V-
No. 28 VRIJDAG 9 DECEMBER 1932 869
Het kleinoot! werd met de andere kroonjuweelen
tot staatseigendom verklaard en opgeborgen in
een apart gebouw.
Na korten tijd werd het met andere kostbaar
heden gestolen en nu begon de Blauwe Diamant
zijn tocht door de wereld.
Allereerst werd hij in Amsterdam gesignaleerd.
De diamanthandelaar Fala kreeg opdracht den
steen te slijpen. Maandenlang werkte Fala er dag
in, dag uit met groote zorg aan. Toen hij gereed
was, werd de diamant door zijn zoon gestolen.
Deze verkocht hem, maakte het geld op en pleegde
daarna zelfmoord. De Franschman Frangois
Beaulieu was de volgende eigenaar. Hij durfde
zijn bezit noch in Amsterdam noch in Frankrijk te
koop aan te bieden. Hij liet door een juwelier een
stuk uit den steen snijden en vertrok vervolgens
naar Londen. Hier leefde hij in de grootste armoede
en werd tenslotte door den honger gedwongen
om den Blauwen Diamant voor 500 pond den ju
welier Eliason aan te bieden. Deze verzocht eenigen
bedenktijd. Toen hij aan het einde daarvan zich
naar Beaulieu begaf,
vond hij dezen dood
gehongerd op zijn
bed liggen.
Een stuk van den
Blauwen Diamant
kwam later in het
bezit van een En-
gelschman, Strecter
genaamd, een ander
werd aan den hertog
van Brunswijk ver
kocht en heette
sindsdien„de blau
we druppel van
Brunswijk", maar 't
Maria Antoinette.
grootste deel van den steen bleef in handen van
Eliason, die het in 1830 aan Thomas Henri
Hope verkocht voor achttienduizend pond. Zijn
zoon, Lord Francis Hope, die met de erfenis den
ongelukssteen verkreeg, stierf na enkele jaren,
door iedereen vergeten en arm als een kerkrat.
Zijn geluk was verstoord door het scheidingsproces
met zijn vrouw, de vroegere tooneelspeelster
May Johé, die voor de rechtbank de schuld van
het mislukte huwelijk aan den Blauwen Diamant
weet. Francis Hope, naar wiens familie de steen
voortaan genoemd zou worden, verkocht hem in
1908 aan den Poolschen prins Poniatowski.
Deze schonk het juweel aan de Fransche too-
Sultan Abdul Hamid op een rijtoer.
Lord Hope.
Lady Hope.
't Eenige kind van
't millionnairs-echt
paar Mac Lean.
Madame de Montespan.
Dat ongeluk liet niet op zich wachten. Hun
eenigst kind, Vinsen, ging eenige maanden later
met zijn gouvernante wandelen, rukte zich los en
liep recht onder een zwaren automobiel, die juist
aan kwam rijden.
Mac Lean scheidde van zijn vrouw en leefde in
Parijs alleen verder.
Thans is de steen te koop. Men zegt, dat Charlie
Chaplin er zin in heeft....
neelspeelster, mademoiselle
Ladue. Den eersten avond,
dat zij op het tooneel den
Hope-diamant droeg, schoot
Poniatowski haar van uit
zijn loge neer. Eenige dagen
later werd de prins zelf op
klaarlichten dag door een
onbekend gebleven Parijze-
naar neergestoken. De on-
gelukkenreeks was nog niet
ten einde. Een Orieksche
diamanthandelaar bood den
steen den Turkschen sultan
Abdul Hamid aan. Toen hij
met het koopcontract van
het slot wegreed, sloegen de
paarden voor zijn rijtuig op
hol, de juwelier viel op de
straat en was op slag dood.
De sultan zelf werd kort
daarop gedwongen van den
troon afstan'd te doen. Tot
1911 hoorde de wereld niets
van dezen steen der ellende.
Dat jaar zag op een soirée in de
maand December de multi-mil-
lionnair Mac Lean, eigenaar van
de „Washington Post", den Blau
wen Diamant aan den hals van
zijn vrouw schitteren. Mevrouw
Mac Lean had den steen gekocht
onder voorwaarde, dat zij hem
terug kon geven, wanneer zou
blijken, dat door zijn invloed aan
haarzelf of een der haren 'n ongeluk
zou overkomen.