door
CHARLES GARVICE
Ja," zei de graaf op zijn lijzigcn toon, „dikwijls ver
wijt ik mijzelf, dat ik te vaak afwezig ben om al
mijn zorgen te wijden aan de menschen, die mij zijn
toevertrouwd. Maar het landgoed is te groot en te
omvangrijk voor een vrijgezel, ziet u, en het zegt mij
eigenlijk niets mij daar te vestigen voor ikeh.. getrouwd ben. Hé! Wat
maakt mijn paard opeens rare capriolen Zou u denken, dat het ergens
van geschrokken is vroeg hij op angstigen toon.
Irene glimlachte. „Welnee, dat komt alleen maar omdat het gras onder
zijn hoeven voelt," antwoordde zij. Liefst had zij haar paard laten draven,
zooals zij altijd deed, als zij met Dick tochten over het landgoed ondernam.
„Een huwelijk zonder liefde is een ontwijding en en dat is de reden,
waarom ik tot nu toe vrijgezel gebleven ben. Maar de tijd is gekomen, dat
lk ben-er zeker van, dat er iets niet in orde is met mijn paard, Irene, en ik ben
bang, dat 't het jouwe aan het schrikken zal maken."
„Welnee," zei Irene weer, „het eenige, wat zij noodig hebben, is een goede
galop. Zullen wij er even een drafje inzetten tot aan het huisje van vrouw
Hooper daar?" vroeg zij-, terwijl zij naar een klein, met riet afgedekt huisje
wees, dat aan den rand der weide stond.
„Vrouw Hooper stootte hij uit, want het paard begon op zonderlinge
wijze te dansen. „Wie is dat Ik kan me haar niet herinneren."
„Ik meen, dat zij een oude bediende van uw moeder is," antwoordde Irene.
„Ik kan mij toch niet herinneren, dien naam ooit gehoord te hebben,"
merkte Seymour op.
Opeens maakte het paard van Irene een zijsprong. „O, Irene, wees toch
voorzichtig," riep de graaf angstig uit, „het paard zal je afwerpen."
„Het heeft een drafje noodig, dan wordt het vanzelf wel rustiger," zei
Irene. „Ik zal het naar het huisje van vrouw Hooper laten galoppeeren. U
behoeft mij niet te volgen. Ik tref u straks wel weer op den hoofdweg." En zon
der zijn toestemming af te wachten, gaf zij het paard de vrije teugels en reed
weg. In minder dan geen tijd was zij uit het gezicht verdwenen. Irene reed
spoorslags naar het huisje van vrouw Hooper, en klopte aan de groene deur.
Deze werd geopend door een vrouw van middelbaren leeftijd. Zij was heel
mager, maar zij maakte een zeer gunstigen indruk door de nette manier,
waarop zij gekleed was. Hier en daar liepen er zilveren draden door heur
haar en er lag een schuwe, welhaast angstige uitdrukking in haar oogcn,
zooals men dat meer ziet bij menschen, die een geheime zorg of verdriet hebben.
Het magere gelaat bloosde van genoegen, toen zij opmerkte, wie de bezoekster
was. Onmiddellijk daarop waren zij in een levendig gesprek gewikkeld. Toen
Irene weer wilde vertrekken, deed vrouw Hooper haar uitgeleide, terwijl zij
haar op het hart drukte
„Wilt u zoo vriendelijk zijn de gravin te zeggen, dat ik mij heel gelukkig
en tevreden gevoel en dat ik haar heel dankbaar ben voor alles, wat zij voor
mij gedaan heeft."
„Zeker," antwoordde Irene op hartelijken toon, „ik zal het haar overbren
gen, ofschoon ik weet, dat de gravin er niet van houdt ergens voor bedankt
te worden."
„Dat weet ik, juffrouw. Zelfs als jong meisje was zij al zoo
„Als jong meisje Heeft u de gravin nog als jong meisje gekend vroeg
Irene nieuwsgierig.
„Jawel, juffrouw," zei vrouw Hooper, maar het antwoord kwam ietwat
schoorvoetend. „Wat een mooi weer hebben we vandaag, nietwaar
Zij zweeg eensklaps en keek angstig den weg op. Irene volgde haar blik.
