door CHRRLES GRR VICE Twee of drie zigeuners waren naderbij geslenterd en keken nieuwsgierig van Dick naar Marga. „Dat is die mijnheer," zeiden zij tegen elkaar. Op datzelfde oogenblik naderde oom Jake; hij keek Dick met zijn listige oogjes aan. „Wat beteekent dit vroeg hij. „Dat beteekent," antwoordde Dick op den hem eigen vastbesloten toon, „dat ik mij bij uw troep wensch te voegen en een der uwen wil zijn." „Nee Nee viel Marga op luiden toon in. „Zoo, dus je wilt zigeuner worden vroeg oom Jake. „Ons vrij leven als zwerversvolk trekt je dus aan Hoe is uw naam, mijnheer „Mijn naam is Jack Graham," antwoordde Dick. „Geef me een hand," was alles, wat oom Jake, die hem zijn hand toestak, zei. Dick drukte ze. „In orde I" zei oom Jake en hij wierp een blik in het rond om te zien, of er ook iemand was, die hem tegen dorst te spreken. „Wij zijn het eens van dit oogenblik af behoor je tot onzen stam. Hallo, lui," vervolgde hij, het ge leidelijk aangroeiende kringetje rondkijkend, „zorg er voor, dat we wat te drinken krijgen." Een der mannen haalde een flesch met drank en oom Jake vulde enkele glazen. „Drink," zei hij, terwijl hij er een aan Dick overhandigde. „Drink, Marga," vervolgde hij, nadat hij het meisje eveneens een glas had aangereikt. „Op de gezondheid van onzen nieuwen maat." „Nee, nee," stamelde zij. „Drink, Marga," herhaalde Dick, terwijl hij een stap naar haar toe deed en haar arm aanraakte. Zij bracht het glas aan haar lippen, maar toen de stemmen der omstan ders riepen „Op de gezondheid van onzen nieuwen maat ontviel het glas aan haar hand en zij wendde zich af. HOOFDSTUK IX. Thans had Dick alle schepen achter zich verbrand. Hij was niet langer de afstammeling eener adellijke familie, die rechten kon doen gelden, maar doodeenvoudig Jack Graham, de zigeuner. Hij had zich verbonden, met hen samen te werken en hun lasten te helpen dragen. En een woord, onder welke omstandigheden dan ook gegeven, was voor Dick een woord. De plechtigheid, waarbij Dick in den stam werd opgenomen, had een oogenblik het werk van het opslaan van het kamp, waarmee men juist be zig geweest was, onderbroken. De woonwagens werden, wanneer men kam peerde, gewoonlijk afgestaan aan de vrouwen en meisjes. Zij waren gezellig ingericht en kraakzindelijk. De mannen sliepen dan meestal in tenten en Dick besloot onmiddellijk afstand te doen van den wagen, dien hij tot nu toe gebruikt had tot groot ongerief van Marga. Hij zocht den ouden man op, dien hij geholpen had met het afrijden van het paard, en deelde dezen zijn besluit mede. De man keek hem een oogenblik aandachtig aan toen zei hij „U kunt mijn tent met mij deelen, mijnheer." „Noem mij nu niet langer mijnheer," viel Dick lachend in. „Mijn naam is Jack. Hoe kan ik u noemen „Davy," luidde het antwoord. „Nu Davy, als je geen overwegende bezwaren hebt tegen een huisge noot, zal ik graag de tent met je deelen," zei Dick op opgewekten toon. De oude man knikte en geleidde Dick naar de buitenzijde van het kamp. Snel en handig hielp hij op aanwijzingen van den man de tent mee opbouwen. Toen deze gereed was, en zij samen op het frissche stroo gezeten waren, boód Dick zijn nieuwen vriend wat tabak aan. „Ons leventje is nog zoo kwaad niet," zei Davy, terwijl hij zijn pijp vulde en peinzend de blauwe rookwolkjes voor zich uit blies. „Er valt heel wat te