Op ïaib dooi om land. No. 28 VRIJDAG 9 DECEMBER 1932 883 blikken zelfs nooit meegemaakt. Hij vloog Kerry aan en sloeg hem in het gezicht. „Als u me zegt, waar ik een anderen pot kan krijgen," stotterde Kerry, toen vader een beetje uitgeraasd was, „zal ik zorgen dat u dien krijgt I" Vader lachte hoonend. „Er waren maartweevan die potten op de heele wereld," zei hij. „Deze was er een van. Ze stonden in een tempel in de buurt van Nanking. Het kostte me een steek in m'n schouder, toen ik dezen roofde. Meer dan honderd Kilometer hebben.die gele duivels me achtervolgd vóór ik ze kwijt wist te raken. En nu is hij stuk gegooid door zoo'n boerenkinkel, die me wil vertellen, dat hij me een tweeden zal bezorgen." „Die belofte houd ikriep Kerry. „Stil toch," riep ik angstig. Ik was overtuigd, dat Kerry zoo in de war was, dat hij niet meer wist wat hij zei. Maar hij luisterde niet naar me. „Dacht u," schreeuwde hij, „dat ik niet kan wat u ook kon Ik heb u gezegd, dat ik u een anderen pot zal bezorgen, en die belofte houd ik. Vertel me precies waar ik hem vinden kan ik haal 'm er vandaanMaar op voorwaarde, dat ik met Sheila trouw, als ik terugkom Ik bad, ik smeekte hem om zoo'n krankzinnig plan toch niet uit te voeren. Het gaf me niets. Zijn eer was gekwetst, en wij, Ieren, zijn koppig. Vader beloofde het hem. Als hij hem den tweeden pot thuisbracht, kon hij met me trouwen. Wat een vreeselijke avond was dat. Het afscheid van Kerry pakte me zoo aan, dat ik dienzelfden nacht zware koortsen kreeg. Wekenlang lag ik ziek. Het schijnt dat vader hem op een kaart precies gewezen heeft, waar de tempel stond, waar de tweede pot bewaard werd. Hij zorgde ook dat Kerry kon monsteren op een schip naar China. Toen ik weer beter was, was mijn jongen al ver trokken." „En.... en is hij teruggekomen?" vroeg lady JiU. De oude vrouw zag haar zoo droevig aan, dat JiU de tranen in de oogen schoten. „Jaren gingen voorbij, zonder dat ik eenig bericht van hem kreeg. Hij was plotseling uit mijn leven verdwenen. Mijn jeugd verliep van andere jongens wilde ik niets weten. In het negende jaar na zijn vertrek stierven mijn ouders van hun kleine erfenis kon ik een gedeelte van de koopsom van dit huisje betalen. U zult er mij om uitlachen, dat ik nog steeds op den terugkeer van Kerry hoopte. Maar het was zoo ik hoopte nog, ik kón niet gelooven dat ik hem nooit meer zou zien. Den winter van het tiende jaar kwam hij terug." De vertelster zweeg even. Automatisch plukte zij een stofje van de tafel. „Laat op een winter avond klopte een zwerver aan de deur. Ik deed open en schrok van den man, die er stond. Een uitgemergelde gestalte, met ingevallen gezicht, een paar vodden aan het lijf. Hij hoestte zoo hol, dat ik er akelig van werd. Zonder een woord te spreken, keek hij mij aan. „Kom binnen," zei ik tegen den stakkerd, en hielp hem in de keuken. „Ga zitten, dan kan je wat eten en zal ik thee zetten." Toen sprak hij voor het eerst. „Thee," zei hij, half stamelend „juist thee. Ik heb een theepot bij me." Met zijn bevende handen maakte hij een zak, dien hij bij zich had, los en zette dezen kleinen theepot op tafel. Ik ben lang weggebleven, Sheila," zei hij, „maar ik ben teruggekomen." Ik weet niet meer precies wat ik gedaan heb ik ben tegen hem aan gevallen, geloof ik. We hebben heel lang bij elkaar gezeten, zonder een woord te spreken zijn hoofd hield ik maar steeds tusschen mijn handen. Later heeft hij me verteld wat hij allemaal geleden had. Toen hij den eersten keer den pot had probeerente stelen uit den Chineeschen tempel, was hij gepakt en had hij vijf jaren in een vunzige, vochtige gevangenis gezeten. Daarna was het hem gelukt te vluchten. Weer ging hij naar den tempel en wist inderdaad den pot te stelen. Zij kwamen