No 29 VRIJDAG 16 DECEMBER 1932 911 had. Ik dacht, dat je haar met dien iongen man zou laten trouwen." „Met wien is ze weggeloopen brulde meneer Bascom. „Met George," kreunde mevrouw Bascom. Er kwam een zwakke uitbarsting van vroolijkheid van de bank, waarop Griezeltje zat toen viel er weer een looden stilte, die alleen verbroken werd door het zware ademen van Henry, het hijgen van Zwijntje en het zuchten van mevrouw Bascom. „George herhaalde Zwijntje eindelijk. „Een chauffeur een doodgewone chauffeur," zei de oude dame hui lerig. „Wat 'n schande, o wat 'n schande Een Bascom, die trouwt met een chauffeur Ze heeft een briefje achtergelaten. Ze is al verliefd op George sinds den dag, dat hij haar van 't station gehaald heeft. Ze zegt, dat ze een leven van arbeid en soberheid wil beginnen, en dat George de echte man is, die haar dat geven kan. Wat zullen we doen ,,'t Is al gedaan," sprak Zwijntje zwaar. „En wat nog niet gedaan is, heeft totaal afgedaan. Henry's verloving met dat.... dat meisje is uit. Ik wil haar nooit tot schoondochter hebben nooit „Wees nu niet zoo voorbarig, man," kreunde zijn vrouw. Hij stond te snuiven. „De zaak is me totaal uit de handen genomen door dien.... dien..,, verrader.... dien ondankbare, 't Is allemaal zijn schuld. De plannen, waar ik maanden en maanden op gezonnen heb, liggen in puin, vrouw. We zullen voor Henry een meisje zoeken, dat hem waard is. En jij," wees Zwijntje met een dikken vinger naar Peter, „zult wel zoo goed zijn, je eigendommen oogenbiikkelijk uit mijn huis te verwijderen." „Dat zal ik zeker," zei Peter boos. „Zeg nu alstublieft geen woord meer tegen me, meneer Bascom. Ik wil u heusch geen zeer doen, maar als u nog één woord zegt, kan ik 't niet laten." Henry was bij de nadering van zijn moeder opgestaan. Zij sloeg een arm om hem heen. „Kom, jongen," zei ze. „Kom, man ik ben bang voor dien man. Ik heb je gezegd, dat ik bang voor hem was." De drie Bascoms vertrokken langs het pad naar het huis. Peter wachtte, tot zij goed en wel weg waren toen wendde hij zich, met smeeking en hoop in al zijn trekken, naar Griezeltje. Zij zat daar nog met gebogen hoofd en staarde droevig naar de tegels. Hij legde de handen op haar schouders. Griezeltje schudde ze af. „Raak me niet aan." „Griezeltje lieveling hoor eens...." Zijn stem knarste. „Ga weg." Ze zei het dof; er was geen ontroering, zelfs geen leven in haar stem. Die klonk vlak en koud even vlak en koud als die van Sylvia. „Griezeltje, je denkt toch niet, dat ik je wat voorgelogen heb Ze keek hem aan met heldere oogen. „Neen," zei ze, „ik geloof niet, dat je wist, dat je tegen me loog, evenmin ais een autohandelaar denkt dat hij liegt, als hij iemand handig een wagen aanpraat, dien de man niet hebben moet. Jullie moderne eerste rangs verkoo- pers smeren den menschen allerlei dingen aan, waar je van weet, dat ze ze niet betalen kunnen en 't komt niet in je op, dat je verkeerd doet. Je vindt 't volkomen in den haak, omdat je jezelf eerst de gedachte aansmeert net als jij jezelf het idee hebt aangesmeerd, dat ik op je verliefd moest worden. Je bent heel handig, Peter Farnum, maar je moet je nooit verbeelden, dat je van mij 't gebraden konijntje maakt. Ik wil dat je precies weet, hoe ik over je denk. Ik kan niet zeggen, dat ik je een lafaard vind of een vlegel of zooiets afschuwelijks. Je weet wat je bent. En als je nog een tikje menschelijkheid in je hebt, zal 't misschien goed voor je zijn, precies te weten, wat je mij ge daan hebt. Hort paard ging ze voort, en zacht wrong ze haar handen. „Ik heb mijn heele leven gezworen, dat ik nooit zou trouwen, als 't niet uit liefde was, en ik heb me op een afstand gehouden en ik heb de mannen bestudeerd en gewikt en gewogen, en toen jij kwam, dacht ik, dat je precies datte was. Ik dacht, dat je 't beste exemplaar