Zij zag, dat het paard van Seymour, dat blijkbaar ook naar een galop verlangd
had, eveneens aan het draven was geslagen en nu, terwijl zijn berijder zich
angstig op zijn rug vastklemde, naar het huisje van vrouw Hooper kwam
gerend. Overgelukkig zonder ongevallen het huis bereikt te hebben, sprong
de graaf uit het zadel, en zei met een gedwongen glimlachje
„Wij konden geen van beiden je gezelschap langer
missen, Irene 1"
Maar nauwelijks waren deze woorden geuit, of Irene
en Seymour schrokken op van een kreet en het gerinkel
van glas. De kreet was afkomstig van vrouw Hooper en
het gerinkel van een glas, waarin zij Irene een koelen
dronk had gebracht. Met doodsbleek gelaat leunde zij
tegen den deurstijl, haar lippen aschgrauw, terwijl
zij, bevend over al haar ledematen, haar oogen op
Seymour gericht hield.
„Hemel, wat gebeurt er nu vroeg Irene, terwijl
zij haar arm om de vrouw heen sloeg. Irene's stem en
aanraking schenen haar plotseling weer tot de werkelijk
heid terug te brengen.
„Het is niets, juffrouw, niets," zei zij, terwijl zij naar
adem snakte. „Ikik lijd aan het hart en krijg van
tijd tot tijd aanvallen van benauwdheid, juffrouw Irene;
dat is de reden, waarom ik me altijd zoo rustig houd.
Maar ik ben nu weer heelemaal beter. Maakt u zich
maar nergens ongerust over." En na Seymour beleefd
gegroet te hebben, ging zij haar huisje weer binnen.
Irene wierp Seymour de teugels van haar paard toe,
volgde haar en schonk haar een glas water in. Dankbaar
nam vrouw Hooper het in ontvangst.
„Dank u wel, juffrouw, lk schaam mij werkelijk
over mijzelf. Blijf nu niet langer wachten, want het
HET VERHAAL TOT HIER TOE.
Dick Landon heeft het leger moeten
verlaten, omdat hij een meerdere, die
hem steeds hinderde, heeft geslagen
zijn moeder ontzegt hem daarom haar
huis, maar ook zijn pteegzusje Irene
woont. Hij gaat naar de kermis te
Cumberleigh, waar hij kort te voren
een zigeunermeisje heeft ontmoet. Dit
meisje, Marga, komt hem nu waar
schuwen, dat twee zigeuners op hem
loeren. Hij wordt inderdaad aange
vallen en gestoken als hij weer tot
bewustzijn komt, ligt hij in een woon
wagen en zit Marga naast hem. Hij
wordt later door een troep Zigeuners
als een der hunnen opgenomen. Dick's
broer, graaf Seymour van Landon,
staat bekend als 'n rijk philantroop,
doch door dobbelen is hij in moeilijk
heden geraakt: hij wil zijn financiën
herstellen door een huwelijk met Irene.
Hij reist naar het landgoed en tracht
tijdens een rit met Irene haar gevoe
lens te peilen.
heeft heusch niets te beteekenen." En Mq y
meteen stond zij op en streek over haar
grijzend haar.
„Weet u dat zeker vroeg Irene op vriendelijken
toon. „Als u zich niet goed mocht gevoelen, blijf ik bij
u. De graaf kan dan de paarden mee terugnemen."
„Nee, nee, dat is heelemaal niet noodig. Maar u moet mij de verzekering
geven, dat u niets van mijn aanval aan de gravin zult vertellen."
„Maar natuurlijk zal ik daar niet over spreken, wanneer u daar bezwaren
tegen hebt. Dus u voelt u nu weer heelemaal beter
„Absoluut, juffrouw," antwoordde vrouw Hooper. „Ik zal u even buiten
brengen. U ziet, dat ik weer heel rustig en kalm loop. Die aanvallen zijn heusch
niet ernstig in werkelijkheid hebben zij niets om het lijf. Ik heb het wat be
nauwd, dat is alles. Wat ik zeggen wilde, wie is die mijnheer, die daarjuist
aan kwam rijden voegde zij er met neergeslagen oogen aan toe.
„Dat is de graaf van Landon, de oudste zoon van de gravin," antwoordde
Irene.
„O, och zoo, wel.... nu, ik hoop, dat de graaf niet boos op mij zijn zal, dat
ik u zoo lang opgehouden heb. lk dank u nogmaals voor iw goede zorgen."
