, kwam er een verandering in haar gelaat en onbewust greep zij den jongeman bij den arm. Hij keek even neer op haar hand en blikte haar toen in het gelaat. „Hallo I" riep hij op schertsenden toon uit, maar plotseling teekende zich verbazing op zijn gelaat af, toen hij den bezorgden trek zag, die er om den mond van het meisje lag. Eerst nu merkte hij haar meer dan gewone schoonheid op. „Wat is er vroeg hij. Haar lippen trilden en zich allerminst bewust van de bewondering, die er in zijn oogen glom, fluisterde zij „Doe het niet. Hij is zoo sterk en.en wreed, als hij 't verkeerd begrijpt. Doe het niet." „Maakt u zich maar nergens ongerust over,:' antwoordde hij, terwijl hij haar liefkoozend op de kleine, bruine hand tikte. „Maak u maar niet ongerust, hoor. Hij zal mij niets maken." Zij zei niets meer, maar trok haar hand snel terug, terwijl zij enkele passen achteruit trad. Maar zij bleef niettemin in de buurt van den ring. Nadat hij rustig en op zijn gemak zijn jas en boord uitgetrokken had, stapte hij kalm op het platform toe, terwijl de menigte haastig plaats voor hem maakte. Toen de twee mannen tegenover elkaar stonden, ging er een gemompel van bewondering en voldoening uit de menigte op. Het waren twee zeldzame vertegenwoordigers van het menschelijk ras de een groot en stevig als een os de ander rank en soepel als een tijger, maar niettemin met de gespierde armen van den geoefenden athleet. Tegenover de geduchte massa van den beroeps worstelaar scheen de jongeman tamelijk schraal en rank, en Lange Willem nam hem met een blik van de uiterste minachting van het hoofd tot de voeten op, alsof hij zeggen wilde, dat een dergelijk knaapje geen partij voor hem was. Toen stapten de beide mannen op elkander toe, drukten elkaar de hand, stonden een oogenblik schouder aan schouder en onmiddellijk daarna was dé strijd begonnen. De menigte drukte zich bijna tegen het platform aan en had geen oog van het onverwachte schouwspel af. Binnen den tijd van een minuut had ieder de overtuiging, dat de jongeman, die het had durven bestaan den kampioen van het district uit te dagen, de regels van het spel terdege kende, en dat Lange Willem zijn handen vol aan hem had. Soms scheen het, alsof de rug van den jongeman in tweeën zou breken in den geduchten greep van den kampioen, maar het volgende oogenblik had hij zich weer bevrijd en nam zelf het offensief. Een tijdlang scheen het, alsof geen der beide worstelaars er in slagen zou de zege te behalen, toen men eensklaps den jongeman zijn schouder in de hoogte zag halen en zijn been bewegen, waarna het groote lichaam van Lange Willem van den grond getild werd, een bocht door de lucht beschreef en met een slag, dat elke plank er van kraakte, op het platform terechtkwam. Een kreet van bewondering en een donderend applaus stegen uit de rijen der toeschouwers op. Lange Willem krabbelde overeind en keek met zoo'n uitgesproken blik van verbazing om zich heen, dat er een luid gelach uit de menigte opklonk. Dit scheen hem gek te maken en met één sprong was hij bij zijn tegenstander. Doch de jongeman deed kalm een stap opzij en greep hem bij den arm. „Hou je gemak, vriendje," voegde hij hem in het beste humeur van de wereld toe. „Probeer eerst een beetje op adeni te komen. Dat is het beste voor je. Ik ben nog heelemaal frisch. Zeg," wendde hij zich tot de menigte, „heb ben jullie niet een glas bier voor hem." Snel werden hem twee of drie flesschen bier toegestoken. Hij nam er een van in ontvangst en hield haar den reus toe. „Kom, drink eens een beetje." Een oogenblik scheen het, alsof Lange Willem weigeren zou toen le digde hij de flesch in één teug, smeet haar in een hoek en zette zich opnieuw in positie. „Dezen keer is het mijn beurt," grijnsde hij, terwijl hij de tanden op mekaar zette. „Best hoor," zei de jonge kerel op prettigen toon. En opnieuw bevonden de lichamen zich in elkanders greep. Ditmaal was Lange Willem beter op zijn hoede. Maar de jongeman stond zijn partij, hoewel zijn gelaat bleek werd en hij zwaar begon te ademen. Eens schoot zijn voet uit en er ging een licht gemompel door de rijen der toeschou wers. Maar hij herstelde zich onmiddellijk en stond met beide beenen op den grond als te voren, onwrikbaar. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 31