Zuur
WW U 1
1
SL
No. 30
VRIJDAG 23 DECEMBER
Ik ben het Zwijn.
't Is nog zoo kwaad niet, zwijn te zijn
Ik vind mijn trog vol eiken morgen,
'k hoef voor geen slanke lijn te zorgen,
wie 'n „zwijntje" heeft, lacht in zijn baard
vandaar dat krulletje in mijn staart
Ik ben het Zwijn.
'k Heb niets te doen, dan zwijn te zijn,
dan vreetzaam alles te verslinden
wat vlijtig snuffelen kan vinden
haast enkel snuit mijn aanschijn werd
vandaar dat krulletje in mijn stèrt
Ik ben het Zwijn.
Ik schaam mij niet, een zwijn te zijn,
Ik eet maar raak en grinnik droogjes,
en glunder met mijn varkensoogjes:
ik zwelg en zwel, mijn spek groeit hard
vandaar dat krulletje in mijn start!
Ik ben het Zwijn
Ik ben er trotsch op, zwijn te zijn
Ik word gewogen met behagen,
zelfs na mijn dood hoog aangeslagen,
ge-leer-d, geëerd, gesavoureerd
Vandaar dat krulletje in mijn steert