No. 30
Het centrum van Straatsburg, in den
Etzas, met de beroemde Kathedraal
in het midden op den achtergrond.
wel, of zij voor hun pleiziergaati
toeren. Alleen de brecde blauwe
ruggen van de soldaten, die op
de twee voorste klapstoeltjes
gaan zitten, storen dien vreed-
zamen indruk. Die twee zitten
daar strak en roerloos, met het
geweer tusschen de knieën
diep doordrongen van het ge
wicht der opdracht, waartoe
men hen heeft uitverkoren.
De auto rolt het station
voorbij, en dan de brug op. De
arrestant Alfons Paoli Schwartz
kijkt om, door het achterruitje
van den snel voortjagenden
auto. Hij ziet Kehl, in den glans
der ondergaande, moede winter
zon. Torens en daken versche
meren blauwachtig in den ne
vel. Dan opeens onttrekt een
bocht alles aan zijn blik de
stad Kehl, die hem een tehuis
geworden is, de torens en daken,
den wildbegroeiden Rijnoever,
het station van roode zand
steen en de brug. Alfons Paoli
Schwartz zal zijn vaderland eerst
over dertien jaar, twee maan
den en negen dagen terugzien.
Op het bureau der vesting
Straatsburg wordt Schwartz
voor een kapitein geleid. De
beleefde officier is verdwenen
waarschijnlijk met den auto
terug naar Kehl. Hij heeft zijn plicht gedaan, zijn slachtoffer afgeleverd. Een
mensch hoeft toch niet alles even grof te doen
De kapitein echter, die Schwartz ontvangt, schijnt geen zin te hebben in
een minzaam gesprek. Hij gaat voor den arrestant staan, de armen gekruist
over de borst van zijn uniform alleen het bloedroode Legioen van Eer
komt nog boven een mouw uit hij spant zich in, om zijn kalmte te bewaren
dat is hem aan te zien en dan begint hij te schreeuwen, heel zijn felle woede
schreeuwt hij den Duitscher in 't gezicht, zoo luid, dat de soldaten in de vesti
bule er van staan te krimpen.
„Je bent een dienstweigeraar, een achterblijver, een deserteur Je hebt
nog erger gedaan, je hebt tegen Frankrijk, tegen je eigen vaderland de wapens
gedragen I Stil, spreek me niet tegen, zwijg I Je krijgt nog gelegenheid genoeg,
om te spreken. In ieder geval blijf je hier, tot alles onderzocht is. Schildwacht,
breng dien man weg, naar de cel
Het klinkt vreemd, het klinkt bijna ongeloofclijk. Schwartz moet even
(inwendig) glimlachen bij die woorden. Hebben ze hem daarom gevangen
genomen Wat 'n malligheid Morgen praten ze wel anders\ Ja, 't zal wel geen
prettige nacht worden, misschien is 't koud in die cel, maar morgen, als ze
hem verhooren, zullen de Franschen zich zelf schamen over hun voorbarig
heid. Met duizend excuses zullen ze hem terugbrengen, de brug weer over.
Zoo'n onzin 1
De gewezen Duitsche soldaat Schwartz lacht nog altijd in zijn vuistje,
als hij in de donkere, ijskoude cel zit. Hij verlangt naar den volgenden dag,
die het geval volkomen zal ophelderen, want veilig draagt hij in zijn binnenzak
zijn Duitsche militaire papieren, het zakboekje en den pas.
Hij een Franschman Wat 'n idee Ja, hij is op Corsica geboren
toevallig, omdat zijn ouders daar tijdelijk vertoefden. Zijn heele jeugd
heeft hij doorgebracht in Molsheim in den Elzas, aan den rand der schoone
Vogezen. Het breede, gemoedelijke Elzasser-Duitsch is zijn moedertaal, en
te Straatsburg, in't Duitsche Straatsburg, heeft hij gestudeerd. In zijn twintig
ste levensjaar moest hij zich, als Elzasser, aangeven voor den dienst in het
Duitsche leger, en dat heeft hij in 1906 gedaan. Hij werd toen niet opgeroepen,
maar toen in Augustus 1914 de oorlog uitbrak, nam hij onmiddellijk dienst
als vrijwilliger. Hij kreeg eerst bureau-dienst, werd toen bij verschillende
korpsen geplaatst, en kwam eindelijk bij de veld-politie, waar zijn handigheid
en talenkennis hem goede diensten bewezen. Na den wapenstilstand ging hij
met het Duitsche leger terug over den Rijn, want sinds 1909 woonde hij met
zijn moeder en zijn zoontje in Kehl. Bij de demobilisatie kreeg hij zijn papieren,
en hij vatte zijn vreedzame werk weer op.
Was er iets in dien lijnrechten levensloop, dat een arrestatie wettigde?
Al is de haat tusschen de volkeren, de onverzoenlijkheid nóg zoo groot ook
in Frankrijk zijn er rechters 1 Ook daar zijn er mannen, die weten, wat plichts
betrachting is, die een ridderlijk respect hebben ook voor den tegenstander,
die zonder vrees of blaam zijn vaderland verdedigde.
Ook Franschen zijn gewone menschen. Ook Fransche rechters willen Recht.
Hierop vertrouwt Alfons Paoli Schwartz en zijn moed blijft ongeschokt. Zonder
vrees voor den morgen, die hem eer en vrijheid terug zal geven, strekt hij zich
uit op de harde brits en weldra slaapt hij.
