No. 31 VRIJDAG 30 D! CF: MB FR 1932 97.5 fffftt.YtVïTt1 stemmen voldoende geweest, om Schwartz te redden. En inderdaad, het antwoord op de vraag, of be klaagde Duitscher is of Fransch nian, wordt een groote verrassing voor het gerecht zoowel als voor den stakker in de beklaagdenbank. Slechts vier briefjes antwoorden „Schwartz is Franschman", drie briefjes noemen hem een Duit scher! Schwartz verdedigt zich „Mijne heeren, mijn militaire papieren liggen daar bij de actcn daar kunt u uit zien, dat ik Duitsch burger ben. Misschien wilt u zoo goed zijn, mijn zakboekje en pas eens door te zien." De overste kijkt verbaasd „Ik heb de acten hier, maar de papieren, die u noemt, zak boekje en pas, zijn er niet bijv U zult u wel vergissen, meneer Schwartz." De beklaagde protesteert met kracht. Hij weet zeker, dat hij de papieren nog bij zich had, toen hij in Parijs kwam. Toen heeft men ze hem afgenomen, om ze bij de acten te voegen. Zonder die papie ren kan hij niet veel bewijzen, ze zijn voor hem de onschuld en het leven, het kleine grijze zak boekje en de onaanzienlijke blau we pas. Waar zijn ze Welke kwaadaardige duivel zoekt het verderf van den beklaagde Alfons Paoli Schwartz Wie wi! hem ver nietigen Met een handgebaar wil de voorzitter over het mankeeren van die papieren heenstappen, en over gaan tot de orde van den dag maar de magere man daar tusschen de gendarmen, de bleekc gevan gene met de ingevallen wangen en de scherpe oogen, dringt heftig aan op overlegging van die twee documenten. Dit begint den aan klager, den „commissaris der regeering", te vervelen, hij acht zich verplicht, het hooge gerecht in te lichten over de beteckenis van die papieren. „Bedoelde papieren, heeren, bevatten alleen aanteekeningen over den dienst van beklaagde. Hebben verder niets om 't lijf - ziin heelemaal niet van belang. Hij heeft soldij en andere belooningen ontvangen dat spreken we niet tegen maar dat maakt 't juist nog erger voor hem. Ik ben van mee ning, en ik verzoek het gerecht, zich bij die meening aan te sluiten, dat een loonboekje nooit 't bewijs kan zijn van iemands nationaliteit." De president knikt toestemmend de zes anderen knikken eveneens toe stemmend, van den kapitein, met de drie gouden strepen op de hemels-blauwe mouw, tot den onderofficier, met het bescheiden eereteeken op de grove uniform-stof. Vruchteloos wijst Schwartz op het verschil tusschen het onbe langrijke zakboekje en den zeer gewichtigen militairen pas. Kan 'n Fransch man 'n Duitschen militairen pas bezitten? Een geldigen militairen pas, opzijn eigen naam? Onmogelijk Alleen wie Duitscher is, erkend Duitscher, kan de grijze uniform van het Duitschc leger dragen. Nog nooit is er een Fransch onderdaan in 't Duitsche leger opgenomen, nooit of te nimmer heeft een bui tenlander zoo'n pas gekregen. Dat kleine blauwe boekje met de talrijke stem pels is voor den bezitter 't beste officieele bewijs zijner nationaliteit. Het is juist de bedoeling van den militairen pas, de nationaliteit van den houder te staven Alfons Paoli Schwartz, je klopt aan doovemansdeur Ze hebben je pas verdonkeremaand, omdat die 't bewijs leverde van je onschuld Op dien pas vertrouwend ben je in Kelil gebleven, toen de Fransche troepen daar binnen trokken. Die pas gaf je de volle zekerheid, officieel geboekstaafde zekerheid, dat je Duitsch onderdaan bent, of althans was tot den 1 len November 1918, precies als alle andere Elzassers. Wie zou daaraan kunnen twijfelen, als hij dien pas heeft ingezien Wie zou dan de aanklacht van landverraad kunnen handhaven Bespottelijk, onzinnig blijkt die aanklacht, als het kleine blauwe hoekje spreekt. Maar het kén niet meer spreken, want men is zoo voorzichtig geweest, het te laten verdwijnen, met eenige andere papieren, op den korten weg van Parijs naar Rijssel. „Paoli Schwartz is een Franschman daarmee uit." De rechters hebben gestemd, de meerderheid heeft het zoo beslist. Nu moeten de getuigen gehoord worden, die hem als Duitsch soldaat gezien hebben. Dat is natuurlijk maar 'n formaliteit. Hij geeft zelf toe, met trots zelfs, dat hij de grijze uniform gedragen heeft. Waarom dan nog getuigen gehoord Omdat de Fransche rechtspraak, hoe onbekommerd soms ook (over die verloren papieren bijvoorbeeld), in andere dingen weer zeer nauwgezet kan zijn. Die getuigen zijn niet