D o fTTw!g rayso
ófi teis cloot Jisdeüand.
1012 VRIJDAG 6 JANUARI 1933 No. 32
„Heel graag, mr. Roberts." Terwijl zij samen
opliepen, dacht Fulioch bliksemsnel na over de
situatie. De slager had een flinke som op de bank.
Zou hij hem onder een of ander voorwendsel het
geld te leen vragen Had hij eenmaal het geld,
dan zou hij wel kans zien het voor goud in te
wisselen.
Even later zaten ze in mr. Roberts' kantoor
achter een glas wijn. „Uitstekende wijn, mr.
Roberts," merkte Fulioch op. „Maar ja, iemand van
uw middelen, nietwaar. Ja, ja, mr. Roberts, als
kassier van uw bank ken ik toch uw financieele
positie Die is goed die is uitstekend."
Roberts was aangenaam gevleid.
„Toch heb ik nog niet alles op de bank. Ha, ha,
jullie bankiers denken daar anders over, maar
mijn vrouw en ik zijn nog ouderwetsch wij houden
er nog zooiets als een oude kous op na. Dat doen
we al twintig jaar, en het is veilig, hoor
„Maar ik zie toch geen brandkast," zei de
kassier, nieuwsgierig om zich heenziend.
„Nee," antwoordde de slager „die is er ook
niet. Heb er niet veel vertrouwen in, weet u.
Ik zal 't u laten zien. Ik weet, dat u te vertrouwen
is." Hij gleed met zijn handen langs het paneel
tusschen de ramen en drukte op een knop. Het
paneel schoof omhoogeen ruimte daarachter
werd zichtbaar, gevuld met kleine zakken.
„Zelf gemaakt," besloot hij trots. „Ik heb
daar 'n 500 pond, alles in goud 50 pond in iederen
zak. 't Geeft wel geen rente dat vinden jullie,
bankmenschen, natuurlijk stom maar m'n
vrouw en ik hebben graag zoo'n kleine reserve in
voorraad."
„William I" De stem van mrs. Roberts klonk
vanuit den winkel. „Mr. Wills wil je even spreken."
Mr. Wills was een zeer goede klant zonder zich
den tijd te gunnen het paneel te sluiten, ijlde de
slager naar de deur. „Let u er even op. mr.
Fulioch," zei hij nog. „En bedien u zelf van de
sherry."
Fulioch staarde in het open paneel. Het was
ellendig, dat hier, zoo dicht bij hem, de oplossing
van al zijn moeilijkheden lag. Te leen vragen
Nee, 't was te gevaarlijk. Als mr. Woolff het hoor
de, zou een onmiddellijke controle het gevolg zijn.
Maar hij moest hij moést het geld hebben. Zijn
VEILIG
Een der bekendste plekjes van
ood Amersfoort, de Appelen-
markt met omgeving.
afdoende raad geschaft moeten worden de 150
pond in goud zouden zoo spoedig mogelijk in den
zak teruggestort dienen te worden. Want er was
geen twijfel of zijn opvolger zou iederen stuiver
tellen van het geld, dat hij overnam. Wist hij nu
maar, wanneer precies zijn promotie afkwam.
„Hallo, Fulioch," onderbrak opeens de directeur
zijn gepeins, „zullen we de zaak maar opbergen
Haastig sprong de kassier op en hielp den portier
het geld naar de kluis dragen.
„Wilt u nog een en ander controleeren, mijn
heer vroeg Fulioch.
„Niet noodig, Fulioch," lachte de directeur.
„Ik vertrouw je." Hij sloot de kluis. Fulioch glim
lachte onwillekeurig. De oude dwaas moest eens
weten wat er in den derden zak was.
Tien minuten later stond Fulioch op straat, zijn
geest bezig met het probleem, waar in den kortst
mogelijken tijd 150 pond vandaan te halen. Hij
moest ze hebben z'n toekomst hing er van af.
