F.WORTS
Zwijntje scheen dit als een grap op te vatten. Hij lachte hartelijk, en
Peter maakte vlug, dat hij weg kwam. Hij dorst niet te blijven.
Het gevaar was te groot, dat hij gearresteerd zou worden wegens
manslag.
Vlug stapte Peter naar buiten. Als hij niet vlug stapte, hield hij zichzelf
voor, ging hij waarschijnlijk heelemaal den tuin niet in. Dan zou hij om den
tuin heensluipen en recht naar 't huis der Kimbals gaan, al wist hij, dat Henry
een afspraakje had alweer een afspraakje met Griezeltje.
Hij zou er tevreden mee zijn geweest, op de rustieke bank te zitten en
omhoog te staren naar het raam, vanwaar zij hem dien morgen had toegelachen.
Ongetwijfeld was zij op het oogenblik ergens aan 't wandelen met Henry.
Misschien had hij zijn arm om haar heen. Misschien kuste hij haar.
Boven aan het trappetje van de veranda bleef Peter staan. De maan
scheen weer, een ronde, schitterende, zilverige maan. Die overvloeide den tuin
met een glanzenden mist. Daar, nog geen vierentwintig uur geleden, had hij
Griezeltje voor 't eerst ontmoet. Heerlijke Griezeltje 1 Een ondeugende nymf
in het maanlicht....
Geur van rozen kwam tot hem door de stille avondlucht. Het was een
avond om lief te hebben en hij moest Sylvia gaan vragen..ten huwelijk
En Sylvia wist, dat hij haar ten huwelijk kwam vragen
„Ik moet niet aarzelen," vermaande Peter zichzelf. „Als ik aarzel, moeten
Ned en Sally op hun eigen beenen staan."
Snel ging hij de trap af, zijn onheil tegemoet.
Sylvia zat daar, op hem wachtend, een koud wit beeld van wanhoop,
zou hij bijna gezegd hebben.
Zij ging iets rechter zitten, toen hij naderde. Peter stak zijn handen in de
zakken van zijn pantalon, zette de voeten wijd van elkaar, als om zich te
sterken, en haalde diep adem.
Er kwam een zwak briesje door de rozenstruiken. Het streek langs zijn
gezicht. Het gaf hem een gevoel van groote zwakheid, want het droeg onmis
kenbaar den geur mee, die aan Griezeltje herinnerde een heel zwak spoor
ervan nauwelijks meer dan de schim van een herinnering.
Neen zijn verbeelding speelde hem parten. Hij was zoo van Griezeltje
vervuld, dat hij haar zag in iedere wolk, haar hoorde in iedere maat muziek,
haar speurde in iederen geur.
Sylvia gebruikte waarschijnlijk een soortgelijk parfum.
„Juffrouw Bascom Sylvia...." begon hij met een diepe keelstem.
Zij keek op. „Ja zei ze heesch, en nu teemde ze niet. Hij zag, dat ze
aan den zakdoek op haar schoot zat te plukken. Zij was net zoo zenuwachtig
als hij.
„Sylvia," begon hij nog eens, met meer beslistheid, „we kennen elkaar nog
niet zoo lang, maar in dien korten tijd ben ikheb ikik bedoel,"
probeerde hij nog eens, ,,ik bedoel, dat ik u zeer bewonder. Ik.ikik
kan u niet zeggen, hoe ik u bewonder
„Is 't heusch zei Sylvia, naar hem opziende, en zij scheen zich een ietsje
naar hem toe te buigen.
Plotseling begon er binnen in Peter een stem te roepen „Griezeltje
Griezeltje Waar ben je Ik kèn 't nietIk ben een lafaard ik voel me
verslagen Ik hou van jou, Griezeltje, en ik kan.. ik kón dit niet doen.
Griezeltje lieve Griezeltje geef me je hand help me
„Sylvia," begon hij nog eens, en hij werd zich bewust, dat zijn boord
begon te knellen, „ik wou je zeggen...." Hij bleef steken.
„HoetHet klonk verstikt, geheimzinnig, vreemd, die roep van een
uil, die ergens in de struiken verborgen zat.
Peter stond rechtop en luisterde. Sylvia werd plotseling levendig. Zij
zat strak rechtop, kneep de handen in elkaar, boog het hoofd en keek weer
op, maar niet naar Peter.
„Hoetklonk de roep opnieuw.
„Sylvia...." probeerde Peter voor 't laatst, met een stokkende stem.
„Hoet-toet I" deed de uil.
Met een half onderdrukt snikgeluid sprong Sylvia van de bank. Met
groote stappen stak zij de kleine open ruimte over, die haar op het betegelde
pad naar de garage bracht.
Met een diepen zucht viel Peter op de bank neer en hij staarde haar na.
Toen hoorde hij, van den kant der garage, een snikkende vrouwenstem. Kon
dat ontroerde geluid van Sylvia komen Onmogelijk I
Hij wachtte. Kort daarop hoorde hij het snorren van een sterken motor.
Een paar koplichten draaiden de garage uit. Een zwarte auto ronkte de laan
langs, won grooter snelheid, verdween.
Peter liet het hoofd op de handen dalen en boog de schouders. Hij kon er
niet meer aan beginnen. Hij had de beproeving éénmaal gewaagd ééns, en
nu nooit, nooit meer.
„Treurend om verloren liefde -of iets anders?" vroeg een zoete, klare
stem.