doen, dat is waar maar we leven bijna altijd in de buitenlucht, en dan, je bent volkomen je eigen baas." „Je eigen baas O, ja 1" mompelde Dick. „Wat voor werk is er zooal te doen, Davy „O, van alles," antwoordde de oude man. „Wij rijden altijd de kermissen af en verdienen daar heel wat met toekomstvoorspellen en zoo. Maar onze voor naamste winst bestaat in het verkoopen van - zelf gemaakte mandjes en ook in het verhandelen van paarden." „Juist," zei Dick. „En waar blijft de opbrengst „Die verdeelen wij onderling," antwoordde Davy. „Ieder zijn deel, is ons motto. Bij ons heeft de een even veel als de ander. Gelijke monniken, gelijke kappen." „Maar gesteld eens, dat er verschil van meening ontstaat, wat dan?" peinsde Dick. „Dan wordt de zaak aan Marga voorgelegd, onze koningin," antwoordde Davy eenvoudig, alsof het de natuurlijkste zaak van de wereld gold. „Is Marga uw koningin?" vroeg Dick, terwijl hij recht overeind ging zitten. „Ja, zij is een Lee een afstammelinge van de HET VERHAAL TOT HIER TOE Dick Landon heeft het leger moeten verlaten, omdat hij een meerdere, die hem steeds hinderde, heeft geslagen zijn moeder ontzegt hem daarom haar huis, waar ook zijn pteegzusje Irene woont. Hij gaat naar de kermis te Cumberleigh. waar hij kort te voren een zigeunermeisje heeft ontmoet. Dit meisje, Marga, komt hem nu waar schuwen. dat twee zigeuners op hem loeren. Hij wordt inderdaad aange vallen en gestoken als hij weer tot bewustzijn komt, ligt hij in een woon wagen en zit Marga naast hem. Dick's broer, graaf Seymour van Lan don, staat bekend als 'n rijk philan- troop. doch door dobbelen is hij in moeilijkheden geraakt: hij wil zijn financiën herstellen door een huwelijk met Irene. Dick zegt tegen Marga, dat hij graag bij den zigeunertroep van Marga wil blijven. oude Lee's en dientengevolge rechtens even- TSj^-, f* goed onze koningin als Victoria eens koningin -tXLz. vz van Engeland was," luidde het antwoord. „Maar zij werkt als al de anderen," overwoog Dick. „Ja," stemde Davy toe. „Maar dat hoeft zij niet. Ze doet het alleen, omdat ze dat zelf wil. Marga is onze koningin en wij hebben allen den eed afgelegd haar te zullen gehoorzamen. Maar zij is een heel gemakkelijke koningin en stelt nooit hooge eischen. Bovendien is zij van nature heel anders dan wij." „Hoe dat zoo vroeg Dick, die zich zichtbaar voor het geval interes seerde. „Zij heeft een heel andere opvoeding gehad, begrijp je. Een paar jaar geleden kreeg zij het in haar hoofd een school te bezoeken. Het was voor een zigeunerin wel iets heel bijzonders, maar ten slotte was het een kwestie, die ons niet aanging. Dus ging zij. Maar dat heeft haar heel anders gemaakt dan de overigen. Vanaf dien tijd is zij nimmer meer dezelfde geweest. Bijvoor beeld" hij trok aan zijn pijp, alsof hij even wilde overpeinzen, hoe hij het precies uit moest leggen „van toen af was zij eigenlijk geen zigeunerin meer, maar min of meer een dame." „Zij is inderdaad een dame," stemde Dick volmondig toe. Juist had hij zijn meening gezegd, toen het zeildoek van de tent werd opgelicht en een gelaat zichtbaar werd. Het was dat van oom Jake. Hij keek nieuwsgierig van Dick naar Davy en zei toen „O, we breken met daglicht op, Davy. Is alles in orde, mijnheer Jack „Nou en of. Dank je," antwoordde Dick. Oom Jake knikte tweemaal, waarna hij het doek weer