TUIL DOT 1044 VRIJDAG 13 JANUARI 1933 No. 33 Het huiswerk van den visscher Toen Bnrgess vierentwintig was, erfde hij de zaak van z'n vader, en toen hij negenen twintig was, leverde hij de heele geschie denis uit aan zijn schuldeischers en ging vacantie nemen in Sandleigh. Hij had al die vijf jaar geen vacantie kunnen nemen nu moest het dus maar eens, dacht hij. Hij had tweehonderd pond hij kon voor 't oogen- blik voort. Hij wou zijn hersens vrijmaken van het zakenstof hij wou weer eens jong zijn dan kon hij frisch verder zien. Hij was blij, aan het diner op zijn eersten avond in Sandleigh, dat zijn garderobe in orde was. Na het eten ging hij in de vestibule een sigaret rooken en naar de verre muziek luisteren en toen zag hij, niet ver van zich af, een meisje zitten, dat zeer de moeite waard was om naar te kijken. Hij keek nu en dan naar haar en telde haar aantrekkelijkheden op hij kwam tot het besluit, dat hij zich niet tevreden zou voelen in Sandleigh, vóór hij met haar had kennis gemaakt. Dit zou spoediger gebeuren dan hij dacht. Het meisje had ook naar hem gekeken, misschien met haar metgezel over hem gesproken die staar de althans naar Burgess, liet een uitroep van verwondering hooren, zei „Een oogenblikje en stond op. Hij ging naar Burgess. „Ned Burgess. Wat heb ik jou in lang niet ge zien 1" „Southwick Hoe maak jij 't." „Best. Ik blijf van den winter hier. Jij ook „Nee een paar weken, denk ik." „Dan zal ik je eens gauw aan een paar menschen voorstellen.... Ik zal je maar vast vertellen, dat de bakvisschen hier zich bar ongerust over je ma ken." „Ongerust Hoezoo „Ze zijn bang, dat je niet blijft Het verwonderde Burgess zelf, dat hij zooveel pleizier had in die grove vleierij. Tweemaal hield door HOLWORTHY HALL hij zichzelf voor, tijdens den korten tocht door de vestibule, dat hij niets met jongelui te maken had hij kon ze alleen maar vervelen, en zij hem. Maar toch voelde hij een eigenaardige blijdschap, toen hij aan het meisje, dat zijn aandacht getrok ken had, werd voorgesteld. In een oogenblik zag hij, dat ze nog meer was dan hij al had opgemerkt zij kwam gevaarlijk dicht bij zijn ideaal.... Den volgenden dag reeds begon hij zich af te vragen, hoe Southwick en diens kennissen over hem denken zouden, als zij wisten, hoe hij er voor stond. Southwick scheen te zwemmen in 't geld en juffrouw Robinson leek hem ongeveer het weel derigste persoontje, dat hij ooit ontmoet had. Ze scheen massa's dure kleeren te hebben, en eens was hij er bij, toen zij een gouden beursje kocht, om iemand cadeau te geven, en niet eens naar den prijs vroeg. Die bleek driehonderd gulden te zijn, en zij betaalde zonder blikken of blozen. En toch, bij nader inzien was Burgess niet bang, wat juf frouw Robinson van hem denken zou, als zij op de hoogte was van zijn armoede. Hij kwam er zelfs toe, haar van dit feit onbeschroomd op de hoogte te brengen. Ze bleef heel kalm en lief en begon met wijsgeerige opmerkingen dat armoede iets be trekkelijks is, en zoo. Waarschijnlijk schatte ze hem nog op een twintigduizend gulden. En ondanks zijn armoede al vergat hij die geen oogenblik begon hij haar lief te krijgen. Toen hij goed wist, dat het zoo wós, ergerde hij zich en verzekerde zichzelf wanhopig, dat hij 't niet helpen kon. Het ergste was, dat zij hem aanmoedigde, 't Eene oogenblik hoopte, het andere vreesde hij, dat haar gevoelens even innig waren als de zijne. Het beste zou zijn, zich uit de voeten te maken maar dat kón hij niet. Dus deed hij iets anders hij meed haar en als hij haar niet mijden kon, deed hij luchtig en onverschillig. Het bleek haar pijn te doen er kwam een dag, dat ze hem dit zei. Eerst draaide hij er nog wat omheen toen kwam het hooge woord er uit. „Je zou 't me een boel gemakkelijker kunnen maken, als je wou. Ik voel me alleen maar geluk kig, als ik je zien kan en hooren en liefhebben, maar ik kan je nooit vragen, om met me te trou wen. Dóarom kan ik niet.... gewoon tegen je doen." „Is dat nu een reden vroeg ze. „Je begrijpt 't niet. Ik zou je niets aan kunnen bieden dan mezelf. Ik kan in een jaar nog niet zooveel uitgeven, als jij in een week doet. Ik ben een mislukkeling ik heb zelfs geen vooruitzicht.... Als ik onaardig tegen je ben, is 't alleen, omdat ik je ontzien wil omdat omdat ik je te lief heb.... zoo lief heb, dat ik je wil sparen...." Zij keek hem aan en sloeg snel haar oogen weer neer. Toen keek zij hem weer aan, en haar adem joeg. Zij was bleek. Haar hand kwam op zijn arm, ging omhoog en bleef liggen op zijn schouder. Het was ongeioofelijk, maar het was waar Bur gess hield zichzelf voortdurend voor, dat het niet kon, dat het niet mocht - - en toch gingen zijn armen om haar heen, zijn lippen raakten haar wang zij hield haar adem in, en Burgess vergat zijn gewetensbezwaren. Zij hadden elkaar gekust, en zaten stom, ver baasd. Burgess sprak het eerst. „En toch is 't verkéérd, Helen „Weet je zeker.... dat je zooveel van me houdt „Of ik dat zeker weet...." „Dacht je dan dat ik je voor iéts ter wereld zou laten gaan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 20