No. 29 VRIJDAG 16 DECEMBER 1932 909 yt. Peter blafte en vergat, dat er een dame aanwezig was. Hij begon Henry toe te dienen, wat hij hem al lang, heel lang had willen toedienen. Het gebeurde zoo plotseling, dat men geen tjoep had kunnen zeggen, vóór 't al voorbij was. Een seconde of twee regenden er vuisten op Henry neer. Hij werd met kracht getroffen in de maagstreek, tegen de kaak en op beide oogen. Hij viel neer, evenzeer van pijn als van verbazing, met de eene hand naar zijn maag tastend en met de andere naar de bovenhelft van zijn gelaat. „Keurig," zei Griezeltje met een vlak stemmetje. ,,'t Gemeene stuk gespuisraasde Peter, beschermend een arm slaande om haar schouders. „Als hij je nog óón durft te kijken, stamp ik hem tot mosterd." „Mijn laatste twijfeltjes," zei Griezeltje, „zijn opgeheven. Piet, ik ben de uwe. Het antwoord op al je vragen is ja. Ik hou van je. Ik wil, dat Henry dat hoort. Ik ben dol op je, Piet. Ik heb van je gehouden van 't eerste oogenblik af, dat ik je zag." „Kus me," zei Peter. Zij hief haar lieve gezichtje op, maar voor Peter zijn prijzenswaardig voornemen ten uitvoer kon brengen, kwam er een nieuwe storing. „Ho-ho," zei een smalende stem, „wat gebeurt hier „Varkentje stiet Griezeltje uit, zich gedeeltelijk vrijmakend. Peter ging naast haar staan, met zijn arm om haar middel. Het was een mooi plaatje, die twee gelieven, zooals zij daar stonden in het maanlicht en een dramatisch beeld vormde de figuur van Henry, die op de steenen zat, met beide handen op zijn maag, trachtend weer op adem te komen. De heer Bascom trad op hen toe. „Dat moet beteekenen," zei Griezeltje aanstonds, met een hoog, zenuw achtig stemmetje, „dat u regelrecht naar den blikslager kunt loopen, meneer Bascom. Dat moet beteekenen, dat uw mooie plannetjes vol water loopen en hard aan 't zinken zijn. Ik ga niet met dat zoontje van u trouwen, en Peter gaat niet met Sylvia trouwen. Peter en ik gaan met elkaar trouwen. Slik dat nu maar eens eerst door." Zwijntje staarde haar aan. Langzaam en droefgeestig schudde hij het hoofd. „Narcissa," zei hij, „dat kun je niet echt meenen. Je kunt niet echt mee- nen, dat je je verliefd hebt in dien.... dat jongmensch." „O nee zei Griezeltje zonder eenige schaamte. „Ik ben zoo dol op hem, dat ik vanavond nog met hem wil trouwen." Zwijntje bleef haar met een treurspel-gezicht aan staan staren. „Maar begrijp je dan niet, lieve kind, dat je in een strik geloopen bent - een doorgestoken kaart „Klets!" zei Griezeltje onhoffelijk. Zwijntje verstrakte. ,,'t Is maar al te duidelijk, dat diedat jongmensch je hoofd op hol heeft gebracht. Een wonder is 't niet. Hij is een handige verkooper de han digste van onze heele onderneming. Hij is hier gekomen met 't vaste voor nemen, zichzelf aan je op te dringen." &„i sa ÉPr m lit ffe.' feS&Sfc-** - -~ 'M' - v - „Goed, dan is 't hem gelukt," zei Griezeltje. „Ik heb hem geaccepteerd voor ons heele leven. Ik ben dol op hem." „Maar lieve kind, ik sta je aan je verstand te brengen, dat 't een koel bloedig vooropgezet plan is, dat we samen hebben opgemaakt 1" „Wat?" brulde Peter. „Durf je 't soms te ontkennen snauwde de vice-president van Dibley's Radio-Producten-Fabriek. „Durft u te ontkennen, dat er geen haar op uw hoofd aan trouwen dacht, voordat ik u gistermorgen bij mij op 't kantoor riep „Wót vertelt u zei Griezeltje. Zwijntje, nu zekerder van zijn terrein, zette den volgenden stap krachtiger. „Ik dócht wel, dat hij er die kleinigheid niet bij verteld zou hebben. Hij heeft je zeker niet verteld, Narcissa, dat hij alleen maar een vrouw wil hebben, om een goed baantje in New York machtig te worden of heb je dat wèl verteld, Farnum „Eh.zei Peter. „Nee, ik ik heb daar niet over gesproken. Ik „Zooals ik je probeerde duidelijk te maken," ging Zwijntje triomfantelijk voort, „ben je in 'n wreeden, vooraf opgezetten strik gevallen, kind. Die.... dat jongmensch kon de leiding van ons bijkantoor in New York krijgen op voorwaarde, dat hij binnen een week trouwde. Hij was natuurlijk wanhopig. Hij nam natuurlijk 't eerste het beste meisje, dat hij tegenkwam. Hij speelde jou en Sylvia tegen elkaar uit. Ongelukkig genoeg ben jij 't slachtoffer, arm kind..Henry, wil je zoo goed zijn, op te houden met dat gegorgel O ja Heeft hij je tegen den grond geslagen Daar zal hij voor boeten." „Peter zei Griezeltje klaaglijk, ,,'t is toch niet waar Je hebt me toch dóórom niet ten huwelijk gevraagd „Eh..zei Peter heesch, „ja en nee. Meneer Bascom heeft me gisteren bij zich geroepen en me gezegd, dat ik die positie krijgen kon, als ik binnen een week een meisje kon vinden, dat met me wou trouwen. Maar daar heb ik 't niet om gedaan, toen ik je vroeg. Griezeltje, ik vertel je de eerlijke. Zij sprong bij hem vandaan, zonk op de marmeren bank neer en sloeg de handen voor 't gezicht. „Ellendeling riep Peter tegen de trotsche oorzaak van den toestand. „Jaja," zei Zwijntje. „Vooruit maar 1" „Ik vermoord je I" Zwijntje stapte haastig achteruit en zei op een toon van schrik „Denk er om op moord staat de electrische stoel 1" „Kan me niet schelen, al kookten ze me in de boter donderde Peter. „Je hebt mijn leven verwoest. Je hebtje hebt Hij zweeg met open mond. Een schreeuw was opgerezen en neergevallen in de avondlucht. Het was onmiskenbaar de schreeuw van een verschrikte vrouw. Het geluid scheen uit het huis te komen. VI. De heer Bascom stond als vastgevroren aan den grond. Peter ook. Tegelijk staarden zij naar het huis. Weer klonk hetzelfde geluid, nu dichterbij. De schreeuwende scheen naar hen toe te komen snellen. Een reeks van gil len ging haar vooraf. Het was me vrouw Bascom. Zij kwam naar hen toe rennen, een fantas tische verschijning in het maanlicht, haar japon ophou dend tot de knieën om zich makkelij ker te kunnen be wegen. Zij draafde. „Sylvia is weg!" riep ze, toen zij hen zag. „Weg?" riep Zwijntje. „Maar waarom gil je „Ze is wegge- loopen," hijgde mevrouw Bascom, toen ze voor haar man staan bleef met saamgevouwen handen en hem aankeek. „Ikdacht, dat je alles zoo prachtig geregeld M6 dooi am land. Het voorgedeelte van een Overijselsch „los hoesin de omgeving van Ommen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 13