J m No. 30 VRIJDAG 23 DECEMBER 1932 957 ytifitai-uitUlótiftf stoel aanwees. „Maar ik heb van mijn zoon vernomen, dat hij hier geweest is en dat je ziek was." „O, mevrouw," stamelde Martha Hooper op onderdanigen toon, „ik kon er werkelijk niets aan doen Hij kwam zoo onverwachts, zonder één woord van waarschuwing. En...." „Je had je gevoelens beter dienen te beheerschen," antwoordde de gravin stug. „Je hebt je heel dwaas aangesteld en die dwaasheid had mij in de grootste ongelegenheid kunnen brengen. Je wist toch, dat je hem den een of anderen dag zou ontmoeten." „Zeker, mevrouw," stemde Martha Hooper nederig toe. „Maar het on verwachte speelde mij parten. Een volgende maal zal mij dat niet meer over komen." „Nee, dat moet zeer zeker niet meer gebeuren. De graaf" zij legde speciaal den nadruk op den titel „zal eenigen tijd op het landgoed blijven en de mogelijkheid bestaat, dat je hem dikwijls zien zult. Ik ben hierheen gekomen om je te waarschuwen, want mijn geheim ons geheim hangt aan een zijden draadje. Dus in 't vervolg opgepast, begrepen „Ik begrijp u volkomen, mevrouw, en ik zal er voor zorgen, dat het nooit meer gebeurt, en.zij zweeg even „vergeef mij, mevrouw, dat ik het zeg, maar juffrouw Irene...." „Wat is er met juffrouw Irene „Niemand kan haar ontmoeten, zonder van haar te houden en te wenschen dat zij gelukkig zal zijn in het leven. Ik heb gezien.hoe.hoe de graaf naar haar keek, en mevrouw.... dat.... neen, dat mag nooit gebeuren. Dat moet u verhinderen. Zoo'n lief, onschuldig meisje als zij isEn overwel digd door emotie, liet zij zich op de knieën vallen en kuste den zoom van de satijnen japon der gravin. Het gelaat der trotsche vrouw werd een oogenblik overtogen door een gloeicnden blos. Maar onmiddellijk daarop herstelde zij zich en er kwam een strenge, bijna harde trek om haar lippen. „Wat heb jij daar mee te maken De zaken moeten hun loop hebben. Ik kan niets, absoluut niets doen! Ik begrijp wat je bedoelt, maar...." zij hield haar adem in, „ik sta er machteloos tegenover. Ik ben aan handen en voeten gebonden. Het is te Iaat om terug te keeren. Hoor je dat, Martha, het is nu te laat HOOFDSTUK XIII Vrouwen zijn verzot op kracht, wanneer deze gepaard gaat met moed, en de mannen hebben er respect voor. Vanaf het oogenblik, dat Dick het mes van Steve afgenomen had, keken de zigeuners niet alleen naar hem op als iemand, die in stand en afkomst ver boven hen stond, maar eveneens als hun meerdere in moed. En de tijd leerde bovendien, dat hun nieuwe kameraad niet alleen vechten, maar ook nog werken kon. Naarmate hij sterker werd, nam hij den mannen van het kamp meer en meer werk uit de handen. En wanneer het een zaak van raad of bijstand gold, kwamen zij als vanzelfspre kend naar hem toe. Men zou verwacht hebben, dat hij, een man van stand, zich op den duur ongelukkig zou voelen tusschen die arme zwervers, doch zulks was geenszins het geval. Zooals hij Marga in het begin reeds medegedeeld had, beviel het leven hem. En het bleef hem bevallen. De oude Davy sloeg hem eiken dag opnieuw met meer belangstelling gade. „Het is een gelukkige dag voor ons geweest, toen mijnheer Jack zich bij ons voegde," zei hij meermalen tegen oom Jake. „Hij verdient voor ons met zijn practische wijze om paarden te verhan delen in één week meer, dan wij ooit kans gezien hebben in een maand te ver dienen." En wat Marga aangaat, haar liefde voor hem groeide met den dag, hoewel zij er angstvallig voor waakte, dit te laten blijken. Dick althans had er niet het geringste vermoeden van. Nimmer had hij kunnen denken, dat die mooie donkere oogen, waarin de vonk der liefde schitterde, hem meermalen onopgemerkt vanachter de witte mousselinen gordijn tjes van den woonwagen gadesloegen. Hij wist niet, dat zij het was, die al zijn kleeren herstelde, knoopen aan zijn hem den naaide en alles deed, wat zij maar kon, voor haar held Zelden vond hij gelegenheid eens even met haar te praten, want waar hij haar ook ont moette, was zij bijna altijd door kinde ren omringd, 's Avonds, als hij bij het kampvuur zijn pijp rookte, waren zijn ge dachten altijd bij haar en deze uren van overpeinzing waren voor hem de geluk kigste van den dag. Op zekeren dag naderden zij een stad, waar kermis werd gehouden. Dick bereed een groot paard en hield het oog op verschillende veulens, die voor hem uitliepen, en hoewel hij geen moment de aan zijn hoede toevertrouwde dieren uit het oog verloor, waren zijn gedachten toch bij heel andere zaken. Het was de eerste kermis, die de karavaan bezocht, sinds zij Cumberleigh verlaten hadden, en hij vroeg zich af, wat daar van hem verwacht zou worden. Wat zij ook van hem mochten vragen, hij zou het niet weigeren. Het eenige, wat hem min of meer afschrikte, was het feit, dat hij wellicht in het openbaar zou moeten op treden. Tot nu toe was hij altijd achter de schermen gebleven, maar het viel te verwachten, dat daar op een goeden dag een einde aan komen zou. „Enfin, we zullen wel zien," rede neerde hij. En vastbesloten te doen, wat in zijn vermogen lag, dreef hij zingend en fluitend de veulens voor zich uit. Eensklaps zag hij Marga met een groepje kinderen voor zich uitgaan. „Wat een groot paard, mijnheer Jack riep een der kinderen uit. „Het is groot genoeg om er met z'n tweeën op te zitten. Waarom neemt u ons niet bij u in 't zadel

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 29