moeilijk te vinden. Daar zijn ze al - mannen en vrouwen uit Rijssel, bij wie Schwartz ingekwartierd is geweest. De luchtkooien van de Petite Roquette- yevangenis, waar thans de gevange nen vertoeven, die vroeger in dc Parij sche Saint-Lazairegcvangenis huisden. Natuurlijk herkennen ze hem. Natuurlijk kunnen ze er een eed op doen, dat ze dezen meneer alle dagen in de gehate grijze uniform gezien hebben. De rechters glunderen. „Nou, wat wou je nog meer! Beklaagde is Franschman en volgens beëedigde getuigen heeft hij in Duitsche uniform gediend. Dus1" Een man echter, die zóó diep zinken kan, heeft nog wel méér op zijn geweten. Men hoore maar eens, wat de volgende getuigen verklaren. „Toen ik gearresteerd was, heeft hij me niet eens 'n glas water willen geven, die mooie meneer Schwartz 1" schreeuwt de eerste getuige opgewonden de zaal- in. De rechters schudden de hoof den. Een armen arrestant het aller- allerminste, een glas water, weige ren dat is het toppunt van laagheid dat typeert den mensch, die de wapens ophief te gen zijn vaderland Een hond, een schurftigen hond geef je nog wel te drinken, als de tong hem van dorst uit den bek hangt. Schwartz, vraagt verlof om een paar vragen te stellen. Het wordt hem toegestaan. Hij wil weten, wanneer het geweest is, dat hij dien dronk water gewei gerd heeft. De getuige noemt plaats en datum. Schwartz kan aantoonen, dat hij nooit in die plaats heeft gediend, en zelfs niet tot dat district behoorde. De ge tuige wordt weggestuurd. „En hoe is 't met die vijfhonderd flesschcn wijn gegaan, Schwartz U hebt toch, samen met 'n zekeren Weinlein, vijfhonderd flesschen wijn van dezen braven burger afgenomen De brave burger kijkt benauwd, als Schwartz den president verzoekt, te informeeren, hoe de getuige aan die vijfhonderd flesschen wijn kwam. De brave burger moet bekennen, dat hij ze zelf uit een Duitsche cantine gestolen had, dus dat Schwartz hem met volle recht den buit weer afnam. Nu komt het ergste geval, de gemeenste misdaad van den veld-gendarme Schwartz, het ontvreemden van de dikke portefeuille, toen deze getuige, deze goede patriot, naar zoo'n vervloekt Duitsch kamp moest. De burger draait verlegen zijn Zondagschcn hoed om en om, en spreekt „Mijne heeren, ik heb nèt drie dagen geleden van een bureau in Duitsch- land mijn portefeuille terug ontvangen, met alles er in, ook het bankpapier. Ik stond er zelf van te kijken. Ik heb me dus over niets te beklagen." De man gaat, met een medelijdenden blik voor Schwartz. Misschien heeft zijn oprechtheid Schwartz behoed voor het ergste. De drie rechters, die vóór Schwartz stemden, en zijn vrijspraak wilden, moeten zich wel 'verheugd hebben over de eerlijkheid van dien Franschen burger. Er zijn dus in deze zaal minstens vier fatsoenlijke menschen, die hem geen kwaad willen - dat weet Schwartz nu. Het was kranig van dien laatsten getuige, zoo mannelijk op te treden in het hopelooze geval Schwartz. Daar hoorde moed toe en dat zal de gevangene nooit vergeten. Nog steeds denkt hij met dankbaarheid aan dien Franschman, die zoo makkelijk had kunnen zwijgen over de zending, die hij pas drie dagen te voren ontvangen had. Menschen blijven altijd menschen. Er zijn er goede en slechte overal, in alle landen. Maar vaak zijn het de wetten, de veel te stugge, veel te ver warde wetten, die er ons, menschen, toe drijven, een bitteren vijand van onzen evenmensch te worden. De letter doodt, maar de geest maakt levend Nu hoeft het gerecht zich alleen nog maar terug te trekken, om te over leggen. Alles is zoo klaar als water, tenminste in het oog van vier der zeven rechters. Schwartz is een Franschman, en hij heeft in de rijen der vijanden gestreden. Na korten tijd komen de heeren in uniform terug, en de Krijgsraad te Rijssel veroordeelt Alfons Paoli Schwartz, wegens dienstweigering en het dragen der wapenen tegen Frankrijk, tot verbanning op een vesting. Voor hoelang Dat zegt het gerecht niet. De verdediger, ambtshalve toegevoegd, die niet veel, maar pittig gesproken heeft, en het eerlijk voor Schwartz opnam, teekent aanstonds hooger beroep aan, omdat het ontbreken der papieren de verdediging bemoeilijkt, en zelfs onmogelijk gemaakt heeft. Aldus geschiedde „in naam van het Fransche volk", den 18en Maart 1921. Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15