Het is een lange nacht, en een koude nacht, in die eenzame cel van de
militaire gevangenis te Straatsburg. Meermalen moet de gevangene opstaan,
om zijn verstijfde ledematen door beweging te verwarmen. Buiten de
celdeur hoort hij een schildwacht langzaam heen en weer loopen. Menig
maal komt de geweerkolf van dien soldaat luid neer op den steenen vloer.
943
Dan komt traag de schemering,
en daarna een koude, naargees
tige dag, met lage sneeuwwolken
in de lucht. Maar voor Schwartz
is het een heerlijke dag de
dag der bevrijding 1
IV. ER ZIJN
RECHTERS IN
PARIJS
In den loop van den morgen
wordt Schwartz uit zijn cel ge
haald, en bij den bijterigen
kapitein gebracht. Knorrig zit
de officier achter zijn schrijftafel,
en naast hem zit een klerk, die
de vragen en antwoorden moet
aanteekenen.
„Niets aan te doen u
bent Franschman, meneer
Schwartz, en u hebt als Fransch
man met de Duitschers meege
vochten 1 Als ik u was, zou ik
van schaamte door den grond
zinken
De Duitscher gaat wat
rechter staan.
„Pardon ik ben wel op
Corsica geboren, maar mijn
ouders waren Duitschers, en ik
heb
„De krijgsraad in Parijs zal
u wel duidelijk maken, wat u
bent, waarde heer. Volgens de
Fransche wet bent u Franschman, precies als ieder ander, die 't geluk en
de hooge eer geniet, onder een Franschen hemel geboren te worden. Uw
vader is trouwens in Parijs geboren dus1 Maar 't komt er niemendal
op aan, welke nationaliteit uw ouders hadden, toen u geboren werd. Dat zullen
ze u wel gauw duidelijk maken. en ze zullen u óók aan 't verstand bren
gen, wat 't zeggen wil, de wapens op te nemen tegen zijn eigen vaderland."
De arrestant voelt een wilden toorn in zich opkomen. Hij zou op
den officier toe willen springen en hem toe willen schreeuwen „Man, ik ben
Duitscher Duitscher, hoor je 1 Ik heb met jullie kliekje niets te maken, en
ik wil er niets mee te maken hebben ook 1" Zulk een aandrift voelt hij, maar
hij beheerscht zich kalmte is tegenover die knorrige opwinding zijn beste
wapen. Zijn stem klinkt overtuigend en vast
„De nationaliteit van mijn vader staat boven allen twijfel vast. Hij is in
Parijs geboren, uit Elzasser ouders. Zijn vader was later ambtenaar in Metz,
en ook na 1871 heeft hij dien post behouden, tot aan zijn dood mijn groot
moeder had later pensioen, precies als alle Duitsche weduwen van beambten.
Mijn vader kreeg in 1873 de Duitsche reddingsmedaille, omdat hij twee kin
deren onder het ijs van de Moezel vandaan had gehaald. Twee jaar later heeft
hij in Königsberg gediend, en toen is hij getrouwd met mijn moeder, een echte
Elzasserin, die na den vrede van Frankfurt zonder twijfel een Duitsche was.
Onze heele familie zijn Duitschers. Mijn vader ligt in Kehl begraven. Waarom
zou ik dan een Franschman zijn
De kapitein doet ijzig, afwijzend
„lk ben niet van plan, er met u over te redeneeren. U bent Franschman
dat zullen ze u wel bewijzen. Uw familie-historie interesseert me geen snars,
en voor uw misdaad zult u zich in Parijs moeten verantwoorden. Breng den
man weg 1"
Op den laten avond van dien droeven dag wordt de gevangene Schwartz
uit zijn cel gehaald en naar het Straatsburger station gevoerd. Hij wordt be
waakt door twee beambten in burger. Snel loopen ze het stationsplein over
en de groote hall door. Het is bijna niet te zien, dat de middelste van de drie
een dun stalen kettinkje aan den pols draagt.
Als gewone reizigers klimmen zij in een coupé van den nachtsneltrein
naar Parijs misschien slapen zij nu en dan een kwartiertje op de harde ban
ken van de derde klasse en vroeg in den morgen, nog vóór Parijs ontwaakt,
bereiken zij dé reuzenstad, waar den arrestant zeker recht zal wedervaren.
Schwartz ziet niets van de schoonheden der veelgeprezen lichtstad. Hij
kijkt niet rechts of links hij hoopt alleen maar dat zijn zaak spoedig afge
handeld zal zijn. Hij wil niets zien en niets hooren hij wil alleen maar gauw-
naar zijn rechter gauw 1
Men brengt hem naar de militaire gevangenis. Vóór de zware poort achter
hem gesloten wordt ziet hij even, in de nevelige verte van den kouden ochtend,
den top van de obelisk. Nu weet hij, dat hij in de buurt ?k van de Place de la
Concorde, waar eens de guillotine bloedig hoogtij vierde.
Enkele uren later haalt men den Duitscher uit zijn cel, en leidt hem door
een paar straten waar 't nu druk is naar den rechter.
De gevangene verheugt zich. Nu moet zijn leed gauw geleden zijn. Einde
lijk zal hij het Recht vinden, den rechten weg, waarvan de Fransche natie
nooit een duimbreed af zal wijken, naar het heet. Gaat Frankrijk niet groot
op den naam, „het geweten der wereld" te zijn
Waar moet men dan rechtvaardigheid vinden, als het niet is bij de rech
ters in Parijs? (Wardl