was, dat ik ooit gezien had. Hoera. Ik dacht dat 't allemaal echt was. Ik dacht, dat het leven een groot wonder werd eindelijk.... Ik wou je zoo graag helpen. Ik dacht, dat ik 't kon. Ik vond mezelf nogal 'n slim kind. Ik dacht, dat je 'n massa van me zou kunnen lee- ren. PffJij, de moderne acht-cylindcr verkooper I" Haar kin beefde. Haar oogen kwamen vol tranen. „Je hebt in ieder geval vat op me gekregen. Je zult 't ver brengen, Peter Farnum. De wereld is je oester. Maar je hebt 't voor mij bedorven. En schiet nu maar op. Ga uit mijn oogen. Ik kan je niet uitstaan. Ik kan je gewoon niet meer luchten." Staande ving Peter iederen slag op. Hij ging even verstóan, iederen keer als ze pauseerde, en hij kneep de oogen even dicht als ze weer begon. Nu zij zweeg sloeg hij in, zooals een goed vechter wel moet, als zijn kin een voudig weigert nog meer stompen te stremmen. Hij viel op zijn knieën naast haar neer. „Griezeltje," zei hij toen, met een zachte, gebroken stem, „als je de man nen had bestudeerd en gewikt en gewogen, zooals je zei, hoefde ik je niets anders meer te zeggen, dan wat ik al gezegd heb. Als je de mannen zoo goed kent, weet je dat ik je liefheb, en dan weet je ook, dat ik alles en alles wil doen, om je gelukkig te maken. Sinds ik je voor 't eerst heb gezien, heb ik aan niets anders meer gedacht dan aan jou. En terwijl je weet, -wie Zwijntje is, geloof je hém wél, je slikt al wat hij zegt voor waarheid." „Is 't dan niét waar?" zei ze rustig. Hij stond op en kwam naast haar zitten. „Als ik eraan gedacht had, zou ik er over gesproken hebben. Ik hou van je. Ik wil alles doen, om 't te bewijzen. Meer kan ik niet zeggen." „En ik geloof 't niet," zei Griezeltje. „Je zit in de knel. Als je binnen de week geen vrouw vindt, gaat die positie in New York je neus voorbij. En als je dat baantje niet krijgt, kunnen je broer en je zuster niet voort. Da's de heele geschiedenis. Ik neem je niet kwalijk, dat je ze helpen wilt, maar ik neem je wel kwalijk, dat je mij ervoor probeert in te maken. Ga maar gauw een ander meisje zoeken, 't Zal je'niet erg veel moeite kosten je werkt vlug en handig. Je hebt nog vijf dagen. Ik wensch je alle mogelijke geluk en God helpe 't arme meisje „Hoor nu eens," zei Peter. „Ik zal je bewijzen dat ik 't meen. Ik zal voor dat baantje bedanken. Ik zal wat anders zoeken. Heusch, ik zal alles doen „Houd nu alsjeblieft op met je heldenmoed," verzocht het meisje. Zij sprong op. „Vaarwel en dat beteekent niét tot weerziens Daar zat Peter, met de ellebogen op de knieën, de kin op de vuisten. Hij hoorde het krakkelen van los grint onder haar zilveren schoentjes. Suf keek hij neer op de tegels. Hij hoorde niet, dat zij stilstond en omkeerde om hem voor 't laatst te zien, en hij hoorde of zag evenmin, dat er een groote man met een baard na derde van den kant van Bascom's huis. - „Farnum riep de man. Hij had een nogal langen, witten baard en zijn hoofdhaar zat in de war. In het maanlicht vertoonde hij een opmerkelijke gelijkenis met het gewone beeld, dat teekenaars ons geven van Vader Tijd. Alleen de zeis en de zand looper ontbraken. Peter sprong op, toen hij hem zag. „Meneer Dibley," riep hij verbaasd uit, en inderdaad: het was niemand anders dan Jessop Ames Dibley, de president en groot-aandeelhouder van Dibley's Fabriek van Radio-Producten. Hij was een pracht van een ouden heer, en glimlachend schudde hij zijn gewezen adjunct-directeur der verkoopsafdeeling de hand. „Bascom zei, dat je hier was. Ik wou eens weten, hoe de zaken staan, Farnum. Ik vind sommige dingen een beetje vreemd. Waarom heb je me niet geschreven over je positie in New York Ik heb Bascom gezegd, dat je direct moest schrijven of telegrafeeren, of je 't aannam. Waarom heb je dat niet gedaan Lijkt 't voorstel je niet Ik kom heelemaal van Columbus, om