'Vet oanfiiet. No. 32 VRIJDAG 6 JANUARI 1933 1021 HOOFDSTUK XVIII. Men beweert, dat zigeuners slapen als honden met één oog open. Lang voordat zij haar bereikt hadden, had Lottie hen gehoordmet één sprong was zij overeind en zij tuurde in de duis ternis. „Wat is er, Lottie vroeg Marga, die dacht dat het Dick was. „Dat zijn rijkelui, Marga I" fluis terde Lottie met heesche stem. „Kijk eens wat een bontjassen. Wat komen die hier zoeken Zij bleef als aan den grond vastgenageld staan, terwijl 't ongekamde Een meisje ait Annam met de metalen hals- versiering, waarvan het aantal ringen verband houdt met leeftijd en welgesteldheid van haar familie. Katie hun beval rustig te blijven zitten. Nadat zij een plekje voor haar naast zich vrijgemaakt had, zei zij „Wel, Marga, waar heb je zoolang gezeten Je zult wel honger hebben. En ik heb niets meer over behalve de portie voor mijnheer Jack." „Bewaar die maar voor hem," zei Marga. „Hij zal wel honger hebben en ik heb geen trek." De oudere vrouw schonk 'n kop thee in, terwijl Marga haar koffertje leeg pakte en koekjes begon rónd te deelen. „Wat voor nieuws breng je mee vroeg moeder Katie. „Nieuws antwoordde Marga. „Wat voor nieuws zou er zijn „Je bent al net als mijnheer Jack," merkte de oude vrouw op, terwijl Marga zich over haar kopje boog, „die zwerft ook zoo'n heelen dag rond, zonder ooit wat te vertellen te hebben." „Hij kan elk oogenblik terug zijn," merkte Marga op. „Ik hoop het voor hem," zei moeder Katie droog. Geleidelijk trokken allen weg en zochten hun woonwagens en tenten weer op. Marga bleef ten laatste alleen achter. Van tijd tot tijd lichtte zij het hoofd op, alsof zij aandachtig luisterde, doch als de stap, dien zij gehoord had, verder ging, boog zij het hoofd weer en staarde voor zich uit. Eindelijk ver nam zij een geluid, dat zij uit duizenden zou herkennen, en met één sprong was zij overeind. Reeds stond Dick naast haar. Dick nam haar in zijn armen en kuste haar op het naar hem toegewende gelaat. Toen zij zich uit zijn om helzing had losgemaakt, zei zij „Jack, ik heb hier op je gewacht om je te zeggen, dat oom Jake hier is. Waarom zou hij hierheen gekomen zijn, denk je En met een bezorgden blik keek zij naar hem op. „Het is iets nieuws voor me, je zenuwachtig te zien, Marga," antwoordde hij met een lachje. „Ik was bang, dat hij iets zou vermoeden," fluisterde zij hem toe. „Weineen, onzin I" viel hij in. „Hij is alleen teruggekomen, omdat hij waarschijnlijk wat geld van Davy leencn wil of van mij/ En hij kan het krijgen ook. Vanavond zou ik niemand iets kunnen weigeren. En dan bewe ren ze nog, dat er geen geluk bestaat op deze wereld I" Hij lachte zachtjes Marga keek angstig om zich heen en klemde zich aan hem vast. „O, wees toch voorzichtig I" maande zij hem met haar liefste stemmetje aan, „zij zwerven hier allemaal om ons heen. Misschien bespieden ze ons wel. Gelukkig! Ben je werkelijk gelukkig?" En haar donkere oogen zochten met het vuur der liefde de zijne. „De gelukkigste man, die ooit in dit tranendal heeft rondgewandeld," antwoordde Dick uit de volheid zijns harten. „Kom, dan gaan we een beetje het bosch in, liefste." „Nee, nee," zei ze, terwijl ze hem met een liefdevol gebaar terug hield. „Luister, wat is dat?" „Een paard, dat losgebroken is," antwoordde hij. „Het is dat ellendige veulen weer. Er zit niets anders op dan dat ik er even heenga om het te van gen." Marga zette zich opnieuw bij het kampvuur en staarde met oogen, die niets zagen, in het vuur. Tien minuten snelden voorbij, zonder dat zij zich ergens van hewust was, want Marga droomde van een gelukkige toekomst, samen met Jack. Juist een half uur te voren had een auto voor een der buitenherbergen stilgehouden. Seymour stapte uit en vroeg den waard, of daar ergens zigeu ners in de buurt rondzwierven. „Soms wel, mijnheer," antwoordde deze. „Wij liggen hier min of meer van den hoofdweg af en hebben er zoodoende niet zooveel last van. Maar dat is waar ook, een dag of wat geleden was er nog een kamp in de bosschen. Misschien is het er nog, mijnheer." En hij wees Seymour, waar het ongeveer zijn moest. Deze raadpleegde zijn wegenkaart en wendde zich tot de gravin, die in den wagen zat. Toen zei hij „De naaste stad is ongeveer 'n mijl of vijf hier vandaan. Zou het niet het beste zijn, daar den nacht door te brengen en dan morgen onzen speurtocht voort te zetten „Zooals je wilt," antwoordde de gravin van Landon, vermoeid overeind rijzend en zonder op Irene's wanhopig gezicht te Ietten. Juist wilde Seymour zich weer achter 't stuur van den wagen zetten, toen zijn oog getroffen werd door een licht, dat hem van tusschen de hoo rnen tegenschitterde. Met één sprong was hij weer uit den auto en hij verdween zonder een woord te zeggen in het zwart van den nacht. Nauwelijks een minuut later was hij terug en zich door de ge opende ruit naar binnen buigend, zei hij op een toon van onvoorwaardelijke overtuiging „Er is daar een zigeunerkamp. Zullen wij „Als je denkt, dat het eenig nut heeft," zei de gravin, terwijl zij met een vermoeid gebaar uitstapte. Meer dood dan levend kwam Irene achter hen bei den aan. Behoedzaam traden zij, met Seymour voorop, op het kamp toe. Toen zij naderbij kwamen, zagen zij Marga bij het kampvuur zitten, terwijl Lottie languit op den grond lag te slapen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29