No. 32 VRIJDAG 6 JANUARI 1933 1013 Watervogels van den ouden en den nieuwen tijdhet schipdat op de verre zeereizen nog steeds geen andere middelen gebruikt dan wind en zeilenen een Engclsch watervliegtuig van het nieuwste tij pc. toekomst hing er van af. Bijna zonder zijn wil namen zijn handen drie zakjes van den stapel en lieten die in zijn zak verdwijnen. Bliksemsnel arrangeerden zijn geoefende vingers de andere zakjes zoodanig, dat het niet zichtbaar was, dat er van den top drie afgenomen waren. Meteen stond hij weer bij de tafel en schonk zich een glas in. Zijn vingers beefden. Leenen van de kas in de bank leek hem geen diefstal toe dat kon terug betaald worden. Maar dit hier dit was diefstal, vulgaire diefstal. Niet meer te herstellen. Even later kwam de slager weer binnen. Na nog een paar opmerkingen sloot hij het paneel, waarna de kassier, zoo spoedig het gevoeglijk ging, afscheid nam. „Nogmaals succes voor de toekomst, mr. Fulloch," zei de slager. „Ik zie u zeker vanavond nog in de club. Ja Dan drinken we er vanavond nog eentje." Dien zelfden avond ging de kassier naar de club, waar hij zich bij het groepje van den slager voegde en een rondje bestelde. Zijn plan was klaar. Tegen 8 uur stond hij op, zei dat hij even naar het post kantoor in de buurt moest en dadelijk weer terug zou zijn. De club verlatend liep hij vlug de straat in, waar Roberts' huis stond. Daarna de steeg in, welke achter de woning liep. Bij het raam van Roberts' kantoor bleef hij staan. De steeg was totaal verlaten. Uit zijn zak haalde hij een steen, gewikkeld in een zakdoek om het geluid te smoren, en drukte daarmee de matglazen ruit naast het paneel in. Het lichte tikken van het glas klonk hem in de ooren als de explosie van een bom. Even wachtte hij. Maar geen geluid verried dat iemand het gehoord had. Dan stak hij zijn hand door de opening, trok de pin uit hel raam en schoof dat half omhoog. Voorzichting sloop hij daarna weer de verlaten straat in, liep vlug naar het postkan toor,dat hij nog juist voor 8 uur bereikte, kocht een paar postzegels, en wandelde terug naar de club, waar hij zich weer bij het gezelschap van den slager voegde. Met een zucht van verlichting ging hij zit ten. Hij was nu veilig volkomen veilig. De slager of de politie zou de gebroken ruit ontdekken drie zakjes zouden vermist worden conclusie de dief was gestoord, had haastig iets gegrepen en was gevlucht. Hij, Fulloch, was op de club geweest, was alleen tegen achten even naar het postkantoor geweest binnen tien minuten weer terug. Al zou men verdenking tegen hem koesteren, hij had een alibi, de lui op het postkantoor kenden hem. Opgewekt nam hij laat op den avond afscheid. Zijn eerste werk den volgenden morgen was de 150 gouden pondstukken in den bewusten zak te doen. Hij had het nauwelijks gedaan, toen mr. Wolff hem op zijn privékantoor riep en hem ver telde, dat hij bevorderd was tot een belangrijke positie op het hoofdkantoor. Morgen zou de nieuwe kassier komen om de kas over te nemen over morgen moest hij zijn nieuwen post gaan innemen. Den geheelen verderen dag had hij felicitaties in ontvangst te nemen van collega's en klanten hij deed het met den glimlach van man van de wereld. Aan den diefstal bij Roberts, die 's middags op kantoor bekend werd, dacht hij nauwelijks meer die episode was veilig afgedaan. Volkomen veilig. Toen de onthutste slager 's middags op de bank kwam, sprak Fulloch er zelfs doodkalm met hem over. „Weet u," zei de kassier „ik heb me even onbe haaglijk gevoeld, toen ik het hoorde. Ik was de eenige immers, die buiten u en uw vrouw van de safe afwist." „Hoe kan iemand u verdenken, mr. Fulloch U was den heelen avond op de club, en de politie is overtuigd, dat de diefstal voor 10 uur plaats had. Nee, we moeten verder zien dan u. Wel, ik begin maar weer opnieuw. Mag ik 10 pond in goud van u, als gunst voor een ouden klant „Zeker, zeker", lachte de kassier. „Maar als ik u was, liet ik al mijn geld toch voortaan maar op de bank." Den volgenden morgen arriveerde de nieuwe kassier. Hij bleek een uiterst secuur man, die den inhoud van alle zakken nauwkeurig telde. Fulloch grinnikte opnieuw. Als dit eens twee dagen eerder gebeurd was Maar nu Hij was veilig Veilig Om vier uur was hij klaar. Hij had van iedereen afscheid genomen, behalve van mr. Woolff, die op zijn privé-kantoor in conferentie was met een bezoeker. Och, hij zou mr. Woolff later nog wel eens spreken, 't kwam er nu toch eigenlijk niet meer op aan. Hij kleedde zich, ging zelfs zoover, Flits, die voor het laatst de zware deur voor hem opende, de hand te geven en hem een flinke fooi toe te stoppen. Op straat bleef hij even staan om een sigaret op te steken. Voor het laatst was hij hier geweest. Reeds begon de nauwe straat met haar oude huizen hem vreemd te schijnen. Morgen begon zijn nieuwe groote carrière in de city. Hij voelde geen spijt integendeel, de diefstal was gerecht vaardigd nu kreeg hij pas gelegenheid zijn financieele talenten te toonen. Men kon hem niets meer maken zelfs den steen had hij in den rivier gegooid, en den zakdoek verbrand. Hij haalde diep adem en wilde vooruit gaan. Plotseling doorvoer hem een ijzige schrik hij voelde een hand op zijn arm. Hij draaide zich met een schok om en keek inspecteur Dawson in het gezicht. „U is mijn arrestant, mr. Fulloch," zei de inspec teur, „wegens diefstal van 150 pond ten nadeele van mr. Roberts Bewijzen Mr. Roberts kraste altijd een kleine R. op elk goudstuk, dat hij achter zijn paneel wegborg. U verrekende vandaag een cheque met hem, en betaalde hem met zijn eigen goud."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21