3 JOHN LAURENCE 1018 VRIJDAG 6 JANUARI 1933 No. 32 De Vischmarkt met de Korenbeurs en de Akerk te Groningen. Er was ercis (dat wil natuurlijk zeggenal heel lang geleden, want tegenwoordig zijn ze in alle winkels heel erg vriendelijk) een barsche winkelchef. Eigenlijk was hij geen chef over een hcelen winkel, maar alleen over de afdeeling kunstvoorwerpen in den Elck-Wat-Wils-Bazar, en hij was de schrik van alle bedienden en verkoop stertjes, en de brombeer onder de winkelchefs. Hij wrong zijn borst naar voren en bedreigde degenen die onder hem stonden met rapporten en boeten en den zak, tot zij allen de wanhoop nabij waren. Maar in het bijzijn van zijn meerderen was hij de zalfachtigheid zelve. Nu gebeurde het op zekeren dag, dat er een klant den Elck-Wat-Wils-Bazar binnenkwam, en met een zacht bescheiden stemmetje den weg vroeg naar de afdeeling kunstvoorwerpen. Hij beefde als er tegen hem gesproken werd, en met een bui ging bedankte hij den portier bij de draaideur. Toen hij echter bij de afdeeling kunstvoorwer pen kwam, kreeg hij een kleur, want de barsche winkelchef, de beschroomdheid van den klant opmerkend, schreeuwde met een norsche stem „En wat wou tl en hij vergat het woordje meneer, want de klant was niet in de puntjes ge kleed, hoewel hij er tamelijk netjes uitzag. „Ik moet 'n eh.... theepot hebben," stot terde het bedeesde mannetje den barschen winkel- chef toe. ,,'t Is hier geen pothuis," spotte laatstgenoemde, en zoo sprekende wrong hij zijn borst naar voren met een zwaaibeweging van zijn vettige hand wees hij den beschroomden klant naar den uitgang. De schuchtere klant nu was danig uit het veld door geslagen, want hij was er niet op verdacht, een zoo barschen winkelchef te ontmoeten. In zijn ver warring keerde hij zich snel om, zonder goed te kijken, en daardoor wierp hij een antieke vaas omver, die gemerkt was„Speciale aanbieding I 4,85 zeer verminderde prijs." En de antieke vaas veranderde aanstonds in negen en negentig stukjes. „Daar hèb je 't nou," brulde de barsche winkel chef, zoo barsch, dat iedereen 't hooren kon. „En," ging hij voort, terwijl er een groote menigte be dienden en verkoopstertjes om het geval heen kwam staan, „je zult er voor bloeden óók," en hij zei nog heel wat meer, dat ongeveer op 't zelfde neerkwam. „Ik kon 't niet helpen 1" kreunde het bedeesde mannetje, want een ander excuus schoot hem niet zoo gauw te binnen. „Kun je 't niet helpen raasde de barsche winkelchef. „Wie kan 't dan wèl helpen Bevend keerde het beschroomde klantje zich om, teneinde te vluchten, maar op bevel van den potentaat werd hij stevig vastgehouden. „Zoo, wou jij wegtippelen 1" riep de man met het jacquet en de bazigheid. „Ik zal je leeren Zoo sprekende gaf hij één zijner onderhoorigen bevel, een politieagent te ontbieden. „Of die persoon," zoo ging hij voort, „moest zich bereid toonen de aangerichte schade te vergoeden...." „Ik heb geen klein geld," klaagde het weerlooze slachtoffer, bleek tot in de lippen. „Ik had niets meer, en ik heb pas mijn salaris ontvangen...." vervolgde hij op smeekenden toon. „Zoo en hoeveel is je salaris?" vroeg de bar sche winkelchef op brutalen, bemoeizieken toon. „Tweehonderd per maand," trilde de stem van den beschroomden klant. „Dus dan heb je in ieder geval een briefje van honderd bij je," zei de bulderbas, en met een triom fantelijke!! blik keek hij den kring zijner onder hoorigen rond. „Haal uit je zak 1" Bijna snikkend bracht het verlegen mannetje een versleten portefeuille te voorschijn, waaruit hij vervolgens een bankbiljet trok. „Hier, viervijfentachtig afhouden," beval de barsche chef aan een der bazar-slaven. „Geef hem de rest terug, en zet hem de deur uit." Met een handgebaar zond hij de anderen, die in de nabijheid stonden, weg, terwijl de bedeesde klant vluchtte, met een zucht van verlichting, 95,15 aan wisselgeld. Het was vier uur dienzelfden middag, toen een der directeuren op den barschen winkelchef toekwam en hem mededeelde, dat hij de orde van den Zak met de Banden kreeg wegens het in ontvangst nemen van een valsch briefje van honderd gulden. Intusschen was de bedeesde klant denzelfden laaghartigen streek aan 't uithalen in een anderen bazar, in een andere stad, en hij oogstte heel wat onberispelijk wisselgeld. Moraal Het kwaad loont zijn meester 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 26