door CHARLES GAR VICE De ongelukkige secretaris zamelde zijn stukken bijeen en vertrok naar zijn zieke vrouw en vier kinderen, terwijl de graaf van Landon de gereedgemaakte toespraken van buiten ging leeren. Woord voor woord den inhoud der toespra ken herhalend, trachtte hij deze in zijn geheugen te prenten, tot de klok op den schoorsteen elf uur sloeg. Onmiddellijk stond de graaf op hij luisterde even aandachtig aan de deur, en toen hij niets hoorde, draaide hij zorgvuldig den sleutel om. Toen hij de absolute zekerheid had, dat alles veilig was, ging hij naar zijn kast, ontsloot deze en haalde er een klein kistje uit. Uit dit kistje nam hij een grijsharige pruik, alsmede enkele doosjfs schmink, en met behulp hiervan grimeerde hij zich zoodanig, dat zelfs zijn eigen moeder hem niet herkend zou hebben. Toen verwisselde hij zijn deftig costuum voor een meer alledaagsch, zette den kraag op en sloop zijn eigen huis uit als een dief. Buiten riep hij een taxi aan en hij beval den chauffeur „Rijd me naar het Regentplein." Nauwelijks op het plein aangekomen, sprong de graaf uit de taxi hij betaalde den chauffeur en liep, na voorzichtig om zich heen gekeken te hebben, een zijstraat in. Hij bleef staan voor een gewonen sigarenwinkel en hier klopte hij op het venster. Onmiddellijk daarop werd de voordeur geopend door een man van militair uiterlijk. „Ik ben het, Scotty," fluisterde hij den man toe, waarna deze de deur juist ver genoeg opende om hem binnen te laten. Snel liep de graaf den winkel door hij liep vervolgens door een lange gang en kwam in een groote kamer, die bijna geheel met mannen en vrouwen gevuld was. De meesten der mannen waren in avondkleeding, terwijl de vrou wen eveneens meerendeels elegante avondjaponnen droegen. In groepjes waren zij verdeeld aan kleine tafels, met groen laken bekleed, waarop kaarten en geld lagen, terwijl overal flesschen en glazen verspreid stonden, in één woord, het was een dier zilveren speelholen, waar de geboren mannelijke en vrouwelijke gokkers bijeenkomen. De graaf van Landon groette links en rechts, als ontmoette hij hier oude bekenden en ging onmiddellijk naar een der tafels, waar hij zich neerzette om aan het spel deel te nemen. In het begin speelde hij nuchter en voorzichtig, maar naar gelang het spel vorderde het was baccarat kwam er een blos op zijn wangen en begonnen zijn dunne lippen te beven. De stem werd hcesch en zijn handen beefden, als hij de kaarten schudde. Hij speelde den gehcelen nacht door tot in den vroegen morgen met die algeheele overgave, welke den geboren gokker kenmerkt. Natuurlijk zou hij openlijk op de club kunnen spelen, gelijk de vele anderen, die zich aan deze ondeugd overgaven, maar dan zou hij onmogelijk de vele posten hebben kunnen waarnemen, die op het oogenblik zijn leven vulden en welke hem zulk een aanzien verschaften in de maatschap pij. Lord Landon wilde den schijn bewaren en het speelhol in de zijstraat van het Regentplein stelde hem hiertoe in staat. Er ging bijna geen nacht voorbij, of hij sloop als een dief uit zijn eigen huis om aan de opwinding van het spel te kunnen deelnemen. Dezen nacht echter was het geluk niet met hem integendeel, de kansen bleven zich tegen hem keeren op een wijze, die hem bijna gek maakte. En juist dezen avond was hij er bijzonder verlangend naar, dat de fortuin hem zou toelachen, want hij was den laatsten tijd in verschillende zaken niet bijster gelukkig geweest. Een geboren gokker kan de speeltafel nooit in den steek laten, hoe zich het geluk tegen hem keeren mag, zoolang hij nog een cent te verspelen heeft. En Sey mour bleef dan ook aan de tafel zitten, tot zijn laatste bankbiljet verdwenen was. Eerst toen stond hij