Na de vrouw de hand gedrukt te hebben en haar moed te hebben inge
sproken, reed Irene, gevolgd door Seymour, weg.
„Wat had zij eigenlijk vroeg Seymour, toen zij een eindje naast elkaar
voortgegaan waren.
„Zij voelt zich wat zwak, denk ik," antwoordde Irene. „Arme vrouw 1
Ik zal morgen eens bij haar aanrijden," voegde zij er aan toe.
HOOFDSTUK XII
Het was niet bepaald in een prettige en opgewekte gemoedsgesteldheid,
dat de graaf dien ochtend huiswaarts keerde. Hij wist, dat hij zich niet van
zijn gunstigste zijde aan Irene getoond had, en dan had die geschiedenis bij
het huisje van vrouw Hooper hem op de een of andere wijze geïrriteerd. Hoe
dorst een vrouw als zij het wagen in zijn tegenwoordigheid ziek te worden
Irene, haar belofte indachtig, repte er met geen woord van tegenover de gravin,
maar Seymour bracht het aan de lunch ter sprake.
„Dat is waar ook, moeder," begon hij, „toen wij vanochtend een tochtje
maakten, hadden wij het genoegen een oude bediende van u te ontmoeten.
Een zekere vrouw Hooper was het."
„Ja, zij verliet ons reeds jaren en jaren geleden," zei de gravin. „Zij
trouwde toen, maar is sindsdien weduwe geworden. En zij is zeer arm."
„En daarom stond u haar dit huisje zeker gratis af," viel de graaf in,
met een ondertoon van verwijt, die de gravin niet ontging.
„Ja," antwoordde zij onverstoorbaar. „Ik heb haar het recht gegeven dat
huisje te bewonen, zonder er huur voor te betalen, en geef haar bovendien
nog een klein pensioen. Het huis is mijn eigendom, zooals je je herinneren zult."
„Liefste moeder," mompelde hij, „het zou toch niet het geringste verschil
uitmaken, of het huisje van u of van mij was. Zooals u weet, ben ik er altijd
voor te vinden, wanneer het een werk van liefdadigheid geldt. Ik vroeg me
alleen maar af, of het wel verstandig was een invalide als vrouw Hooper op
zoo'n ver verwijderde plek te laten wonen."
„Martha Hooper houdt van de eenzaamheid en voelt zich in haar kleine
woning volmaakt gelukkig. Bovendien is zij geen invalide, want hoewel zij
niet sterk is, is zij volmaakt gezond."
„Nou, dien indruk heb ik anders niet gekregen," waagde Seymour het
op te merken. „Toen ik vandaag op haar huis toe kwam rijden, kreeg zij bijna
een flauwte. En zij zag er werkelijk heel zwak en ziek uit."
„Daar heb je me niets van verteld," wendde de gravin zich tot Irene.
Irene deed, alsof zij de opmerking niet hoorde. En de gravin vervolgde
„Zij voelt zich volkomen thuis, waar ik haar neer-
geplant heb." Een lichte blos steeg naar haar wangen.
Zij zag haar philantropisch aangelegden zoon over de
tafel met vasten blik aan.
„Ik ga haar morgen even bezoeken," viel Irene in.
„Ik ben er van overtuigd, dat zij veel beter zal zijn,
mevrouw. Ik zal wat kinine en andere geneesmiddelen
voor haar meenemen."
„Niet doen," zei de gravin op den toon, dien beiden
zoo goed kenden en die voor hen een gebod beteekende.
„De vrouw is het gelukkigst, wanneer men haar aan haar
lot overlaat. Ik ken haar beter dan jullie, want zij heeft
mij vrijwel mijn leven lang gediend."
En hiermee was het onderwerp afgehandeld.
Maar dienzelfden avond, toen zij allen reeds lang
in bed vermoedde, sloop de gravin onopgemerkt het
park uit en eenigen tijd later klopte zij aan bij het kleine
huisje, dat Martha Hooper bewoonde.
Toen vrouw Hooper de deur opende en zag, wie haar
late bezoekster was, deinsde zij ontsteld achteruit, ter
wijl zij stamelde
„U, mevrouw de gravin 1"
Zonder een woord te spreken, ging de gravin naar
binnen, en Martha Hooper volgde haar zichtbaar bevend.
„Is.is er iets, mevrouw waagde zij te vragen.
„Er is niets," zei de gravin, terwijl zij haar een