te kijken hoe 't hier staat, en ik vind Bascom half dronken hij kan haast niet praten. Wat is er Spreek op snauwde hij, want hij was een heel kort aangebonden oude heer. „Ik wist niet, dat u direct antwoord van me wenschte," zei Peter. „Maar ik geloof niet, dat ik op uw voorstel in kan gaan, meneer Dibley. In 't begin was ik zoo radeloos, dat ik 't geprobeerd heb. Maar ik heb 't opgegeven. Ik dank voor de eer." „Ben je gek sputterde Dibley. „Wat sta je te raaskallen Wat bedoel je met „radeloos" „Ik bedoel," legde Peter uit, „dat ik niet zoo gauw een vrouw kan vinden, om aan uw voorwaarde te voldoen, en bovendien, meneer Dibley," ging hij stoutmoedig voort, „ben ik niet van plan om 't te probeeren." De heer Dibley staarde hem aan. „Een vrouw herhaalde hij. „Maar kerel heb je last van de maan Wat heeft een vrouw uit te staan met die positie in New York „Houdt u me voor den gek vroeg Peter botweg. „Hebt u niet tegen Varkentje ik bedoel Zwijntje meneer Bascom wil ik zeggen gezegd, dat u geen vrijgezel in New York wou hebben De heer Dibley keek hem droomerig aan. „Heeft Bascom je dat verteld „Ja, dat heeft hij zeker Is 't soms niet waar Hebt u niet op alle verant woordelijke posten in de groote steden getrouwde mannen „Heb je dat óók van Bascom „Ja, natuurlijk." Jessop Ames Dibley perste de lippen op elkaar. Er was vuur in zijn oude oogen. „Gelukkig dat ik hier ben, voor 't te laat is. Weer een bewijs, dat 't gevaarlijk is, patroon te zijn op een afstand heel gevaarlijk. Laat ik je dan vertellen, Farnum, dat Bascom met ons heeft afgedaan. Of liever ik heb afgedaan met Bascom Zwijntje wil ik zeggen. Zwijntje ligt er uit. Ik kom in Zenobia wonert. Ik zal voortaan zelf de hand aan 't stuur houden en jij gaat zoo gauw als je klaar kunt komen naar New York. Zoo'n kuipende idioot Sta me niet zoo aan te kijken, jongen, en grif je stevig in je hoofd, wat ik nu ga zeggen ik héb me nooit bemoeid en ik zól me nooit bemoeien met de particuliere en persoonlijke aangelegenheden van de menschen, die ik in mijn dienst neem. Of ze getrouwd zijn of niet, heeft me nooit geïnteresseerd en zal me ook nooit interesseeren. Ik heb zoo'n half vermoeden, dat Zwijntje je dat stuk ijsberg van een nicht aan wou smeren. Je kijkt nogal gek. Ik neem 't je niets kwalijk. Als je weer heelemaal bij je positieven bent, zul je 't wel beter snappen. Je gaat naar New York, als mijn plaatsvervanger in 't oosten onverschillig, of je getrouwd bent of niet. Ik weet, hoe je gewerkt hebt. Je bent een eerlijke, ijverige, schrandere kerel. Ik ben trotsch op je. Ik heb al jaren op je gelet. Ik wil zulke eerlijke, trouwe en bekwame jonge menschen om me heen hebben, als jij bent. En nu moet ik weg. Wanneer ga je naar New York „Morgenochtend met den trein van zes uur," antwoordde Peter vlot. De heer Dibley gaf hem de hand en vertrok snel. Nauwelijks was hij weg, of eën zwak, heesch „hoet" kwam uit een groepje struikrozen. Griezeltje kwam er uit opduiken. Onvast liep ze naar hem toe. Ze greep met iedere hand een lapel van zijn jasje en keek hem in 't gezicht. „Peter," fluisterde ze, „wil je zoo'n kampioen-idiootje nog hebben al heeft ze zoo'n massa leelijke dingen gezegd Peter schraapte zijn keel. Hij dorst niet te spreken. Wat was de maan opeens mooi Wat was de avond heerlijk „Want als je 't nog wilt," zei het boetvaardige meisje, „mag je een huwelijkstoelating op gaan duiken." Nu greep zij de lapellen stevig vast. „Peter lieve Peter ben je niet boos op me Zeg dat je van me houdt, net als je 't eerst gezegd hebt." „Ik hou van je," gehoorzaamde Peter, „en ik wil zoo'n kus hebben, dien je vermijden kunt." Griezeltje opende wijd haar armen en hief haar gretige gezichtje op. „Probeer jij dézen dan maar eens te vermijden, Peter EINDE.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15