1!
No. 25
VRIJDAG 18 NOVEMBER 1932
799
3e ïcfieefivaaïtuseg naai den Jtija.
DE KEULSCHE VAART TE UTRECHT BIJ
DE RIJKSMUNT.
slechts hèèl even, want het volgende moment had die uitdrukking plaats
gemaakt voor koele gereserveerdheid en haar hartstochtelijke toorn werd
slechts in bedwang gehouden door haar ijzeren wil.
„En, moeder?" zei Dick, terwijl hij een stap naar haar toe deed en haar
op de wang kuste.
Zij verdroeg dezen kus, maar gaf er geen voor in de plaats en toen zij
opmerkte, hoe stoffig en vuil zijn kleeren er uit zagen, fonkelden haar oogen.
„Waarom ben je naar huis gekomen vroeg zij met een zachte, maar
heldere stem, die denzelfden klank had als de zijne. Hij schoof een stoel naar
haar'toe, maar zij bleef staan, hem onafgebroken aanstarend.
„Zou u niet gaan zitten, moeder?" vroeg hij. „Ik vrees, dat mijn bezoek
u niet welkom is; dat.... dat u mij niet zoo gauw terugverwacht had."
Zij bleef zwijgen. Het was duidelijk, dat zij allerminst van plan was, hem
ook inaar den geringsten bijstand te bieden of te trachten zijn moeilijke taak
te verlichten.
„Ik had zelf niet verwacht, hier zoo spoedig terug te zijn," vervolgde hij.
„Maar de zaak is, moeder, ik.... ik zit in moeilijkheden."
Hij zweeg, maar nog altijd bleef zij hem onbewogen aanstaren. Haar tweede
zoon was haar oogappel. Zonder de geringste aarzeling zou zij haar leven voor
hem gegeven hebben, maar haar liefde lag verborgen onder een ijsberg van
trots en eerzucht.
„Wat is er aan de hand vroeg zij, toen hij met gefronste wenkbrauwen
naar het tapijt bleef staren. „Ik zie of hoor nooit wat van je, of het is slecht
nieuws. En ditmaal zal 't wel weer geen uitzondering op den regel zijn. Waar
om zie je er zoo zonderling uit vervolgde zij, terwijl zij hem van het hoofd
tot de voeten opnam.
„Ik heb 'n lange wandeling gemaakt," begon hij en toen voegde hij er
ruiterlijk aan toe want eerlijkheid was een der voornaamste karakter
trekken van den jongeman „en.en ik had een klein avontuurtje op mijn
weg hier naar toe, moeder, een worstelpartijtje met een man op de kermis."
Haar oogen flikkerden van verontwaardiging.
„Wat, terwijl je op weg naar huis bent en tot over de ooren in moeilijk
heden üit, houd je je onderweg op een kermis op, om een partijtje te vech
ten...."
„Het was geen vechtpartij, moeder.... maar enfin, dat komt er minder
op aan."
„Nee, dat komt er bij jou heelemaal niet op aan. Het schijnt, dat je te
diep gezonken bent om nog te kunnen beoordeelen, wat een heer te doen of
te laten heeft."
„Moeder I" barstte hij uit. Maar eensklaps zweeg hij en hij zette de lippen
krachtig op elkaar.
„En wat heb je nu weer uitgehaald vroeg zij. „Dick, nooit kan ik je
gezicht zien, of de schrik slaat me om het hart. Vertel me onmiddellijk, wat
er gebeurd is."
Gedurende al dien tijd had Irene Tresylian met een bleek gelaat in een
hoekje der kamer gestaan. Liefst was zij weggegaan, maar de hoop, de stille
hoop, dat een woord van haar wellicht als olie op het water zou kunnen zijn,
had haar weerhouden. De gravin scheen haar tegenwoordigheid geheel en al
vergeten.
„Ik weet nauwelijks, hoe ik beginnen moet, moeder," begon hij na een
%an jvtettiq oud ftoekje bif de acabiheik te lÜAtdX,
EEN PLEKJE DAT MEN IN BRUGGE EN GENT ZOU KUN
NEN VINDEN IN IEDER MOOI, MIDDELEEUWSCH STADJE.
pauze, terwijl er 'n vuurroode blos
op zijn gelaat kwam en zijn oogen
op het tapijt gevestigd bleven.
„Het is iets... iets heel ellendigs en
nog nimmer van mijn leven heb
ik voor zoo'n moeilijkheid gestaan.
Enen ik vrees, dat er geen
uitweg meer is."
„Ga dan terug en tracht je er
als een man doorheen te vechten,"
antwoordde de gravin op koelen
toon. „Ga naar je regiment terug."
„Dat kan ik niet," zei hij op
onderworpen toon, „ik... heb mijn
ontslag uit den dienst genomen."
„Wat zeg je daar Je ontslag
uit den dienst Ben je krankzin
nig riep zij uit, terwijl haar
gelaat door een doodelijk bleek
overtogen werd.
„Ik dacht al, dat u het op die
manier op zou nemen," antwoordde
hij. „Misschien was het ten slotte
beter geweest, dat ik niet naar huis
gekomen was. Ik had weg moeten
blijven. Maar ik wist niet, waar ik
naar toe moest gaan, en... en ik
wilde niet verdwijnen, zonder u
althans even vaarwel te zeggen."
„Je hebt ontslag uit den dienst
genomen herhaalde zij, alsof zij
zijn laatste woorden niet gehoord
had. „Maar waarom in vredesnaam Waarom
Hij leunde tegen de tafel en beet op zijn lip. „Ik kon niet anders," zei hij
eindelijk. „Als ik zelf mijn ontslag niet gevraagd had, dan.... dan zou ik het
gekregen hebben."
„Maar wat is er dan gebeurd vroeg zij, terwijl zij zich in een stoel liet
vallen en het hoofd met de hand ondersteunde.
„U hebt mij wel eens hooren spreken over kolonel Trace," antwoordde
hij met zachte stem. „U weet, wat ik over hem verteld heb.Hij is een dronken
zwijn, die evenmin het recht heeft deel uit te maken van ons officierencorps
als een schoenpoetser. Integendeel, ik ben er van overtuigd, dat heel wat
schoenpoetsers betere officieren zouden zijn dan dat heerschap Hij kon mij
niet uitstaan, al vanaf het oogenblik, dat ik dienst nam, en liet geen gelegenheid
voorbijgaan om mij in de wielen te rijden. Hij heeft mij het leven tot een last
gemaakt
Zijn gelaat werd vuurrood en zijn oogen flikkerden.
„Maar ik had mij voorgenomen vol te houden, tot hij of ik naar een ander
regiment zou worden overgeplaatst, en alles begon zich reeds wat beter te laten
aanzien tot drie dagen geleden. Hij had zwaar gedronken en wilde me maar
niet met rust laten. Moeder, u weet niet, hoe een man in zijn toestand iemand
het leven verzuren en ondraaglijk maken kan. En hij liet geen gelegenheid
voorbijgaan om mij te sarren. Welnu, den avond voor gisteren waren wij in
de officierscantine, toen hij half dronken binnen kwam zwaaien en mij on
middellijk tot mikpunt van zijn ongure grappen koos. Ik verdroeg het als een
lam, maar.ik had de keuze tusschen drinken en gek worden, tot hij einde
lijk een glas wijn opnam en mij dit in het gezicht wierp. Hij zei, dat het een
ongeluk was, maar het was opzet het was opzet, en ik...." hij haalde
lang en diep adem, „gaf hem een klap 1"
Wordt voortgezet)