Plotseling doorvoer hem een ijzige schrikeen
hand werd op zijn arm gelegd. Hij draaide zich met
een schok om het was mr. Roberts, de slager, een
der rijkste ingezetenen van de voorstad.
„Hallo, mr. Fulioch," riep de roode, dikke
slager„schrok u Ik hoorde zoo iets van mr.
Woolff, dat u ons gaat verlaten, 't Zal ons spijten
u heeft ons altijd uitstekend bediend, en dat
moet ik zeggen."
„Ach ja, mr. Roberts," antwoordde de kassier,
,,'t zal mij ook spijten hier vandaan te gaan. Maar
men wil toch ook graag promotie maken, niet
waar
„Natuurlijk, natuurlijk," lachte de slager.
„Weet u wat, loop even mee naar mijn huis, dan
zullen we een glas wijn op het komende afscheid
drinken."
Nadat de laatste klant het kantoor ver
laten had en Flits, de portier, de zware
deuren gesloten had, begon de kassier
zijn kas op te maken. Na een paar minuten
zou hij, met de hulp van Flits, het geld in
de kluis dragen, waarna de directeur die zou
sluiten. De gedachten van den kassier waren niet
onaangenaam. Hij stond in hooge achting bij de
hoofddirectiepromotie zou spoedig afkomen, dat
wist hij. Het strookte volkomen met zijn eerzucht
zijn laatste doel was te eeniger tijd een functie
te bekleeden in de hoofddirectie. Daar was groote
kans op iedereen mocht hem de oude mr. Woolff,
directeur van dit filiaal, stelde een onbeperkt
vertrouwen in hem. Juist dien morgen had hij goed
nieuws gehoord de directeur had hem verteld,
dat het hoofdkantoor geïnformeerd had naar zijn
geschiktheid voor een belangrijker post, en mr.
Woolff had een schitterend rapport ingediend.
Promotie kon niet ver verwijderd meer zijn.
Klaar met zijn kas ging de kassier zitten, stak
een sigaret op en liet zijn gedachten verder gaan.
Juist, alles ging precies zooals hij het wenschte.
Door zijn goed figuur en aangenaam optreden had
hij langzamerhand bij verschillende families, ver
boven zijn stand, toegang weten te krijgen. Nu nog
'n hoogere functie, misschien wel op 't kantoor in de
city, en hij kon in de richting verder gaan. Een
flat in het West-End, belangrijke menschen ont
moeten, en dan een rijk meisje huwen. Natuurlijk,
dan pas kon hij de goede dingen van het leven
gaan genieten. Gelukkig, dat hij zich nog niet met
dat meisje van Lowes had verloofd. Een goed kind
zeker, en niet geheel onbemiddeld, maar toch niet
de vrouw, om zich later aan zijn zijde in de hoogere
kringen te bewegen. Nee, een aardig meisje, maar
hij zou haar toch maar laten schieten. Ja, alles
ontwikkelde zich in de gewenschte richting;
alles, behalve één ding.
De zak goudgeld, die el
lendige derde zak, welke
verondersteld werd 200
gouden pondstukken te
bevatten, doch er maar
50 inhield, plus 150 shil
lings en zooveel lood, dat
het totaal gewicht gelijk
was aan dat van 200
gouden pondstukken. Bij
de zeldzame gelegenhe
den, dat mr. Woolff den
zak opnam om dien te
wegen, klopte dus het
gewicht.
Men kan zich geen
West - End - kleermaker
veroorloven en zich in
kringen boven zijn stand
bewegen op een kassiers
salaris. Vandaar dat af en
toe de zak goudgeld werd
aangesproken, waaruit
tenslotte 150 pond ver
dwenen was. Juist de zak
goudgeld, wijl tegenwoor
dig haast niemand ooit
naar goud vroeg. Hij had
ook geluk gehad zelfs
de accountant, af en toe
door het hoofdkantoor
gezonden, had zich verge
noegd met den zak te we
gen en dien even te ope
nen. Welnu, er lag goud
in, bovenop tenminste.
Maar thans, peinsde de
kassier verder, zou toch