Zuur WW U 1 1 SL No. 30 VRIJDAG 23 DECEMBER Ik ben het Zwijn. 't Is nog zoo kwaad niet, zwijn te zijn Ik vind mijn trog vol eiken morgen, 'k hoef voor geen slanke lijn te zorgen, wie 'n „zwijntje" heeft, lacht in zijn baard vandaar dat krulletje in mijn staart Ik ben het Zwijn. 'k Heb niets te doen, dan zwijn te zijn, dan vreetzaam alles te verslinden wat vlijtig snuffelen kan vinden haast enkel snuit mijn aanschijn werd vandaar dat krulletje in mijn stèrt Ik ben het Zwijn. Ik schaam mij niet, een zwijn te zijn, Ik eet maar raak en grinnik droogjes, en glunder met mijn varkensoogjes: ik zwelg en zwel, mijn spek groeit hard vandaar dat krulletje in mijn start! Ik ben het Zwijn Ik ben er trotsch op, zwijn te zijn Ik word gewogen met behagen, zelfs na mijn dood hoog aangeslagen, ge-leer-d, geëerd, gesavoureerd Vandaar dat krulletje in mijn steert

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 7