hem op 't spoor hij werd weer gepakt. Maar eerst had hij den pot nog veilig weten te verbergen. Die Chineezen hebben hem vreeselijk gemarteld, dien tweeden keer. Kerry wilde mij niet vertellen, wat hij allemaal verduurd had, maar dat 't vreeselijk was geweest, kon ik wel aan hem zien. Toch wist Moiitfoort. hij na jaren opnieuw te ontvluchten en kwam met den pot naar Ierland terug." „Enwat is er verder gebeurd vroeg Jill. „We hebben samen thee gedronken uit dien pot Kerry stond er op dat we dat deden. Ik heb gedaan wat ik kon gauw den dokter ge haald maar het was al te Iaat. Den anderen morgen vroeg is Kerry in mijn armen gestorven. Dat is nu 47 jaren geleden." Een lange stilte viel, nadat de vrouw had uit gesproken. Lady Jill veegde met een zakdoek langs haar oogen. Na een paar minuten zag Lord Louis, die door het raam van de kamer naar buiten keek, zijn chauffeur speurend op den weg loopen. Hij stond op, ging door den winkel naar buiten en riep den chauffeur, die hem vertelde dat de auto weer in orde was. Daarna ging hij weer naar binnen. „Maar je bent al zoo oud, moedertje," hoorde hij zijn vrouw juist zeggen. „Als je nu dien pot voor 20 Pond aan mijn man verkoopt, kan je de hypotheek aflossen, en woon je de laatste jaren van je leven rustig in je eigen huisje. Je hebt dan nog altijd de herinnering aan Kerry. Dat is toch eigenlijk het mooiste." De oude vrouw keek haar een paar oogenblikken zwijgend aan toen, alsof ze een plotseling besluit genomen had, stond ze op, haalde een stuk papier uit haar winkeltje en wikkelde daar met bevende handen den pot in. Het pakje duwde zij Lord Louis in handen, die daarop twintig Pond op tafel legde. „Gaat u gauw weg," zei het vrouwtje trillend, „vóór ik er misschien spijt van heb." Lord Louis nam het groene schoteltje van de tafel. „Vindt u goed, moeder O'Donnel, als ik dit ook meeneem Ik wil den pot graag bewaren zooals ik dien hier heb zien staan." „Ja, ja, dat is goed," stamelde het vrouwtje. „Maar gaat u nu." Vanuit de deuropening van haar huisje bleef moeder O'Donnel kijken, hoe haar gasten in den inmiddels voorgereden auto stapten. Zij staarde hen na, tot zij in een bocht van den weg verdwenen. Daarna deed zij iets zonderlings. Zij ging haar kamer binnen en opende een kast. Op een plank stonden een aantal theepotten, versierd met Chi- neesche teekens, volkomen gelijk aan dien, welken Lord Louis had gekocht. Glimlachend zette zij er een op den schoorsteen. „Wel, wel," zei ze zacht bij zichzelf. „20 Pond gaf hij. Maar ik heb er een droge keel van gekregen." De auto had drie mijlen gereden, voor lady Jill den mond opende. „Eigenlijk vind ik ons zelf afschuwelijk, dat we die oude stakkerd van haar liefste bezit beroofd hebben," zei ze. „Dat moet je niet zeggen," antwoordde haar man kalm. „Ik zal even je kennis van aardewerk ver- grooten." Even wachtte hij. „De Newcastle Fabriek van imitatie Chineesch Porcelein, die vier jaar geleden werd opgericht, zet op haar fabrikaten, ter onderscheiding van die van andere fabrieken, aan den onderkant twee stippen." Hij haalde den pot uit het papier, en hield haar dien voor. „Daar zijn ze, zie je wel?" Met wijd open oogen keek Jill haar man aan. „Nee maar stootte ze uit. „Dus ze heeft ons schandelijk staan voorliegen. En jij, die 't wist, jij liet je bedriegen Als antwoord haalde Lord Louis het groene scho teltje, dat hij op het laatste oogenblik in zijn zak had gestoken, te voorschijn. „Toch niet," zei hij kalm. „Toch niet. Deze schotel is een buitengewoon prachtig specimen van 16e-eeuwsch Iersch aardewerk, waarvan nog maar zeer weinig bestaat. Vrij wat meer waard dan 20 Pond. Maar dat wist moeder O'Donnel blijkbaar niet I" ittii 1 3Si: -

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 21