op en hij ging bleek en bevend over al zijn ledematen de straat weer op. De stralen der zon begonnen het Oosten reeds in een gouden gloed te zetten, toen hij langzaam en met vermoeiden pas in de richting van het Re gentplein slenterde. Zenuwachtig keek hij om zich heen, want hij was later dan gewoonlijk en de straten waren reeds bevolkt, terwijl verschillende po- litie-agenten hem nieuwsgierig aanstaarden. Opnieuw ging hij dan ook een zij straat in hij rukte zich de pruik van het hoofd, veegde zich met zijn zakdoek den schmink van het gelaat en liep toen snel door naar de straat, waar zijn huis stond. Bijna geruischloos opende hij met zijn sleutel de deur en klom naar boven. Met een vermoeid gebaar liet hij zich voor zijn schrijfbureau neervallen, nam zijn rekening-courant der bank uit een der laden en bleef er met gefronst voorhoofd op zitten staren. „Ja," mompelde hij ten laatste, alsof hij tot een besluit gekomen was, „ja, ik zal trachten met Irene mijn slag te slaan. De ouwe mama wil haar voor Dick reser veeren, maar waarom zou ik niet een balletje opgooien voor het geld van Tresylian. Wel ja, laat ik ook maar eens een kansje wagen. En afgezien daarvan zou het niet erg verstandig zijn zoo'n mooi en goed meisje als Irene in de handen te laten vallen van een onwaardig indi vidu als Dick. Nee, ik moet haar redden. Het is niet meer dan een staaltje van mijn plicht." En toen hij een maal tot deze conclusie gekomen was, vlijde hij zich op zijn bed neer en sliep den slaap der onrechtvaardigen. HOOFDSTUK VII. Dick was nimmer te voren in zijn leven ziek geweest en voelde zich buitengewoon verbaasd niet onmiddellijk op te kunnen staan, alsof er niets gebeurd was. Het in bed HET VERHAAL TOT HIER TOE. Dick Landon heeft het leger moeten verlatenomdat hij een meerdere, die hem steeds hinderde, heeft geslagen zijn moeder ontzegt hem daarom haar huis, waar ook zijn pleegzusje Irene woont. Hij gaat naar de kermis te Cumberleigh, waar hij kort te voren een zigeunermeisje heeft ontmoet. Dit meisje, Marga, komt hem nu waar schuwen. dat twee zigeuners op hem loeren. Hij wordt inderdaad aange vallen en gestokenals hij weer tot bewustzijn komt, ligt hij in een woon wagen en zit Marga naast hem. Dick's broer, de graaf van Landon. zit met zijn secretaris in de werkkamer van zijn huis te Londen. liggen maakte hem onrustig en zenuwachtig. NJ,-* Den achtsten dag kon hij het niet langer uithouden hij stond op en zocht zijn kleeren weer op. Gelukkig voor hem stond de woonwagen dit maal in een kamp en hij slaagde erin zich te wasschen en te kleeden, waarna hij voorzichtig van het trapje van den woonwagen naar de buitenwereld afdaalde. Eenmaal veilig beneden aangeland, bleef hij even staan en haalde met volle teugen de frissche lucht in. Het eerste oogenblik zag hij geen levend wezen toen meende hij tusschen de stammen der boomen iemand op te merken, en [zijn hart begon op zonderlinge wijze te kloppen, toen hij bemerkte, dat het Marga was. Zij zat op den grond en was bezig een korfje te vlechten. Zij werkte snel en methodisch en Dick leunde eenigen tijd tegen een boom, die in haar nabijheid stond, om toe te zien hoe haar lange, goedgevormde vingers handig met dit werk omsprongen. Tot hij eindelijk naar voren stapte en haar naam noemde. Haar snel bewegende handen staakten onmiddellijk den arbeid, maar zij draaide haar hoofd niet om, zoodat hij den blos niet zien kon, die naar haar wangen steeg, en evenmin de uit drukking, half van vrees en half van genoegen, die een oogenblik in haar oogen kwam. „U had niet uit bed moeten komen," zei zij op verwijtenden toon, terwijl zij hem door haar gesloten oogwimpers van terzijde opnam. „Och, onzin," verdedigde hij