Hij liet de handen neervallen en sprong op. Daar stond XT/^ 'X
Griezeltje. IN O. D
„Griezeltje riep hij.
„De grootste ongevederde uil, die in gevangenschap leeft," zei Griezeltje.
„Welke uil
„Ikke," zei Griezeltje.
Zij droeg een avondjapon van zilver. Die schitterde, alsof ze met diaman
ten bedekt was. Er huppelden regenboogjes in de plooien.
„Peter," zei ze, met een beetje benepen stem, „ik kon je er niet mee laten
doorgaan, 't Was me te erg."
„Ik dacht, dat je een afspraakje met Henry had," zei hij, half versuft.
„Dat dacht Henry ook," zei het schitterende wezentje. „Ik ben 't ont-
loopen. Ik kon de gedachte niet uitstaan van joujou en Sylvia. Ik werd
er gewoon kriebelig van. Ik zat er na 't diner over te denken. Ik wist, dat je in
den tuin zou komen, om Sylvia te spreken. Ik heb me verstopt, Pieter. Ik heb
je naar buiten zien komen. Ik heb je naar mijn huis zien kijken. En ik liet
je een eindje gaan. Toen ben ik gaan hoeten."
„Ik snap 't niet," zei Peter.
„Dat hoeft toch ook niet, stumper zei Griezeltje hartig.
„Ik weet alleen," zei Peter, „dat ik gebeden heb, om van Sylvia bevrijd
te worden en daar ben je mijn godin I"
„Je uilinnetje I"
„Je bent.... je bent een klein.... zilveren godinnetje. Ik zou voor je
op mijn knieën kunnen vallen. Griezeltje, ik kan 't niet doen. Al is 't nog
zoo laf. Ik heb geprobeerd, om me er met mijn hersens doorheen te jagen,
maar ik bleef vastzitten. Ik kon niet meer loskomen. Ik kon de woorden niet
zeggen."
„Arme jongen," zei Griezeltje, hem aankijkend.
„Ik hou van jou, Griezeltje daar komt 't van borst hij uit. „Ik kón
zooiets afschuwelijks er niet uit krijgen, terwijl ik jou liefhad. Als ik tegen haar
probeerde te praten, zag ik niets dan jouw gezicht. En toen ik 't nog eens
probeerde, rook ik de parfum, die je altijd gebruikt.
„Ja, ik stond naar den kant van den wind, Peter...."
„Toe, Griezeltje, laat me uitpraten. Ik ben er nog nooit van mijn leven
zoo aan toe geweest. Ik kom je iets krankzinnigs vragen. Ik vraag je, om met
me te trouwen. Ik hou van je, Griezeltje, ik kan niet meer buiten je. Ik weet,
dat we er allebei alles mee overboord gooien mijn positie, en jouw tehuis.
Ik kan je niets in de heele wereld aanbieden behalve mijzelf. De toekomst is
absoluut leeg en donker. Maar ik heb je lief. Ik zal voor je zorgen. Ik zal je
gelukkig maken."
Griezeltje wankelde naar hem toe, haar zilveren japon schitterde met
duizend stippen weerkaatst maanlicht, haar oogen gloeiden.
„Ik vraag heel wat," ging de jongeman voort met toegenepen vuisten.
„Misschien ben ik kolossaal verwaand. Ik vraag je, Griezeltje.kun je.
denk jezou je denken, dat je een klein beetje van me kon gaan houden
Griezeltje zag op naar zijn vertrokken gezicht.
„Waarom denk je," vroeg ze zacht, „dat ik als een uil ben gaan hoeten
Wacht even beval ze, toen hij met uitgespreide armen naar haar toe kwam.
„Meende je dat werkelijk, Peter? Dat je zooveel van me houdt, bedoel ik?
't Is heerlijk, om 't je nog eens' te hooren zeggen. Je doet 't toch niet alleen
maar, omdat je medelijden-met me hebt en me uit de penarie wilt helpen
Peter kon niets zeggen. Zijn keel zat dicht en zijn oogen schemerden.
Hij kon niets doen dan de armen naar haar uitstrekken.
„Hóó-ho kwam er een schorre stem tusschen.
De twee gelieven keerden zich om, verschrikt. Henry kwam achter een
boschje vandaan en stond voor hen. Zijn gewone gelaatsuitdrukking van knor
righeid was nu vervangen door eene van woede. Door zijn open lippen waren
zijn tanden zichtbaar en de adem kwam met felle scheuten tusschen zijn tanden
door.
„Ik heb geluisterd!" hijgde hij. „Ik heb jullie woord voor woord ver
staan." Met een houterig, theatraal gebaar sloeg hij de handen naar Peter uit.
„Jij gemeene slang maak dat je hier weg komt."
„Hoe durf je riep Griezeltje. „Hoe durf je je te mengen in een privé-
gesprek
Henry wendde zich tot haar. „Jij adder, dat je bent...." begon hij
onnoozel.
„Hó-ho smaalde Peter.
„Jij adder in 't gras I" schreeuwde Henry. „DiefIk zal je leeren I"
En voor Peter kon uitwijken of zich verweren, had Henry hem geslagen.
De klap kwam op zijn neus terecht. De slag gleed af en er kwam geen bloed,
maar het stak. Het kwetste.
Peter liet een woedenden kreet hooren. In heel de wetenschap van het
handgemeen is er geen slag bekend, die meer woede verwekt dan een slag op
den neus.