liet vallen. Dick stelde aan Davy de vraag „Was dat oom Jake De oude man knikte. „Hij is een van de leiders van den stam," legde hij uit. „Maar een rasechte zigeuner is hij eigenlijk niet. Integendeel, hij sloot zich op een goeden dag bij ons aan ten gevolge van.. Davy krabde zich het hoofd, „ja, hoe zat die zaak ook weer? Enfin, dat komt er ook minder op aan. Ik geloof, dat hij van afkomst een heer was." Dick keek hem vrij ongeloovig aan. „Een heer, die in moeilijkheden was geraakt," vervolgde de oude Davy. „Wat het precies geweest is, weet ik niet, en ik geloof niet, dat iemand hier het zuivere van de zaak ooit vernomen heeft. Maar wat ik zeggen wilde, als we morgen met het aanbreken van den dag vertrekken moeten, lijkt het me beter toe, dat we zoo langzamerhand maar eens een beetje gaan slapen." En de daad bij het woord voegend, liet hij zich op het stroo neervallen. Dick volgde zijn voorbeeld en sliep als een os. Hij werd gewekt door luid klinkende stemmen van mannen en het hinniken der paarden, en toen hij opstond, bemerkte hij, dat de oude Davy reeds bezig was de tent boven zijn hoofd af te breken. „Waar kan ik me wasschen vroeg Dick „Daar is de rivier," antwoordde Davy. Den wenk ter harte nemend, sloeg Dick de aangewezen richting in en nam een verfrisschend bad. Toen hij daarmee gereed was, ging hij naar het kamp terug en hielp de mannen bij het afbreken der tenten. Onmiddellijk daarop vertrokken zij en eerst tegen den middag hielden zij weer halt. Dick had Marga dien dag nog niet gezien en hij vroeg zich af, of zij hem wellicht met opzet meed. Tegen den avond echter, toen de wagens zich weer tot een kamp samentrokken voor een welverdiende rust, ging hij naar den woonwagen, waar hij zoovele dagen gastvrijheid had genoten. Mar ga stond bij de deur en staarde droomerig in de verte. Pas toen hij vlak bij haar was, scheen zij hem op te merken. „Hallo, Marga," begroette hij haar op vroolijken toon, „waar ben je den heelen dag geweest Ik begon me werkelijk ongerust te maken, dat je ziek was." „Nee," antwoordde zij, „maar ik heb er over zitten peinzen, of het niet beter voor u geweest was, wanneer u naar uw eigen fa milie teruggegaan was." Hij zweeg een oogenblik. Toen zei hij ernstig: „Hoor eens, Marga, ik weet waarom je dat zegt. Je denkt, dat ik uit een loutere gril mij bij dezen stam ge voegd heb. Je denkt, dat ik tot die avonturiers behoor, die vandaag hier en morgen daar zitten. Welnu, niets zou mij liever zijn, dan dat je die gedachte ééns en voor altijd van je afzette. Want dat is een gruwelijke ver gissing. Je zei daar straks, dat het beter voor me geweest was, wanneer ik naar mijn eigen familie terug was ge gaan. Maar somtijds komt het in het leven voor, dat iemand niet naar zijn familie terug kan gaan, om de eenvoudige reden, dat die familie niets met hem te ma ken wil hebben. En hoe gek het ook mag klinken, dat is met mijn familie het geval." Zij hief het hoofd op en zag hem met een zon derling verbaasde uitdrukking aan. „Toen je me dien nacht aan den kant van den weg vond, was ik een verstooteling, zonder tehuis of familie, als een verloren hiord in een vreemde stad. Ik zou je de heele geschiedenis wel willen vertellen" er trok een wolk over zijn gelaat „maar vandaag ben ik er nog niet toe in staat."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 28