zich. „Ik ben allang weer beter. Jullie vrou wen zouden een man in bed houden al was hij zoo gezond als een visch. Ik zou me doodschamen, nu nog langer in bed te blijven. Bovendien was ik veel te nieuwsgierig om weer eens een stukje van de buitenwereld te zien. Vlot het werk goed „U bent nog veel te zwak," merkte Marga op, zonder om te zien. En zich weer over haar werk buigend, vervolgde zij „Het was veel beter voor u, als u weer naar bed terugging. Des te eer zult u in staat zijn, voorgoed op de been te blijven." „Dat mag waar zijn, maar die acht dagen hebben mij wel acht jaar ge leken. Daarom vind ik het beter, me hier maar een beetje neer te laten vallen, ten minste wanneer u er geen bezwaar tegen hebt." Zonder haar antwoord af te wachten, liet hij zich naast haar neerzinken en hij begon een gesprek, dat ten laatste weer uitliep op de boeken, die hij op de plank in den woonwagen had zien staan. „Maar," voegde hij er eensklaps aan toe, „heeft u daar ook niet een boek liggen „Inderdaad," antwoordde zij, terwijl zij het hem overhandigde. „Shakespeare," zei hij. „Een mijner geliefkoosde schrijvers. Heeft u de geschiedenis van Romeo en Julia ooit gelezen, Marga „Gedeeltelijk," antwoordde zij, „ik kocht ze toevallig onlangs op de kermis." „Onlangs op de kermis," herhaalde hij. „Het lijkt mij al jaren geleden." En toen begon hij haar te vertellen, wat de geschiedenis van Romeo en Julia inhield. Aanvankelijk luisterde Marga maar half toe, zoo verdiept was zij in haar werk, maar geleidelijk vorderde dit werk minder snel en eindelijk lagen haar handen in den schoot. De groote verandering, welke vroeger of later in elke dochter van Eva plaats grijpt, had zich in haar voltrokken. Zij begreep nauwelijks, wat er in haar was gebeurd het eenige, wat zij zich precies her innerde, was het uur, dat zij voor de eerste maal dezen jongeman op de kermis te Cumberleigh gezien had. Onbewust had zij tegen dit gevoel gestreden, maar zij stond er machteloos tegenover. En tijdens de vele en veje uren van zijn strijd met den dood had zij zich over hem heen gebogen, en terwijl haar hart haar elk oogenblik het bloed onstuimiger door de aderen zond, had zij steeds opnieuw bij zichzelf gezegd „Hij zal beter worden, hij zal mij geld aanbieden en dan weer heengaan. Hij is een heer en ik ben maar een gewoon zigeunermeisje." Maar in plaats, dat hij weggegaan was, zat hij nu hier aan haar voeten en vertelde hij haar een der mooiste verhalen, die zij ooit van haar leven ge hoord had. Zoo stil luisterde zij daar met neergeslagen oogen toe, dat Dick, die geheel en al opgegaan was in zijn vertelling, op een gegeven oogenblik ophield met de vraag „ln slaap gevallen, Marga „Nee," antwoordde zij, terwijl door de poging om zich te beheerschen haar stem bijna koel klonk. „Nee, natuurlijk slaap ik niet." „Aardig, vind je niet 'n Prachtvent, die Shakespeare. Hè, wat heb ik een honger!" „O, daar zou ik u bijna heelemaal vergeten heb ben," riep zij uit, terwijl zij onmiddellijk opstond en het onvoltooide mandje naast zich neerlegde. „Ik liet u maar vertellen en vergat, dat u nog zoo zwak bent." „Heelemaal niet," antwoordde hij, terwijl hij soepel overeind sprong. „Blijf zitten," gebood zij op dien teederen toon, die zoo dikwijls in haar stem geklonken had tijdens de vele uren, dat hij in ijlende koortsen neergelegen had. „Blijf zitten en ik zal het een en ander voor u halen." Hij keek haar na, terwijl zij zich in de richting der wagens verwijderde, en onbewust merkte hij de gratie van haar houding op. „Arme Marga 1" mompelde hij. „Werkelijk, zij draagt het hoofd fier en trotsch als een dame zoo'n arme zigeunerin."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 28